Nieuwe geluiden(1924)–Dirk Coster– Auteursrecht onbekendEen keuze uit de poëzie van na den oorlog (1918-1923) Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] Kentering ER is geroepen, ik heb het verstaan. Ik was spelend met sierselen en kleurige kralen; Met goud en zijde en flonkerende steenen lag mijn tafel vol; Mijn huis was stijf-gepakt met kostbaarheid, zeld- zaam en opzettelijk, Het was warm en Oostersch en zoo vol en prachtig. In het rijke duister brandden zware lampen. - Maar nu is er geroepen, ik kom, en er is blijheid en licht, In den tuin zingt een vogel. Ik zal nu naar buiten gaan en alles achterlaten. Er is geroepen, ik heb het verstaan. Het was een groot concert, duizend heeren werkten. Zwarte panden, witte borsten, roode hoofden, snor- ren golfden in extasen. In gelederen gromden bassen en er waren zoete koele fluiten, koperen seinen, Flitsen en lansen, vlaggen en vlammen en vlagen vleiende violen. Zwijmeling zweefde van geuren en lokken van warme vrouwen, gebabbel en zachtheid van haren. Het was rijk en schoon en zoo kunstig. Toen is er zachtjes gewaarschuwd en ik ben op- gestaan. Buiten stond hoog en eeuwig de nacht. Ik zal nu haar koude drinken en versteenen. [pagina 102] [p. 102] Er is geroepen, ik heb het verstaan. Ik was werkend aan mijn taken, velerlei had ik onderhanden. Het was goed berekend, het was ingedeeld en be- raamd. Het was geordend en geschikt, in plannen en schema's, in teekeningen en roosters, geborgen in mijn kast en in mijn portefeuilles. Materialen lagen gereed, er lagen onderdeelen en constructies, er lag half afgewerkt en pas be- gonnen, er lagen programma's en schetsen. Producten gereed stonden opgeschikt op rijtjes. Er waren agenda's voor iederen dag. En ik wist altijd, hoe laat het was en wat nog af moest vandaag. Ik werkte methodisch, naar degelijk systeem. Mijn tijd was verdeeld en een belletje waarschuwde tegen het eind van den regel. Ik nummerde de dagen, ik schikte de weken en belastte ze vooraf, Ik regeerde het jaar en stopte het vol, als een worst. Ja, ik had het druk en ook moeilijk en heel warm, want dikwijls mislukte er iets, Op het botte gedrag van de werkelijkheid, die zonder regel of vorm is, En ik moest scharrelen als een mier met een houtje zevenmaal op tegen dezelfde kluit. Maar ik won veel en dik was het register mijner bezittingen. - Toen is er even gefluisterd en ik ben heengegaan, Nu waait een koele mildheid om mijn slapen; [pagina 103] [p. 103] Ik lig ontbonden in een wijde rust. Ik weet nu, ik hoor nu voortaan toe aan een werk, dat stil is en heimelijk, Dat is van de boomen, die wiegen met den wind, dat is van de zon, die glinstert op de rivier, Dat is van den regen, die ritselt in het gras, dat is van de vochtige oogen van dieren. Ik zal nu altijd vrij zijn en alles verliezen. Ik zal maar wandelen en toezien. Er is nu tijd en ruimte om mij heen als om Godzelf. Ja, ik zal nu misschien wel niets meer afmaken. Vorige Volgende