Toch was de droefheid van Zijne Majesteit uittermate groot, al de toebereidselen
van vreugde, feesten en vermakelijkheden zegde hij af, hij beval den heeren en
edelvrouwen van zijn huis den rouw aan te nemen.
En de infant werd gedoopt in zijne witte doeken. Witte doeken zijn doeken van
koninklijken rouw.
Dat alles aanschouwden de heeren en edelvrouwen als voorteekenen van rampspoed.
Niettegenstaande dat, kwam de voedster met den infant bij de heeren en
edelvrouwen van het koninklijk huis, om hem, naar oudsher gebruik, hunne
wenschen en giften te doen.
Mevrouw de la Coena hing om zijn hals een zwarten steen tegen het vergif, met
eene gouden schaal, zoo groot als eene hazelnoot. Mevrouw de Chauffade bond aan
een zijden draadje dat hem op de maag hing, eene schelp, wolfsmuil geheeten,
voor de goede spijsvertering; messire van den Steen van Vlaanderen bood hem eene
Gentsche worst aan, van vijf ellebogen lang en een halven dik, daarbij wenschte
hij hoogstnederig aan Zijne Hoogheid dat hij, alleen op den reuk van de worst,
dorst kreeg naar Gentschen klauwaart, mits al wie het bier eener stad lustte,
sprak hij, de brouwers niet haten kon; messire schildknaap Jacob Christoffel van
Castilië bad Zijne Hoogheid den Infant groenen jaspis aan zijne doorluchtige
voetjes te willen dragen, opdat hij goed zou kunnen loopen. Jan de Paepe, de
nar, die daar was, sprak toen:
- Messire, geef hem liever den horen van Josuah, bij wiens geschal al de steden
voor hem zullen beginnen loopen, met kuip, met huizen, met inwoners, mannen,
vrouwlieden en kinderen, om alles van plaats te verzetten. Want Zijne Hoogheid
moet niet leeren loopen, maar wel de anderen doen loopen.
De bedrukte weduwe van Floris van Borsele, die heer van Veere, in Zeeland was,
schonk aan Z.H. Philips eenen steen die de eigenschap had, naar zij zegde, de
mannen verliefd en de vrouwen ontroostbaar te maken.
Maar de infant schreide zonder ophouden.