Nieuwe geluiden(1924)–Dirk Coster– Auteursrecht onbekendEen keuze uit de poëzie van na den oorlog (1918-1923) Vorige Volgende [pagina 186] [p. 186] J. Slauerhoff De gouvernante MORGENWIND verkilt de warme nacht. Zij huivert, blootgewoeld, door losse haren Niet toegedekt. - Voor 't bed in witte vacht Liggen een paar natte groene blaren. Onder 't raam, over de vensterbank Hangen takken naar binnen: door het tochten Bewegen gewaden, vreemd grijs in de ochtend. Zij keert zich naar de nog donkre wand. Doorsluim'rend voelt zij zich al gewekt, In angstdroom van vallende trappen, blinde Muren, en kleeren die niet zijn te vinden... Ontwaakt, en weet terstond dat zij vertrekt. 't Soobre leven wordt nu warm weleer. Waarom heengaan? Er was toch geen reden. 't Leek eentonig maar nu, vreemd, niet meer. Moe en traag begint zij zich te kleeden, Blootstaand aan de mistroostige morgen, Als 't heel laat is gaat zij naar beneden, Haakt haar blouse dicht, de laatste treden, En zegt schor, niet opziend, goedenmorgen. [pagina 187] [p. 187] Ontbijtend bepeinst zij, hoe ze verloofd Geweest is, niet lang, zij zelf verstoorde 't. Velen verzekerden: 't was goed geworden Na de eerste tijd. Zij heeft het nooit geloofd. - - - - - - - - - - - - Reeds ingescheept voelt zij het medelijden Van haar naasten nog, in 't uitgeleide, Dat zij doen duren met aanhoudend wuiven; Zakdoeken zijn lang zichtbaar; witte duiven Van het afscheid, fladd'rend in de onzichtbre vlagen Die haar weg voeren. Nu gaat het water open Het rosse dorp verbleekt in 't eerste dagen. Als een plaat waarover water loopt. Onder veege sterren, walmende lantarens Hangt de landingssteiger over 't wad, Voor 't einde ligt de veerboot... en de stad Aan de overkant na een paar uur varens. Vorige Volgende