Judocus Grijpstuiver
er ook was, was Klaas lustig aan 't drinken, en Jan van Roosebeke zegde tot hem:
- 't Is zonde Gods van zoo te drinken!
Klaas antwoordde:
- Voor elk pintje te veel brandt men maar een halven dag. En 'k heb tienduizend
jaar aflaat in mijne tassche. Wie wil er honderd jaar, om zonder vrees voor de
pijnen der hel, den god Bacchus te dienen?
Allen riepen:
- Hoeveel vraagt gij er voor?
- Eene pinte, antwoordde Klaas, maar honderd vijftig jaar geef ik voor eene
portie konijn.
En eenieder kwam bij en betaalde aan Klaas pinten kuite en muskens hesp en
konijn, en eenieder sneed hij een stuksken perkament. Maar 't was Klaas niet die
alles opat en uitdronk, maar Lamme Goedzak, dewelke at dat hij oogenschijnlijk
opzwol, terwijl Klaas met zijne koopwaar de taveerne rondging.
Grijpstuiver keerde zijn schrokkig gezicht naar hem toe.
- Kunt gij tien dagen missen? vroeg hij.
- Neen, antwoordde Klaas, dat is te moeilijk om snijden.
Een iegelijk lachte, en Grijpstuiver kropte zijne woede op.
Toen trok Klaas naar zijne hut, gevolgd door Lamme, die stapte alsof hij wollen
beenen aan zijn lijf gehad.