Kompleete dichtwerken. Deel 2
(1862)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij
[pagina 374]
| |
Soyons comme l'oiseau.aant.Soyons comme l'oiseau, posé pour un instant Sur des rameaux trop frêles, Zijn we als de vogel, wien in schommelende abeelen
Een onbezorgde wiegling lust:
Die 't takjen trillen voelt, en evenwel blijft kwelen -
Zich zelf zijn vleugelen bewust.
(Anders.)
Aan den zanger van 't woud mag de dichter zich spieglen,
By het schudden des loofs onvervaard.
't Is zijn lust, zich al zingend op 't takjen te wieglen -
o! Ten wolken heen drijft hem zijn aart.
| |
[pagina 375]
| |
De nachtegaal ontziet zich niet te zingen,
Ofschoon de boomtak schudd' en trill':
Zy geeft zich meê aan al zijn schommelingen -
En wijkt naar boven als zy wil.
(Anders.)
Het vogeltjen op 't golven van de takken
Zingt ongestoord den toongalm die hem lust;
De brooze twijg dreig', daar hy kweelt, te knakken -
Hy is zich zelf zijn vleugelen bewust.
1839. |
|