Kompleete dichtwerken. Deel 1
(1861)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij
[pagina 389]
| |
Aan mijn vader. [Opdracht van den bundel ‘Poezy.’]aant.Gunt gy 't, hoog vereerde Vader!
Dat een zoon U hulde bied'
Met den eerstling van een ader,
Die nog ruwe zangen schiet?
Dat hy drie en twintig jaren,
In uw weldaân doorgebracht,
Met de galmen van zijn snaren
(Ach! hoe min!) te erkennen tracht?
Voor het sterflijk oog verborgen,
Richt de Koning van 't Heelal
Met in al voorziende zorgen
Heel den loop van 't Lotgeval!
| |
[pagina 390]
| |
Door Zijn ondoorzienbre wegen
Worden wy hier rondgeleid!
De aardsche beeldtnis van dien zegen
Is eens Vaders tederheid!
Wat die teêrheid kan omvatten,
O mijn Vader! toondet Gy!
'k Loonde met geen aardsche schatten,
Met geen wereldheerschappy,
Al uw zwoegen, al uw pogen
In de vorming van mijn jeugd,
Immer zwevend voor mijn oogen,
Met het voorbeeld van uw deugd:
't Bloed vooral, dat in mijn aderen
Met een deel uws aanzijns vloeit;
Kostbaar erfdeel onzer Vaderen,
Die, van Oostersch vuur doorgloeid,
Daar, waar Taag en Iber vlieten,
Eenmaal schitterden op de aard,
En wier grootheên ons verlieten;
Doch - hun eer bleef nog bewaard!
| |
[pagina 391]
| |
God beschouwt het uit den hoogen,
Wat Gy voor my waart en zijt!
Ik, ik bloos van 't onvermogen
Der erkentnis, U gewijd.
Ik bied vruchten aan, voor danken,
In der Muzen hof geplukt:
Klanken, ja! maar in die klanken
Heeft mijn ziel zich afgedrukt!
O mijn Vader! 'k leg dan heden
Met een diep geroerd gemoed,
(Stell' mijn zucht uw recht te vreden!)
Hart en dichtlier aan uw voet!
Wil die van elkaêr niet scheiden,
Neem ze beiden gunstig aan,
Schenk uw zegening aan beiden,
En mijn wenschen zijn voldaan!
|
|