Als hij terug beneden was, zeide de meester-koolbrander tot hem:
- Hier is brood, kaas ende bier. Eet als gij honger, drinkt als gij dorst hebt.
Uilenspiegel dede teeken met de hand dat hij honger noch dorst had.
Toen ging hij voort met Lamme die schrijlings op zijnen ezel zat, terwijl
Uilenspiegel den zijne bij den halster geleidde.
Zij kwamen aan de hut van de uitzinnige Katelijne, bonden hunne ezelen vast en
gingen binnen. Het was het etensuur. Op de tafel stond eene pateel
prinsessenboonen, ondereengestoofd met boerenteenen. Katelijne was aan 't eten,
terwijl Nele recht stond met de sauspan in de hand, gereed om saus te gieten in
de teil van Katelijne.
Als Uilenspiegel binnentrad, was zij zoo ontroerd, zoo aangedaan dat zij de
sauspan met heel den inhoud in de teil van Katelijne liet vallen. De uitzinnige
schuddebolde en zocht met heuren lepel de boerenteenen uit, rondom de sauspan,
en sloeg op heur voorhoofd en sprak:
- Doe het vuur weg! mijn hoofd brandt.
De reuk van de azijnsaus streelde Lammes neus en scherpte zijnen eetlust.
Uilenspiegel bleef staan en, in zijne groote droefheid, bezag hij Nele met een
teederen, liefderijken glimlach.
En zonder tot hem een woord te richten, vloog Nele hem om den hals. Zij ook
scheen uitzinnig, zij weende, lachte, en zeide enkellijk, blozend van zoet en
innig genoegen:
- Thijl! Thijl!
Uilenspiegel, gelukkig, kon zijne oogen niet wenden van zijne geliefde, die zich
eensklaps zachtjes losmaakte en eenen stap achteruitweek, om hem beter te
bezien; vervolgens vloog ze, van her, blijde om zijnen hals en drukte ze hem
tegen de borst, en dit herhaalde reizen achtereen. Zalig van geluk, hield hij ze
vast, zonder van heur te kunnen scheiden, totdat zij, moede en