Zedekunst dat is wellevenskunste
(1942)–D.V. Coornhert– Auteursrecht onbekendVierde hoofdstuck
| |
[pagina 230]
| |
7. Neen, te min noch overmidsaant. zy huer eyghen in plaatse van Godes wille onderdanigh zyn, die haar niet eeraant. toelaat Godes wille te willen onderdanigh worden, veel min te wezen. 8. Eyndlyck nadien zy alle wanen alle dueghden door huer eyghen wysheyd, krachten ende wercken verkreghen te hebben, zo moghen zy inden schyn metten lippen Gode wel dancken, eeren of pryzen, maar huer herte is verde van Gode, twelck ten laatsten oock niet en blyft verholen voor andere menschen, die zich dan an henluyden argheren. 9. Wie zodanigh is en beroeme zich des Religions niet. Hy en maghs oock niet doen met waarheyd, zonder welcke gheen rechte godsdienst en is, want niet de waarheyd, maar de loghen, een schyn ende een niet is zyn grondfest. 10. Hy hangt niet an God, maar an menschen. Menschen hoort hy, niet Gode, om te verstaan, niet om te doen, om te schynen ende niet om te wezen dueghdelyck, ende dit alles onder de mommerijen der ceremonijen. Hier mede is hy zo ghants onledigh om Gode grooten dienst te doen, als hy ledigh is om bermherticheyd te bewyzen an zynen naasten. 11. Welcke zyn nu de vruchten van deze waangodsdienst voor zodanighe schyndueghden? Het stadigh ontberen vant licht des waarheyds, het blyven inde duystere loghen, het ontberen van huere begheerten, ydelheydaant. van dueghden, overvloedicheyd van zonden, quelling des wroeghelyken ghewetens, vervreemding van Gode ende ellendighe onzalicheyd, blindheyd ende (bedaren zyluyden zich niet) verharding in alle godlozicheyd. Daar inne gheraken zy door henluyden moedwillighe onachtzaamheid, onkunde huers zelfs, verwaantheyd, onboetvaardicheyd, eyghen betrouwen ende mestrouwen Godes. |
|