Werken
(1883)–Samuel Coster– Auteursrechtvrij
[pagina 295]
| |
[pagina 297]
| |
De Isabella is niet geheel en al door Samuel Coster vervaardigd. Toen P. Cz. Hooft in 1618 prins Maurits te Muiden verwachtte, wenschte hij een nieuw tooneelstuk voor zijn gast te doen opvoeren. Hij begon met het bewerken van de Isabella, ‘doch, zoo het schijnt ontbrak het hem aan den noodigen tijd. Daarom verzocht hij zijnen vriend Coster het stuk af te werken. Deze deed het en het werd dan ook.... te Muiden.... gespeeld’Ga naar voetnoot1). Van Hooft zijn de 362 eerste regels der Isabella; zij werden in 1855 door van VlotenGa naar voetnoot2) en in 1875 door LeendertzGa naar voetnoot3) naar het handschrift uitgegeven. Den tekst, dien laatstgenoemde geeft in zijne Gedichten van Hooft, heb ik in de varianten met de letter H aangeduid. - De eerste uitgave van de Isabella verscheen in 1619 bij van der Plassen (I), bij wien in 1627 een nieuwe druk het licht zag (II). In 1644 gaf D. Cz. Houthaeck de Isabella nogmaals uit (III) en in 1660 verscheen nog een druk, waarvan een exemplaar in de bibliotheek van wijlen den Heer Joh. Hilman aanwezig is. Door den dood van genoemden tooneellief hebber kon aan mijn verzoek om inzage van de uitgave van 1666 tot nog toe niet worden voldaan. Niet alleen te Muiden werd de Isabella vertoond (1618), maar ook te Amsterdam ‘in de Nederduytsche Academie’ en op den ‘Schouburgh.’ Volgens LeendertzGa naar voetnoot4) zou de Isabella eene vrije vertaling van een gelijknamig blijspel van Ariosto zijn. Het is mij niet bekend, dat er | |
[pagina 298]
| |
een blijspel Isabella van Ariosto bestaat. Leendertz is klaarblijkelijk op een dwaalspoor gebracht door de verklaring in het woord, ‘Tot den Leser’, dat de dichter ‘Ariosten niet stip ghevolght en heeft’. Onmogelijk kan Coster's treurspel eene vertaling, zij het dan ook eene vrije, van een blijspel wezen. Zooals Jonckbloet reeds opmerkte, is de inhoud van onze Isabella dan ook aan Ariosto's Orlando Furioso ontleend; echter niet alleen aan den XXIXen zangGa naar voetnoot1). In den XXIVen vernemen wij, hoe Isabella en Zerbyn, nadat zij elkaar teruggevonden hebben, zich samen op weg begeven; hoe zij Roeland's wapenen vinden, deze verzamelen en van het bijschrift Wapenen van den Paladijn Roeland voorzien; hoe Mandricard de wapenen vindt en ze zich toeeigent; hoe Zerbyn en Mandricard elkaar bestrijden en de eerste het onderspit delft; hoe Mandricard door zijne beminde Doralice wordt weerhouden den doodelijk gewonden vijand den genadeslag toe te brengen; hoe Zerbyn in de armen van Isabella sterft en een kluizenaar zich der ongelukkige jonkvrouw anntrekt. De XXVIIIe Zang vermeldt o.a. hoe Rodomont op zekeren dag den kluizenaar en Isabella (die Zerbyn's lijk met zich voeren) ontmoet en door de schoonheid der prinses wordt bekoord. In den XXIXen zang lezen wij, hoe Rodomont den kluizenaar doodt en aan Isabella zijne liefde bekent. Om ontslagen te worden van den man, in wiens macht zij zich bevindt, bedenkt Isabella eene list. Zij deelt Rodomont mede, dat zij het sap van eene zekere plant zoodanig kan bereiden, dat het onkwetsbaar maakt. De Saraceen mag de proef ervan op haar zelve nemen; hij vertrouwt op de deugdelijkheid van het middel en slaat haar het hoofd af. Een enkele blik op den ‘Inhoudt van 't spel’ is reeds voldoende om te zien, dat Coster den Italiaanschen dichter op den voet is gevolgd. | |
[pagina 299]
| |
S. Costers Isabella Treur-spel. Vertoont in de Nederduytsche Academie. Over.al.Thvys. t'Amsterdam. Voor Cornelis Lodovvijcksz. vander Plassen, aan de Beurs, inden Italiaanschen Bybel. 1619. | |
[pagina 300]
| |
Op de keerzijde van het titelblad staat in I het wapen der Academie met het onderschrift YVER en het omschrift: FERVET OPVS, REDOLENTQVE THYMO FRAGRANTIA MELLA. 1617. |
|