Boere-klucht van Teeuwis de boer, en men juffer van Grevelinckhuysen
(1967)–Samuel Coster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
D'eerste uytkomst vant tvveede deel isJoncker Barent, en Krijn: den Joncker seydt als volcht:
[Joncker]
275[regelnummer]
Wen ich soe toe mit bi mir selben go speculierenGa naar voetnoot275
Desse butte Hollanieren duen mit alle hun hentieren,
Ken ich mir gaer qualichen vom lachen ontholden.
'tLet wense op voedet waren von dem zmihir in wouste Wolden,
Dose hun dogen mit geyn cortoysch minsch reddede, byde melementen
280[regelnummer]
Sint mijnder zielen hesselijche plompe Venten;
Went eyn Joncker wie ich bin, van olden gheslechten,
En statelijcken Adel, wettense je me nit tho echten
Wien schruer, wien Kofkeerl en dierghelijcken,
Wemen in desse stede gros achtet, on holdt de rijcken
285[regelnummer]
Voor eynsinnelijck persoon, on dat is gar nerrisch.
Mo wentse verstendich weeren, en nie soo nerrisch,
Se sollen reverentiallich om mit Cortosy erbieden
Ontsach haben vom den Joncker; mir neyt, 'tsint lieden
Von gheringer conditcioen, die lecket wie den Esopus hoonaant.
290[regelnummer]
Eyn adamant in den drechhoop vinde, on hun min steyt oon
Wie en enich gersten Cueren, lijcket soo desse Hollanieren estimieren
Geringe Schifluyden boven den Joncker van vier quartieren.
Wat segstu Krijn?
Krijn.
Ick mach ja seggen, en vragen wat hy seyt.
Jonck.
Du Krijn, huer i nie?
Krijn.
Ja ic Heerschop, je vraecht oft ook weyt,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
En oft oock onweer in Zee is, doeje niet mijn Heer?
Joncker.
Den stuerten sueck rueren.Ga naar voetnoot296
Krijn.
Ja, ja beginje alweer?aant.
Joncker.
Wo sint dijn sinnen?
Krijn.
Mijn ghedachten waren ginderheel.Ga naar voetnoot297
| |
[pagina 34]
| |
Joncker.
Men sellet dijn mit eyn geffel loffen in gin hinderdeel,aant.Ga naar voetnoot298
Eyer du plomphausen des dincx sellet geweer worden.
Krijn.
300[regelnummer]
'kWeet seecker niet hoe me ghedachten daer soo duer me kaer snorden,Ga naar voetnoot300
'k Heb niet een ding verstaen Heerschap, van datje me vraechden.
Joncker.
Ja Krijn, dats om dat dijn mijn redden ny en behaechden.
Ick vrooge dijn wet herlicher is eyn Schiffer wy eyn Joncker.
Krijn.
Ick en weet niet Heerschap, de vraech is al wat doncker.Ga naar voetnoot304
Joncker.
305[regelnummer]
Du meeren rier, wet i den toe den vreege geyn entwoort?Ga naar voetnoot305
Krijn.
Neen ick seecker, want daer toe al mans verstant hoort,
En dat en heb ick niet, ist aers waer datje altijt segt.Ga naar voetnoot307
Joncker.
Du grueve Keerl, 'tis goor billich da men dijn begeckt,
Wet i jo das nie, hatstu dat entwoort niet gereet?
Krijn.
310[regelnummer]
Laetje dat niet wee doen, 'ksegh noch al, dat ick het niet en wet,eGa naar voetnoot310
En weet jijt, soo segtet mijn iens in jou tael.
Joncker.
Ja dem Joncker.
Krijn.
Ja y par dariere seyt de Wael,aant.Ga naar voetnoot312
De Joncker mochter na wesen.Ga naar voetnoot313
Jonck.
Wat hatstou du vue gebrummel?
Je selle nie swigen ier ich dy wet op dem bech trummel,
315[regelnummer]
Du ner, sully twyfelen wie vom twey meerGa naar voetnoot315
Te echten is eyn enckel Schif Keerl wie eyn Her,
Eddel ghebooren und van olden stam,
Wiens twelfsten Olt Vedder, do mijn geslicht heer quam,
Had wesen den Eerweerdighen Bisschof van Paderboorn.
Krijn.
320[regelnummer]
Sijn twaelde Bestemoer argo een Hoer, waer halenset uyt een hoern,Ga naar voetnoot320
Daerse de eeldoom van rekenen van haer gheslacht?
Mijn Vaer (Heerschap) pleech Wijngaerden te snoeyen by nacht,aant.Ga naar voetnoot322
Ich bin oock aen geen Boom ghepist, houtme dat ten besten.aant.Ga naar voetnoot323
Joncker.
'k Hecke dijn tho hans op den smoel, dat i mit bey de handen do na testen,Ga naar voetnoot324
| |
[pagina 35]
| |
325[regelnummer]
Want ick gaer colerisch nu vergramme my metter veert.
Krijn.
De Knoeten benne oock te besucht ras op haer Peert.aant.Ga naar voetnoot326
Joncker.
Elementisschen bedder, he, wen i den smoel nie en holt.Ga naar voetnoot327
Krijn.
Jaeck, jaeck, byget wel jaeck, 'k hebt mijn leven soo niet verknolt.
Joncker.
Wen ijt endermool verkaerve, und my den kof maeckt mue,Ga naar voetnoot329 e.v.
330[regelnummer]
Werd ich dijn op ender wyse smitten mit den lenghen rue,
Dats ten huesen her uyt jaghen, wie ghevollet dijn dat?
De bruet krumer stecken dijn, du vrette dijn an mijn disch tho sadt,aant.
Mo ich sel dijn den porcioen soo een wenschen besnoeyen.
Joncker Barent gaet binnen, Krijn blijft buyten, en seydt:
Soo seecker, 'tmocht soo luttick vallen, waer sou ick van groeyen?Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Om de waerheyt te seggen, 'tloopter aers schral enoch af,
'tIs tot onsent nummermeer iens open Hof.Ga naar voetnoot336
En wil hy noch al mee seggen van sijn ghekoock?Ga naar voetnoot337
Daer en mach seker aerts nie uyt as de roock.aant.
Praet hy noch al mee van sijn Taeffel, wat brabbelt hy?
340[regelnummer]
Seven dagen in de weeck schaft hy water en bry,
En die de vult, wel den mingelens pot vol elck,Ga naar voetnoot341
Doch trouwen songer botter of songer melck.Ga naar voetnoot342
Wy eten of wy wel te deghen pover waeren,
We mogender lijf en ziel me samen houwen, maer vet me over garenGa naar voetnoot344
345[regelnummer]
Dat en loof ick me leven niet, of de Kaert is vals.aant.Ga naar voetnoot345
|
|