En weer luisterde het volk devotelijk, doch niet zonder lachen, en de deken
glimlachte inwendiglijk.
Voorders werd Uilenspiegel voor drij jaren uit Vlaanderenland gebannen, op
voorwaarde van eene bedevaart naar Rome te doen en terug te komen met de
pauselijke absolutie.
Klaas moest drij gulden voor deze sententie betalen, maar hij gaf er nog een aan
zijn zoon en daarboven zijne pelgrimspij.
Op den dag van 't vertrek was Uilenspiegel 't hert in, als hij Klaas en Soetkin
kuste, want ze schreide bitter, de arme moeder. Zij deden hem uitgeleide tot
verre op de baan, in gezelschap van meerdere poorters en poorteressen.
Als Klaas terug in de hut trad, sprak hij tot Soetkin:
- Vrouwe, 't is toch wreed een zoo jongen knaap tot zulke strenge straffe te
veroordeelen, en dit voor eenige lichtzinnige woorden.
- Gij weent, mijn man, sprak Soetkin; gij bemint hem meerder dan ge wilt laten
blijken, want daar berst gij uit in mannelijke snikken, die de tranen des
leeuwen zijn.
Maar hij antwoordde niet.
Nele was zich in de schuur gaan verbergen, opdat niemand zien zou dat zij ook
weende voor Uilenspiegel. Van verre volgde zij Soetkin en Klaas, de poorters en
poorteressen; en als zij heuren vriend alleene zag voortgaan, liep ze naar hem
en sprong ze aan zijnen hals:
- Ginder zult gij schoone vrouwen vinden, sprak zij.
- Schoon, misschien, antwoordde Uilenspiegel, maar toch niet frisch gelijk gij,
want ze zijn allen verbrand door de zonne.
Lang nog stapten zij samen voort: Uilenspiegel was nadenkend en sprak van tijd
tot tijd:
- Die zielmissen zullen ze mij betalen.
- Welke missen en wie zal betalen? vroeg Nele.
Uilenspiegel antwoordde:
- Alle dekenen, pastoors, geestelijken, kosters en andere hooge en lage
zotskappen die ons allerhande domheden willen