eene keers om te zien, en hij kreeg van zijn meester
het volgende antwoord:
- Buil het meel in den maneschijn.
Uilenspiegel wilde op de letter gehoorzamen en builde het meel ten gronde, daar
waar de mane scheen.
Als de kwabakker 's morgens kwam zien naar Uilenspiegels werk, vond hij hem nog
builen.
- Kost het meel dan geen geld meer, sprak hij, dat gij het nu op den grond built?
- Ik heb het meel in den maneschijn gebuild, gelijk gij mij geheeten hebt,
antwoordde Uilenspiegel.
De bakker antwoordde:
- Ezel die ge zijt, 't was door eene zeef dat gij het moest doen.
- Ik meende dat de maan eene zeef van nieuwe uitvinding was, antwoordde
Uilenspiegel. Maar er zal niet veel verloren gaan, ik zal het meel opscheppen.
- 't Is nu te laat, antwoordde de bakker, om deeg te maken en te bakken.
Uilenspiegel sprak:
- Baas, het deeg van onzen buurman is gereed in den trog, wil ik het gaan nemen?
- Loop naar de galg, antwoordde de kwabakker, en neem wat er te vinden is.
- Ik ga, baas, antwoordde Uilenspiegel.
Hij liep naar het galgeveld en vond er de verdroogde hand van een dief. Hij
bracht ze aan den kwabakker en sprak:
- Dit is eene hand van glorie die allen die ze op zich hebben onzichtbaar maken.
Wilt gij uwe slechte inborst verbergen?
- Ik ga U aanklagen bij de gemeente, antwoordde de kwabakker, en gij zult zien
dat gij het heerenrecht overtreden hebt.
Toen zij getweeën voor den burgemeester waren, wilde de kwabakker al de misdaden
van Uilenspiegel beginnen opsommen, als hij zag dat deze de oogen wijd
opensperde. Hij werd