Kompleete dichtwerken. Deel 2
(1862)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij
[pagina 176]
| |
Geestelijke wapenkreet.aant.Niet door kracht, noch door geweld, maar door mijnen Geest zal het geschieden, zegt de Heer der heirscharen. Wanneer God opstaat van Zijn troon,
Om 't werk des Hoogmoeds te verstoren,
Dan daveren de hemelkoren
Van een gewijden oorlogstoon!
God schaart Zijn krijgsliên om zich henen,
God is Zijn heiligen verschenen,
Gezeten op een etherwolk!
God wil op 't aardrijk nederdalen,
Om 't recht der Waarheid te verhalen
Op 't aan Zijn vijand offrend volk!
| |
[pagina 177]
| |
De hemel, die dat leger ziet,
Ontzet, schoon onbesmet van boosheid!
Maar 't aardrijk in zijn goddeloosheid
Slaapt dóór, en hoort den krijgsgalm niet.
Gy, gy-alléén in geestverrukking,
Gy ziet te midden der verdrukking,
O uitverkoren Bruid van God!
Den Geest van uit Zijn boezem schieten,
Die eens heel de aarde zal doorvlieten,
En reinigen van 't lastrend rot!
Een storm gaat vlammende vooruit,
Om Zijne wegen te bereiden!
Bekeer, bekeer u, harde Heiden!
Of val de gramschap Gods ten buit!
Hoogmoedigen, gy wordt verslonden!
Gomorrhaas, in den droom der zonden
Verrascht u de aankomst van Gods kracht!
En, zaamgezworen Waanverlichters!
Met Baalsprofeten, Babelstichters,
Verzinkt ge in één verwarringsnacht!
| |
[pagina 178]
| |
Ja! ook deze eeuw van helsche trots
Zal 't wraakgerichte Gods getuigen!
Zy zal den ijzren schedel buigen
Voor de opgeheven roede Gods!
Te lang reeds zuchten Zijn getrouwen,
By 't hemeltergend outerbouwen
Aan d' Oppervorst der duisternis!
Te lang reeds heerschen de onverlaten,
Die Jesus bloedverzoening haten,
En wien Zijn kruis een gruwel is.
Ach! Christenstaten zagen wy
Zich uit des Heilands teugels rukken!
De leer der Waarheid snood verdrukken
Met onweêrhouden razernij!
Leviet en Priester afgevallen,
Bemoedigend de duizendtallen
Van 't Godverlatend Israël,
Om op onreine koe-altaren
Met Heidnenbijgeloof te staren,
En heil te wachten van de hel!
| |
[pagina 179]
| |
De macht des afgronds heeft haar tijd,
Maar de eeuwigheid is van den Heere!
Hoe Satan ook door list regeere,
Hy is verpletterd, als hy strijdt.
Hy worde dan tot krijg gedwongen,
De scepter aan zijn vuist ontwrongen,
Hy, van 't geroofde licht ontbloot,
En 't geen hy is, dat zal hy blijken,
Die voor mijn Heiland moest bezwijken,
De afzichtbre Koning van den dood.
Wel aan, geloovigen! ziet rond!
't Is plicht in Gods geduchte werken
Der tijden teeknen op te merken,
Waar zich Zijn naadring door verkondt!
Ziet hier de twijfelaars verstommen,
Daar, rustverstoorderen by drommen
In band gehouden en ontzag!
Hier, zondaars, heidnen, tollenaren,
Daar, stoute Godverloochenaren,
Ontwaakt voor d' Evangeliedag.
| |
[pagina 180]
| |
De godsdiensthater durft niet meer
Zijn gruwelleer zoo stout belijden!
Hy plooit, hy zoekt den strijd te mijden,
Hy wijkt, hy vliedt; of, keert hy weêr,
Zoo huichelt de onmacht van Zijn woede
Een vrede, dien zijn hart nooit voedde,
En neemt een laffe list te baat,
Om gif te mengen in Gods woorden,
Gericht om in 't geheim te moorden,
Doch reeds verijdeld in Gods Raad.
Maar Jesus vrienden scheppen moed!
Zy doen op nieuw de kruisbanieren
Met hartbezielend golven zwieren,
En branden weêr van ijvergloed!
Zy voelen zich door God gezonden,
Om 't aan elkander te verkonden,
Om 't te verkonden aan 't heelal!
Ja! Jesus is voor ons gestorven,
Hy heeft ons met Zijn bloed verworven,
Gered van d' eindeloozen val!
| |
[pagina 181]
| |
Europe! schud de kluisters af
Van goud- en machtzieke onverlaten!
Breng weêr uw Kerken en uw Staten
Aan Christus Opperherderstaf,
Breekt de outers af der vreemde goden,
Herboren Evangelieboden!
En Vorsten! staaft zoo grootsch een werk!
Vreest, vreest geen volksverleiders langer,
Hoe ook van schrikontwerpen zwanger!
God maakt op nieuw de Zijnen sterk!
o Nederland! Gy zult eens weêr
Het Israël van 't Westen worden!
God zal uw kerk met licht omgorden,
Uw Koningen met Davids eer!
Uw Nassaus zullen weder blaken
Van ijver voor uw tempeldaken,
En Sions voedsterheeren zijn,
De wrekers der verdrukte vroomen
Op de afgodsdienst van 't trotsche Romen,
En 't slangenbroedsel van Socijn.
| |
[pagina 182]
| |
Schud af de stof der droefenis,
Getrouwen, die het hoofd laat hangen,
Om dat Judéaas maagd gevangen,
Haar tempel uitgeplonderd is!
Die u gevanklijk weg deed voeren,
Kan Hy de heidnen niet beroeren,
En weg doen smelten voor Zijn stem?
Klinkt triumfeerend, heil'ge galmen
Der steeds op nieuw vervulde psalmen!
De Heere bouwt Jerusalem!
Nog eens zal Vorst en onderdaan
De wondren van Zijn arm getuigen!
Nog eenmaal zal zich alles buigen
Voor Holland, onder Jesses vaan!
Nog eenmaal zal het woord der waarheid,
In al zijn kracht, in al zijn klaarheid
Verkondigd worden aan dit volk;
Haar bronnat van de predikstoelen
Het slijk der lasteringen spoelen,
Hier aangeslibt uit 's afgronds kolk!
| |
[pagina 183]
| |
Nog éénmaal, ja! zal 's Herders stem
Ons Neêrlands lammrenwei regeeren,
Wy, weêr de Oranjehelden eeren
Als trouwste wachters onder Hem!
't Land, in der kerken boezem bloeiend,
Van melk en honig overvloeiend,
Gesterkt door d' echten hemelwijn,
Zal, wederom, als in de dagen
Van 't snood verbeurde welbehagen,
Een wonder op het aardrijk zijn!
1825. |
|