Zedekunst dat is wellevenskunste
(1942)–D.V. Coornhert– Auteursrecht onbekendVyfde hoofdstuck
| |
[pagina 413]
| |
alder ghebreken, een verblindinghe vande reden, een kercker der dueghden ende een ellendigh gasthuys alder kranckheyden van ziele ende van lyve. 6. Daar teghen is die lust-dwang of tem-lust een loflycke ende vlytighe besnoeystere alder quader begheerten, een overwinstere der schadelycke lusten, een uytroedstere der zotte zinnelyckheydenaant. ende een arbeydzame ploeghstere vanden acker des ghemoeds, 'twelck zy bereyt ende bequaam maackt tot een vruchtbare ougst van alle godzalighe dueghden. 7. De temlust matight de hertstochten, bedwingt de lusten ende mindert de begheerten, die onmatigh, ydelaant. of schadelyck zyn. Maar de volghlust laat haar zonder alle wederstant anlocken ende leeden tot het volbrenghen van huere blinde, schadelycke ende zotte begheerlyckheyden. 8. D'een maackt den mensch vry ende een Heere over, d'ander een slave ende dienaar onder zyne dierlycke krachten. Die volghen deze lustvolghers als onredelycke dieren, ende worden alzo zelf niet dan wilde dieren. Dits die toversche dranck van Cyrce. Deze maackt vermidsaant. des redens dronckheyd hueren drinckers onkuysche zeughen, toornighe beyren, ghulzighe wolven ende meer andere derghelycke snoode beesten. 9. Al anders doet die zalighe temluste. Want zy maackt dat de mensche zich wettelyck onthoudt van alle onnodighe ende overvloedighe begheerten. Zy lubtaant. de gheylheyd, zy verhonghertaant. de ghulzicheyd, zy versmacht de dronckheyd, zy is een pest van alle pestilentiale ghebreken der zielen, ende zy onderwerpt de lusten ende begheerten des redens bescheydeneaant. heerschappije. 10. Haar meeste hanteringhe heeft zy int matighen van Venus, vanden buyck, vande tonghe ende slape. Deze werden van haar zorghvuldelyck bestiert, als weeldighe paerden van een omzichtigh waghenaar. 11. Dit maackt dat de mensche daar op zoetelyck ende rustelyck den wegh des levens door wandert, als de volghlust die zelve paerden na lust int wilde onbetoomt laat hollen, den waghen zorghelyckaant. rollen ende metten roeckeloozen mensche van boven af int verderven storten. 12. Van zulcke onzinnighe woestheyd is oorzake niet God noch | |
[pagina 414]
| |
die ghoede nature, maar een valsche waan met die quade ghewoonte, die door langhe hanteringhe een tweede nature schynt gheworden te wezen. Zo maackt zich dan de edele mensche, die tot een Heere alder schepselen is gheschapen, zelf dwaaslyck een ellendighe slave niet alleen alder dieren, dat ghoede schepselen zyn, maar oock alder zonden, dat quade ydelheyden zyn. 13. Daar werdt verkeerdelyck de vrouwe haar dienstmaarteaant. onderworpen, te weten die reden den luste, die haar vrouwe, de reden, behoorde te dienen ende onderdanigh te wezen. Alzo dient dan de Godlycke ziele haar eyghen slavinne, het snode lichaam. 14. Zulx gheschiet uyt strafwaardigh onverstant. Want zodanighe en kennen haar zelf niet, 'twelck zy hadden moghen doen, zo zy acht op hen zelven hadden ghenomen. Zo kennen zy dan oock niet d'onderscheyt, die daar over groot is, tusschen de godlycke ziele ende 't aardsche lichaam. Hier door wordt het onderste boven ghestelt ende het snoodste meest gheacht, het quade boven 'tghoede ghelieft ende het verderflycke boven 'theylzame ghevolght ende anghehanghen. 15.Ga naar voetnoot15 Zulx gheschiet byden dwazen, maar anders ist byden wyzen menschen. Want deze verstaan de ziele beter te wezen dan 'tlichaam. Dat verstant baart lusten die daar strecken tot verbeteringhe vande ziele. Die volghen zy ende vlieden die vleeschelycke lusten als hindernissen vande gheestelycke, ende onderworpen dan noch die gheoorlofde middelbare lusten 'tghebiedtaant. vande redene. Die doen zy dienen, maar latense niet heerschappen. 16. Dan eetmen om ghezondelyck te leven, maar men leeft niet om leckerlyck te eten; dan groetmen Venus, niet om 'tlustighaant. ghevoelens, maar om die lieve vruchtghens wille, ende dan drincktmen, niet om 'tverstant inde dolle wyn te begraven, maar om die dorre dorste matelyck te laven. Zo stercktmen 'tlichaam om den naasten te dienen ende Gode te ghehoorzamen. 17. Die tot dien eynde huer lust betemmen hebben het edelste eynde voor. Want deze het bespaarde bewaren, niet in bodemlooze kisten, maar in hongherighe buycken. Doch ist oock niet strafbaar datmen zyne lusten afbreeckt mitsaant. onthoudinghe van weeldigh of over- | |
[pagina 415]
| |
vloedigh voedsel, om te wackerder zyn dinghen te doen of om den oorbaars wille, twelck men raadlyckheyd ofte oorbaarlyckheyd noemt. 18. Maar die huer lusten een weynigh tyds betemmen, om daar na des te overvloedigher daar inne te zwemmen, noemtmen niet qualyck onthoudelyck om d'ononthoudelyckheyds wille, dat is lusttemmers om huer lusten te volghen. Zo vasten eenighe teghen een leckere anstaande maaltyd om daar des te vratigher in die vette schotelen te ghaan weyden. 19. Wat vruchten ghenieten zy uyt die beestelycke luste doch anders dan een verminderinghe van 'tghoed, een onghezondheyd int bloed ende een truerighe wroeginghe int ghemoedt? Zo verliezen zy huer zelf int vinden vande quade lusten. 20. Verschynt henluyden gheleghenheyd tot hoerderije, zy vallender an als spring-henxtenaant.; comen zy by leckere wyn, zy zwelghen als spongiens ende begraven huer verstant inde wyn; zetmense an pasteyen of vladen, daar zietmense den armen buyck overladen om weder met het pompenaant. van pillen of rubarbar te ontladen. 21. Zo doende wordtmen allenxkens hoereerders, dronckerts, vraters, ja weeckelinghen ende verwyfde mannen. Want deze lust-volghers ten laatsten gheen voorvallende lust en konnen weygheren, door dien zyse int beghinne niet en hebben willen weygheren. 22. Maar ander vruchten zynt, te weten loflycke, eerlyckeaant. ende zalighe, die de temlust hueren lusttemmers altyd doet ghenieten, namentlyck blydschap des ghemoeds inde stadighe verwinninghe, onnoozelheydaant. des ghewetens inde onschuldighe wandelinghe, ghezondheyd des lichaams vermidsaant. het matighe voedsel ende broedsel, ende rechte wellust doort zeltsaam ende noodurftigh ghenut des zelves. Want het zeltsaam ghebruyck ter nood maackt altyd kleyne wellusten groot. 23.Ga naar voetnoot23 Zo maackt hongher den rauwen boonen zoet, ende zo dede des dorsts grootheyd Dario zegghen dat hy noyt zyn daghen leckerder dranck hadde ghedroncken dan het modderighe, vuyle water dat hem een ruyter in zyn vuyle ende bezweete helmet bracht te drincken, als hem zeer dorste. | |
[pagina 416]
| |
24.Ga naar voetnoot24 Ick hebbe hier voor ghezeyt dat die voors. schandelycke volgh-lust ende snoode dienstbaarheyd van dien wordt veroorzaackt uyt onverstant. Hier teghen weet ick 'tghevoelen van eenighe anderen te zyn dat zulx niet en komt uyt onverstant, maar uyt krachte vande luste. Want zy houden dat de mensche doet het ghene hy wel weet quaad te zyn, als verwonnen zynde vande luste. 25. Zulck huer zegghen zoude eenighsins schynen te moghen plaatse hebben inden ghenen die nu uyt onverstant gheraackt is inde dienstbaarheyd zynre lusten door langhe ghewoonte, zo dat de luste daar zo gheweldelyck heerschapt, dat hy nu ten eersten gheenssins teffensaant. en magh laten doen tgheen de heerschappende lust hem ghebiedt. 26. Maar dat zulx warachtigh zoude wezen inden ghenen daar noch die krachtighe ghewoonte vant lustvolghen door langhe oeffeninghe niet en is inghewortelt ende een ghebiedende vrouwe gheworden, en heeft gheen schyn van waarheyd met allen. Want voort eerste is elcken kenlyck dat niemand, noch niet onder 'tghebiedtaant. van quade ghewoonte vervallen zynde, met voorraadaant. magh begheren, vele minder met lusten hanteren, tgheen hy zekerlyck weet te strecken tot zyn verderven. 27. Want onder ghoedheyds schyn alleen werdt het quade begheert. Zo werden wy alle door een valsche waan van ghoedheyd bedroghen. Nu magh niet ghelochent werden dat het onbetemt navolghen der quade lusten den menschen bederftaant.. Zo moet volghen dat niemand die zulcke lusten voor quaad ende bederflyckaant. inder waarheyd kent, de zelve, als of zy ghoed ende heylzaam waren, magh begheren of hanteren. 28. Of dan schoon iemand zich bedroghen vint van eenighe quade luste die hy ghoed waande, hy magh doort opmercken van dat quade t'ontfanghen in plaatse van tghoede beloofde loon, te weten droefheyd, wroeghen, onghenoeghen ende pyne, die quade luste voor zulx uyt ondervintlycker waarheyd leren kennen, die vyand worden, haten ende verlaten. | |
[pagina 417]
| |
29.Ga naar voetnoot§29 Dan zoude zulck een, in zulcke zyne val zynde, wel moghen ghenoemt worden een droncken (laat ons een voor al nemen) mensche, maar niet een dronckaart, ende zo zoude deze man, eens droncken gheweest hebbende, de dronckenheyd licht moghen laten, twelck zo niet en valt met een dronckaart, een hoereerder, een vraat ende desghelyx meer, daar zulcke ghebreken door een stercke ghewoonte by na in nature zyn verandert. Laat ons dit, als een zake van ghewicht zynde, een weynigh hoogher opnemen. 30.Ga naar voetnoot§§30-45 Wy worden tot zonden anghelockt door lust of blydschappe, of wy worden van dueghden afgheschrickt door pyn of droefheyd. Waar iemand zulcke anlockinge ofte afschrickinghe volght, dat heetmen verwonnen te worden ende zondighen. Zulx gheschiet inden ghenen die daar door 'tquade doen of 'tghoede laten. 31. Wie verwonnen werdt, die is minder ende onmachtigher dan die hem verwint. Deze verwinner verwint door een valsche wane, de dinghen anders dan zy zyn inder ghedachten verbeeldinghe verthonende. Zo moet dan deze valsche wane vande lust ende blydschappe, oock vande pyne ende droefheyd meerder ende machtigher zyn dan van zulcke zaken die waarheyds kennisse is inden ghenen daar die wane verwint. 32. Nu is zulck verwonnen worden den mensche quaad; niet om 'tghenieten vande teghenwoordighe luste of blydschappe, want hem zulx ghoed is, maar om dat zy eynden in pyne ende droefheyd ende mitsdien den mensche vande ghoede luste ende blydschappe berooven, twelck hem quaad is. 33.Ga naar voetnoot§33 Zo is wederomme over d'ander zyde eenighe pyne of droefheyd | |
[pagina 418]
| |
ghoed; niet om 'thebben vande teghenwoordighe pyne of droefheyd, want zulx hem quaad is, maar om dat zy eynden in luste ende vrueghde ende mitsdien den mensche van pyne ende droefheyd berovende, hem die ghoede luste ende vrueghde toebrenghen. 34. Meest elck oordeelt ende vliedet de pyn ende droefheyd voor quaad. Daar teghen oordeelt ende bejaaght meest elck de lust ende blydschap voor ghoed. Hier door moet oock voor quaad ende vliedelyck gheoordeelt worden zodanighe luste ende blydschappe die den mensche berooft van meerder lust ende blydschap dan zy hem gheeft. Alzo mede als zy groter pyne of droefheyd gheeft dan luste ende blydschappe. 35. Dan moet wederom zodanighe pyne ende droefheyd voor ghoed ende begheerlyck gheoordeelt worden, als zy den mensche van meerder pyn of droefheyd dan zy gheeft, verlost, oock mede als zy meerder lusts of blydschaps toebrengt dan pyn of droefheyd. Ende dan magh niet alleen, maar dan moet oock noodzakelyck zulck mensche in die heylzame pyn verblyden. Ziet meer hier af hier naast voor VI. 4. XV. etc. 36. Ende hier blyckt nu onwarachtigh te zyn die meyninghe dat de mensche 'tghene hy weet quaad te zyn doet, om dat hy ghelockt ende verwonnen is vande luste die hy hadde moghen laten; van ghelycken dat de mensche tghene hy weet ghoed te zyn niet en wil doen, als zynde verwonnen vande teghenwoordighe luste. 37. Want die 'tquade zulx maar kent dat hyt noch doet, is verwonnen niet vande luste, maar vant onverstant, zo blindelyck als vermetelyck verkiezende een korte luste of blydschappe, daar een langhe pyn of droefheyd navolght, of daar door hy een eeuwighe lust ende blydschappe verliest. 38. Ghemercktaant. hier d'onwetenheyd in zodanighen meerder is ende meer gheloofs heeft dan de ware wetenschap, ende mitsdien in zulck onwys verkiezen verwint ende d'overhand behoudt. Ist nu zo dat de mensche voor zulck zyn blind toestemmen vande quade luste niet beter of meer dan hy weet en hadde moghen weten, wie zal zich zelf daar in meer moghen beschuldighen dan een vierjarigh kind dat, niet moghende verstaan datmen om een gouden penningh duyzent appelen magh koopen, een eenighe appel verkiest voor een gouden penninck? | |
[pagina 419]
| |
39. Maar dit is zo niet in den bejaardenaant. menschen. Want die hadden meer ware wetenschap ende minder onwetenheyd dan in henluyden is moghen hebben, by aldien zy huer kleyn pondeken van huer verstandelyckheyd (ick meyn de moghelyckheyd om te verstaan) ende 'tpond van hueren tyd vlytelyck besteedt hadden ghehad totte nutte woecker van wetenschap inden besten dinghen. 40.Ga naar voetnoot§§40-45 Behalven twelcke, zo magh elck voor 'tverkiezen ende toestemmen van eenighe anstaande luste of blydschappe inder waarheyd weten, dat hy weet of dat hy niet en weet, dat die lust of blydschappe korter ende kleynder is of langduyrigher ende grooter is dan die pyn of droefheyd die daar na magh volghen. 41. Weet hy zulx inder waarheyd, zo ist onmoghelyck dat hy int verkiezen bedroghen zoude worden. Weet hy dan oock dat hy zulx niet en weet, zo ist zyn schulde dat hy vermetelyck oordeelt ende verkiest inden dinghen die hy weet hem onbekent te zyn ende hadde dan behoren, ja oock vermoghen, te laten zulck blind verkiezen. Immers hy hadde in allen ghevalle onbedroghen ende onverwonnen moghen blyven van zo wel zyn onverstant als lust, te weten indien hy met zeker kennis verkoren of in onzekere kennisse staande niet verkoren en hadde ghehadt. 42. Immers elck vermagh ende behoort voor zyn oordeelen in deze voors. zaken te rade te roepen alle zyn kennisse, verstant ende wetenschappe, dat is elck behoort voort verkiezen de oghen zyns ghemoeds te openen om te onderzoecken of hy verstaat dan niet en verstaat inder waarheyd, dat die voorvallende luste toe te stemmen hem ghoed zy dan quaad. 43. Dan vermochte ende behoorde hy zulx toe stemmen ghelaten te hebben, indien hy na rypen berade bevant dat hy niet en wiste of hem 'tvolghen van die voorghebeelde luste ghoed ware dan quaad, ende zo doende zoude de mensche in allen altyd zeker moghen wandelen int volghen of bedwinghen vande voorvallende lusten. 44. Want weet hy zekerlyck datse hem ghoed is, het bewillighen van dien en magh hem niet berouwen; weet hy dan oock dat hy niet en weet oft hem ghoed dan quaad zy, hy en zal d'onbekende lust niet volghen noch betrouwen, ende en magh mitsdien in allen ghevalle | |
[pagina 420]
| |
niet doen dat hem berout. Want dan is al zyn doen ende laten eer bedacht dan volbracht. 45. Dit waar een zo heylighe als veylighe oeffeninghe voor allen menschen in alle huer doen ende laten, want dit zoude 'tghoede leeren doen ende 'tquade laten. Alle dinghen te weten is alleen die eyghenschappe Godes ende is voor ons niet te hopen noch te wenschen, maar datmen niet en bestaataant. tgheen men niet en verstaat, is die eyghenschappe van die vroede menschen. |
|