XIV
Het was het einde van October. Geld ontbrak aan den prins, zijne soldaten hadden
honger. Zij morden, de prins marcheerde naar Frankrijk en bood den hertog 't
gevecht aan, maar deze weigerde hetzelve.
Uit Quesnoy-le-Comte vertrekkende om naar het land van Kamerijk te gaan,
ontmoette hij tien compagniën Duitschers, acht vendels Spanjaards en drij
kornetten ruiterij, aangevoerd door don Ruffele Henricis, zoon des hertogs, die
te midden des gevechts was en riep in het Spaansch:
- Ter dood! ter dood! Geen kwartier! Leve de Paus!
Don Henricis was toen tegenover de compagnie busschutters, waar Uilenspiegel
tiendenier was, en hij wierp zich op hen met zijne mannen.
Uilenspiegel zeide tot den bentserjant:
- Ik ga dien beul zijne tong in twee snijden.
- Snij maar op, zei de serjant.
En Uilenspiegel verplette, met een goed gerichten kogel, de tong en het bekkeneel
van don Ruffele Henricis, zoon van den hertog.
Uilenspiegel schoot den zoon van den markies Delmarès van zijn peerd.
De acht vendels en de drij kornetten wierden verslagen.
Na die zegepraal zocht Uilenspiegel naar Lamme, in het kamp en in 't ronde, maar
hij vond hem niet.