- Wel, eenen wolf maken, antwoordde Uilenspiegel.
- Leelijke spotter, sprak de kleermaker, ik had U gezegd van eenen wolf te maken,
't is waar, maar gij weet wel dat een wolf een boerenwambuis is.
Eenigen tijd naderhand zegde hij hem:
- Jongen, gooi nog eens gauw de mouwen aan dien bovenkerel daar, eer gij slapen
gaat.
Uilenspiegel hing den bovenkerel aan eenen nagel en bracht heel den nacht door
met de mouwen naar het kleedingstuk te werpen.
Op het gerucht dat hij maakte, kwam de kleermaker kijken.
- Deugniet, sprak hij, welke kwade poets zijt gij mij weer aan 't bakken?
- Gij heet dat eene kwade poets? antwoordde Uilenspiegel. Bezie die mouwen, heel
den nacht gooi ik ze naar den bovenkerel, en ze zijn er nog niet aan.
- Dat spreekt van zelf, zei de kleermaker, ook gooi ik U op straat, om te zien of
gij er niet zoudt aan geraken.