aan iedereen
in 't algemeen en in 't bijzonder, te drukken, te lezen, te hebben of voor te
staan, de boeken, schriften of leerstellingen van Martinus Luther, van Joannes
Wycliff, Joannes Huss, Marcilius van Padua, AEcolampadius, Ulricus Zwinglius,
Philippus Melanchton, Franciscus Lambertus, Joannes Pomeranus, Otto Brunselsius,
Justus Jonas, Joannes Puperis en Gorcianus, de Nieuwe Testamenten gedrukt door
Adriaan van Bergen, Christoffel van Remonda en Joannes Zel, vol Luthersche en
andere ketterijen, verworpen en veroordeeld door de Faculteit der godgeleerden
van de Universiteit van Leuven.
Mitsgaders van te maken of te doen maken smadelijke konterfeitsels of afbeeldsels
van God, van de allerheiligste Maagd Maria of van de heiligen; van te breken, te
scheuren of uit te wisschen de beelden of konterfeitsels die zouden gemaakt
geweest zijn om God en de Maagd Maria of heiligen die goedgekeurd zijn door de
Kerk, te vereeren, te herinneren of te binnen te brengen.
Voorders zegde het plakkaat dat het aan niemand toegelaten was, tot welken staat
hij ook mocht behooren, van zich te vermeten de heilige schrifture te bespreken
of te doorgronden, zelfs in zaken die twijfelachtig voorkomen, als men geen
goedgekende godgeleerde, en door geene goede Universiteit toegelaten is.
Onder andere straffen besliste Zijne Heilige Majesteit dat de verdachten nooit en
nimmer een eerbaar ambt zouden kunnen bekleeden. En die welke in hunne dwalingen
hervielen of bleven volharden, zouden veroordeeld worden om verbrand te worden
met een klein of een hard vuur, in een strooien huis of aan een paal gehecht,
naarvolgens sententie van den rechter. De andere personen zouden om hals
gebracht worden door het zweerd als zij edelen of goede burgers waren, de
gemeene manslieden zouden aan de galg geknoopt en de vrouwlieden levend begraven
worden. Om tot voorbeeld te dienen, zou hun hoofd op eenen paal gestoken worden.
Ten profijte van den keizer was