Het gemeen dat volgde zegde:
- 't Is eene ongemeene wreedheid, dien armen jongen voor zulk een gering vergrijp
ter dood te veroordeelen.
En de wevers die daar met groote menigte onder de wapens stonden, zegden:
- Wij zullen Uilenspiegel niet laten ophangen, dat is in strijd met de costume
van Oudenaarde.
Doch men kwam aan het galgeveld. Uilenspiegel werd op de ladder getrokken, en de
beul dede de koorde rond zijnen hals. De wevers drongen rond de galge. De
provoost was daar, met de roede der justitie bij zich, met dewelke hij op bevel
van den keizer het teeken van de uitvoering moest geven.
Heel het vergaderde volk riep:
- Genade! genade voor Uilenspiegel!
Uilenspiegel, van op zijne ladder, sprak:
- Medelijden! genadige keizer!
De keizer hief de hand op en sprak:
- Als die deugniet mij iets vraagt dat ik niet doen kan, zal ik hem het leven
schenken!
- Spreek, Uilenspiegel, riep het volk.
De vrouwen weenden en spraken:
- Hij moet sterven, de jongen, want de keizer kan alles.
En allen riepen:
- Spreek, Uilenspiegel!
- Heilige Majesteit, sprak Uilenspiegel, ik zal U noch geld, noch erfgoederen,
noch het leven vragen, doch enkellijk iets voor hetwelk gij beloven moet, als ik
zoo spreken durf, mij niet te zullen doen geeselen of radbraken, vóór dat ik
naar de andere wereld vertrek.
- Ik beloof het, sprak de keizer.
- Majesteit, zei Uilenspiegel, ik vraag dat, vóór ik gehangen worde, gij mijnen
mond komt kussen met denwelken ik geen Vlaamsch spreke...