Nieuwe geluiden(1924)–Dirk Coster– Auteursrecht onbekendEen keuze uit de poëzie van na den oorlog (1918-1923) Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] III IK had aan U gebiecht al mijne zonden, Ik joeg de duistre vogels van hun nest Wier bek en klauw mijn eigenst leven konden Verscheuren - zie, hoe mij nu niets meer rest, Zoo ben 'k. - ‘Niets meer?’ Klaar als der heemlen gronden Schouwde ik Uw oogen, stil op mij gevest. De liefde lacht, - toen sloot uw mond mijn mond en Hieldt gij mijn hoofd dicht tegen U geprest. O Liefde, die een altijd door vergeven Zijt, hoe maakt gij ook dezen einder wijd Als nooit en 'k leef uw goddelijke leven. Gij wascht mijn oogen rein en Uw genade Ontzondigt mij van zielsverderf en schade - En in mij, Liefde, is Uw oneindigheid. Vorige Volgende