XXXIII
Als Uilenspiegel door Brugge over de Woensdagmarkt kwam, zag hij daar eene vrouw
die rondgeleid werd door den beul en zijn knechten, en eene groote menigte
andere vrouwen die rondom haar tierden en allerhande vuile beleedigingen riepen.
Mits zij van boven aan heur kleed roode lapjes en den steen der justitie met
zijne ijzeren ketenen om den hals droeg, zag Uilenspiegel dat het eene vrouw was
die het jeugdige en maagdelijke lichaam van hare dochteren te eigen bate
verkocht had. Men zei hem dat zij Barbara hiet en getrouwd was met Jason Darue;
dat ze in dit gewaad van de eene plaats naar de andere gesleurd werd, tot dat
zij terugkwam op de Groote Markt, waar het schavot voor haar gereed stond.
Uilenspiegel volgde haar met de menigte die achter heur huilde en tierde. Als
zij op de Groote Markt terugkwam, werd zij op het schavot gebracht, aan eenen
paal gebonden, en de beul lei voor hare voeten een hoop gras en een klomp aarde,
de bediedenis van het graf.
Ook zei men aan Uilenspiegel dat men ze in 't gevang eerst gegeeseld had.
Als hij voortging, ontmoette hij Hendrik Marischal, schooier, die in de kasselrij
van West-Ieperen opgehangen geweest was; rond den hals toonde hij nog het merk
van de koorden. ‘Hij hing al in de lucht, zegde hij, en was verlost geworden
alleenlijk