Qui recte novit, omnia ex naturae divinae necessitate sequi, et secundum aeternas Naturae leges fieri, is sane nihil reperiet, quod Odio, Risu aut Contemptu dignum sit, nec cujusquam miserebitur...
Spinoza
NIETS is, dat niet goddelijk is.
Daarom wil ik niets uitzonderen.
Ik geef geen namen.
Ik laat adel en schoonheid liggen, ik vraag niet
naar recht, ik blijf niet staan bij slecht en leelijk.
Goed en deugdzaam gaan mij niet aan.
De regen regent over bosch en zee en over de stille
velden.
In de slootjes regent de regen, op de verre buiten-
wegen en op het zinken platje van de keuken.
In de vuile gootjes van de binnenstad regent de
regen en de regen regent op de keetjes van de
burgerwacht
En op het trottoir met de natte krant, de uieschil
en het lucifertje.
De gevangene in zijn cel hoort de regen, de moeder
staat voor het raam met haar kindje.
De kelner staart in den regen door de spiegelruit
voorbij het kleintje koffie.
De politicus loopt op en neer in zijn kamer en
bedenkt, wat hij zeggen zal, maar hij blijft staan
en luistert naar den regen.
[pagina 100]
[p. 100]
De regen regent over de schepen in de havens,
over het station en de emplacementen, over de
fabrieken buiten de stad,
En over het oude paard van den kolenwagen aan
den overkant.
Zachtjes ritselt de regen in de graskantjes van den
weg;
Zij leekt langs de planken van het fietsenhok en
langs het warme gezicht van het schoolmeisje,
Langs het gelaat van den ouden man, die heeft
liefgehad, langs de vale gezichten van den
chauffeur en den journalist met zijn potloodje.
Op de roode pannendaken der oude huizen, op de
afdakjes en de binnenplaatsen, in de steegjes
en de hofjes en in de groene grachten van de
oude stad regent de regen.
Zij regent pokkeputjes in het kille strand, waar het