Boere-klucht van Teeuwis de boer, en men juffer van Grevelinckhuysen
(1967)–Samuel Coster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
De eerste uytkomst, vant derde deel isJan Soetelaer ghecleet als een stalknecht, met opghestroopte armen, en een emmer met water, comt en singt als volght:
[Jan Soetelaer]
Och hadden wy Vastelavont, wy gavent,
Comt Valentijn, brenght ons de wijn,
Dus kryghen wy Paeschavondt.
Dit stof van de paerden gaet een mensch soo sitten inde keel,Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Brochtmen nu yemant een half bier, al waerter een heel,
Hy zoume onghelijck meer vrientschap doen, dan of hy me wat smeet.Ga naar voetnoot651
Ick win men kost wel suyrlijck, alle daegh ben ick dus besweet.
Dan 'tbest datter van is, 'tis een werck dat ick gaern doe.
655[regelnummer]
Wat dat ick sat wordt, de roskam word ick niet moe,Ga naar voetnoot655
En 'tbennen oock maer een deel uylen, die die niet hanteren.Ga naar voetnoot656
'tIs een oeffeningh gheacht by Prinsen en by Heeren,
En in alle groote Meesters hooven spantse de kroon.
Schand moetenser doch van hebben en hoon,
660[regelnummer]
Die de macht hebben, en de edele roskam niet beminnen.Ga naar voetnoot660
Wat! Ick wort altemets schier uyt mijn sinnen,Ga naar voetnoot661
Als ick het sie, datse hier soo weynich wort gheacht,
En dat noch van rijcke-luy, persoonen van macht.
By get, had ick haer goet, ick waer een aer geest.Ga naar voetnoot664
665[regelnummer]
Wech met dat volck, sy quamen haer leven op gheen levendighe beest.Ga naar voetnoot665
Een paert ist immers altemael, waer me soumen sijn lust aers blussen?
En die dat niet looft, is niet waert dat hy een paerdt zou voor sijn aers cussen,
Want hy de nobliteyt niet weet van dat princelijck dier.Ga naar voetnoot668
Boven al andere arbeyts beesten is dit alleen moedigh en fier,
670[regelnummer]
En 'tverhoeveerdight hem alst comt by sijns ghelijck,
Het bruyst, het kneust, en kneet de aerde tot stof en slijck.
De moedicheyt wort recht by een goedt paerdt vergeleecken,
| |
[pagina 49]
| |
Daerom mocht ick, ick zou by gantsch eleweecken,Ga naar voetnoot673
Altemets wel plockhairen teghens die die de roskam haten.Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Maer wat wil icker teghens een deel volck af praten,
Die liever in een schuytjen varen, om sonder acxijs haer gat vol te poyen?aant.Ga naar voetnoot676
Ick mach liever swyghen, dats recht roosen voor varckens stroyen,
Dan tis voor de noble baasen, die hier mogelijck staen onder den hoop,
Die een paerdt uyter vuyst beslaen connen, maer niet ter loop.aant.Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
Dat zou een kunsjen wesen, daer ick wel een duyt aen wou versien.Ga naar voetnoot680
Oeffeningh van't lichaem is dat al de Medecijns ghebien:
En wat oeffening isser dan heerlijcker, eerlijcker, en bequamer als desen?Ga naar voetnoot682
Mynen 'thalven ick weet niet, dan 'tzou konnen wesen,
Dat de Jacht te ghelijcken was by desen in eer,
685[regelnummer]
Dan selden, laet ick vry segghen nimmermeer,
Ken die heerlijck ghenoech gebruyckt worden sonder paert,Ga naar voetnoot686
Daerom is de onse dan boven alle andere prysens waert.
En soo is een paerd door toeval oock des gesontheyts eerste goedt:Ga naar voetnoot688
En laet ons sien, wat het ons noch al meerder doet.
690[regelnummer]
Door sijn eyghen statuer en aengebooren schijnGa naar voetnoot690
Soo bevint men seecker dat het een vyant is van veel fenijn,
Want sijn mest inghenomen in tyde van noodt,aant.
Heb ick hooren segghen, dat het pestich fenijn in de menschen doot,
Door dien dat het de zweet gaten soo dapper ontsluyt,
695[regelnummer]
Dat het daer de viericheyt doet loopen uyt.
't Selfde doet sijn sweet, sijn mert, als sijn poort gaet ontluycken:Ga naar voetnoot696
Somma die siec was, die worde gesont, mocht hy een paert gedurich ruyken.
Jan Soetelaer blyft sitten wassen sijn Roskammen, Bely comt en seyt:
Hier ontrent moet het wesen, en siet ginder wel te pas
Een Stalknecht, of soo een Kabouter, dieme wel rasGa naar voetnoot699
700[regelnummer]
Sel wysen waer hij woont; God geefje gen dagh.
J. Soetel.
Die geefterje elf.
Bely.
Waer woont Jan Soetelaer hier?
| |
[pagina 50]
| |
J. Soetel.
Ick ben de man self. Wel wat wilje me seggen, soete bolle meysjen?Ga naar voetnoot702
Bely.
Maer mijn Vrou van Grevelinckhuysen zouje wel een reysjen,
Quaemtje gelegen, van stongden aen willen spreecken.Ga naar voetnoot704
Jan Soet.
705[regelnummer]
'k Selmen metter haest inde klieren gaen steecken,
En volgheje datelijc, maer weetje oock watter is?
Bely.
Jae'ck, se het een paer paerden te koop, maer ghelt byde visch.
Weetje daer raet om, je raeckter goet coop an.Ga naar voetnoot708
Jan Soet.
Ja'k seer wel, maer waer is Grevelinghousen me Joncker, haer man?Ga naar voetnoot709
Bely.
710[regelnummer]
Die is ter Jacht, daerom komt terwijl hy uyt is,
Want dit voorseecker voor u een grooten buyt is.
Se het noodigh ghelt van doen, en an de paerden comtse hobolligh;Ga naar voetnoot712
Me Joncker weet niet datse se het.
J. Soetel.
Wel dat is drolligh.Ga naar voetnoot713
Maer meysjen ick en denck immers niet datje met me geckt?Ga naar voetnoot714
Bely.
715[regelnummer]
Neen ick seecker; daerom volght my met de Beurs wel gespeckt:
Hondert guldens is soo goet niet, als je dach huyr van daegh.Ga naar voetnoot716
Jan Soet.
Om wat te winnen ben ick wel soo graegh
Als yemant in de werelt, betrout me dat vry.
Bely.
Maer sooje met me vrou koop maeck, soo denckt om my,
720[regelnummer]
Daer most een drinckpenningh off, ick selje helpen dinghen.
Jan Soet.
Dat beloof ickje aen mijn handt, en in sonderlinghen,Ga naar voetnoot721
Sooje me ien vrientschap wilt doen, hoor hier, luyster.
Bely.
Kijck Mallert iens: soeckje dat, kom t'avont by duyster,
Dan sellewe sien hoe dat dat wil vallen.Ga naar voetnoot724
Jan Soet.
725[regelnummer]
Dat neem ick an, moghelijck off wijt dan soo veer kallenGa naar voetnoot725
Dat ick.... hoort.
Bely.
Neen neen, ick ken wel dencken watje mient.
Jan Soet.
Nou welan meysjen, 'kselje by komen, en hetje vrou noch wat datme dient,
Dat setje al me aen een kant, want alle dingh staetme an,Ga naar voetnoot728
Byname jou bolle backisje, o meysjen hadje my tot een man,Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Wy zouwen so wel by mekaer schicken, jen zoutet jou leven niet loven.
Bely.
'tIs te wongder met jou, wel hoe kenje je toch soo hoven?
| |
[pagina 51]
| |
Wastje te deghen schoon, wel je bent te bijster net.
Jan Soet.
Wat duncktie? tyje nou niet wel goedt koop by my te bedt?Ga naar voetnoot733
Bely.
Neen vryer, Je bentme noch al te begrobbelt, en te vuyl,Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Hier tusschen ye neus, in de hoecken vanie oogen, after u oor, Jandruyl,Ga naar voetnoot735
Lustigh dan lobbert noch al wat.Ga naar voetnoot736
J. Soet.
'tSelt hem soo wel doen.
Kom hier nou een reys you dingh, en geeftme een soen.
Bely.
Hier op straet? soo vaer, dat het al de buert siet,
Neen borght my dat nou, nou dat int vat is, dat suert niet.Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Maer alle jocken laavaeren, ye hebt daer noch sulcken swarte stee,Ga naar voetnoot740
Laat ickie die off wassen, en gaet dan voorder mee.
Nou bock wat, wel dat sit wel te deghen vast,Ga naar voetnoot742
Wel ten wilder niet off, hoe datmeje oock wast.
'kLoof niet of dat is hiel out suyvel.Ga naar voetnoot744
Bely heeft Jan Soetelaer swart ghemaeckt, en treet van hem en seyt:
745[regelnummer]
Laet kijcken, rechtevoort lijckie wel de baarlijcke duyvel.Ga naar voetnoot745
Jan Soet.
Wel wat pestelency hebie my eleert?Ga naar voetnoot746
Bely.
Maer ick heb ie kinnebacken met schoon swartsel gesmeert.
Adieu, en laetie mier van vrijsters dienen, onbedachte Jan.Ga naar voetnoot748
J. Soetel.
't Is wel meysie, tis een arme Schout die sijn boete niet verwaren kan.aant.Ga naar voetnoot749
|
|