XI
Mits het jaar voorspoedig geweest was, kocht Klaas voor zeven florijnen, eenen
ezel en negen halsters boonen, en op een morgen steeg hij te paard op zijn
beest. Uilenspiegel ging van achter zitten. Aldus gingen zij hun oome en oudsten
broeder, Judocus Klaas, bezoeken, die woonde omtrent Meiborg, in Duitschland.
Judocus, die in zijne jeugd eenvoudig en zachtaardig was, had velerlei
onrechtveerdigheden verduurd en was toen een eigenzinnigaard geworden; hij vatte
een haat op tegen de menschen en ging in alleenigheid leven.
Zijn vermaak was dan van twee zoogezeide trouwe vrienden met elkander te doen
vechten; dan gaf hij drie oortjes aan dengene van de twee die den andere het
ergst toegetakeld had.
Ook bracht hij gaarne, in eene warme kamer, oude en twistzieke wijven in grooten
getale bijeen, toen liet hij haar geroosterd brood eten en kruidenwijn drinken.
Aan de vrouwen die meer dan zestig jaar waren, stelde hij saaie ter hand, die zij
in een hoek moesten opbreien, daarbij beval hij haar altijd aan, hare nagels
lang te laten groeien. En 't was wonderlijk die oude heksen te hooren kuchen,