Zedekunst dat is wellevenskunste
(1942)–D.V. Coornhert– Auteursrecht onbekend
[pagina 178]
| |
Vyfde hoofdstuck
| |
[pagina 179]
| |
5. Immers ten magh gheen dueghde zyn, die wysheyds ghezichte ontbeert, daarom zy met recht wel magh ghenaamt worden het ooghe des ghemoeds, de beleedstere der daden, een kunste des levens ende alder dueghden Koninginne. 6. Want de wysheyd is een ontwyfelycke wetenschap der dinghen die te begheren ende te vlieden staan. Zo weet dan oock door haar de wyze man den middel om te ontghaan de verwerde onweghenaant. des zondighen, ende om te komen opten rechten ende slechtenaant. bane des dueghdlycken levens. 7. Nadien nu oock 'tbedrogh vande onweghen bestaat inde loghen, ende de ghetrouheyd vande rechten weghe bestaat inde waarheyd, zo heeft de wysheyd haar meeste wercking int onderscheyden van loghen ende waarheyd. 8. Nu en wil niemand, oock gheen bedriegher zelf, ghaarne bedroghen wezen. Want het quetst ende verderft. Daar teghen heeft elck ghaarne datmen oprechtelyck met hem handele. Daar uyt komet dat het licht valt het bekende bedrogh des loghens te vlieden, ende over d'ander zyde de bekende ghetrouwheyd des waarheyds an te hanghen voor allen den ghenen die door wysheyds onderzoeck te recht heeft leeren kennen des loghens bedrieghlyckheyd met des waarheyds oprechticheyd. 9. Deze kennisse is inden wyzen man. Die maackt dan oock dat hy niet alleen weet, hoemen zich omzichtelyck zal afkeren vanden onweghenaant. ende bewanderen den eenighen rechten wegh ter ghoedwordingswaarts, maar dat hy zulx oock zo stadelyck als begheerlyck inder daad doet ende volbrengt. 10.Ga naar voetnoot§10Ga naar voetnoot10 Want eens wyzen menschen amptaant. en ist niet alleen in een onvruchtbare betrachting na te spueren wat loghen of waar is, oock wat ghoed of quaad is, zo datmen des niet te min met verlating vande waarheyd ende navolging vande loghen oock het ghoede verzuymende ende 'tquade hanterende quaad ende zondigh blyve als te voren. 11. O neen, dat waar een toversche wysheyd, die onder eenen bedrieghlycken schyn van dueghde den mensche in zyn ongherech- | |
[pagina 180]
| |
ticheyd zoude laten, niet anders dan het anschouwen van welgheschilderde spyze den hongherighen mensche als te voren in zynen hongher ydel ende onverzaadt laten zoude. 12. Zo en doet de ghetrouwe wysheyd niet. Maar zy maackt dat in den wyzen werdt het ghene ten welcken eynde zy hem doet naspueren wat loghen of waarheyd, oock wat ghoed of quaad is. 13. Wat is nu dit eynde? De waarheyd an te hanghen, het best in allen dinghen te verkiezen, dat boven alle dinghen te lieven, te hanteren, te oeffenen, ende door een stadighe ghewoonte 'tzelve in zich tot een twede nature ende eyghendom te maken. 14. Dit doet zo ontwyfelyck de ware wysheyd in alle hare liefhebbers, dat zo wie zulx niet dadelyckaant. in zich en bevint, wel verzekert magh zyn dat hy gheen ware, maar een ghewaande ende toversche wysheyd heeft. 15. Ghemercktaant. het den wyzen man betaamt op alle zyn doen ende laten te mercken, het voorleden te ghedencken ende daar uyt het toekomende te voorzien, zo dat de dagh van ghister hem verstreckt een schoolmeester vanden marghen. 16.Ga naar voetnoot16 Dit doet hy, ende dit doet hem uyt verzochtheydaant. vele dinghen warachtelyck weten ende in al zyn wandel omzichtigh zyn. Daarom en bestaataant. hy dan oock niet zonder voorghaande berading, daar inne hy kloeck is, ende vreest gheen ding meer dan eenighe onbekende dinghen toe te stemmen. 17. Hier door oordeelt hy langzaam ende wel, magh niet quaads begheren noch willen, heeft lust ter dueghden, hanteert die stadelyck ende wordt inder waarheyd dueghdelyck. 18. Alle zulx werckt zo krachtelyck als waarachtelyck inden wysgherighen de ware wysheyd ende dit meest doort middel van hare drie voorneemste deelen, te weten ghoede berading, kloecke doorzichticheydaant. ende een oprechtaant. oordeel. 19. De beradinghe onderzoeckt wat in de voorvallende zaken te doen staat; de doorzichticheyd overweeght wat ghedaan behoort te worden, ende het oordeel maackt begheerlyck ende willigh om zulx na vermoghen te doen. 20. Daar op volght dan het doen zelve, dat is het hanteren van tghene | |
[pagina 181]
| |
ghoed is. Zo komt ten laatsten inden mensche na wensche De voorzichtighe wysheyd by gheoeffende grysheyd, zo een Poëet zo warachtelyck als kunstelyck heeft ghezeyt, ende dit niet zonder het groote behulp vande erkauwende ghedenckenisse der voorleden gheschiedenissen, vande wackere opmercking der voorvallende zaken ende vande stadighe vlyticheyd int naspueren vande waarheyd. 21. Meer zoude ick hier handelen vande wysheyd int alghemeen, alzo zy 'thooft is ende de Koninginne alder dueghden. Maar want de zelve door dit ghantse werck zulx werdt beschreven, datter nauwelyx een Hoofdstuck der dueghden inne en komt daar niet en werdt ghehandelt van haar ghedaante, aart, oorzake, eynde, werck ende vruchten, en hevet my niet ghoed ghedocht al 'tgheheele werck te brenghen in deze eenighe plaatse. Alzo wil ick van elck der zelver op zyn gheleghen plaatse spreken, als de lezer nu al eensdeels ghezien heeft ende noch meer zal moghen vernemen. Zonderlingheaant. oock inde navolghende deyling. 22.Ga naar voetnoot§§22-29, 31-33 Daaromme trede ick nu van deze alghemeyne wysheyd tot de byzundere, diemen ghemeenlyck deylt in drie hooftleden, hoogh- | |
[pagina 182]
| |
dienstlyck zynde totter menschen onderwyzing ter dueghden, dats tot wellevens kunste. 23. Deze werden ghenomen na de verscheydenheyd wezende int menschelycke leven, mede in dryen begrepen zynde. Want daar is een wyze van leven die elck mensche op zich zelf beroert, een die elck huysghesinde in desselfs beledingaant. anghaat, ende een die tot onderhouding vande ghemeene tsamenwooning der menschen dienende is. 24. Het eerste is een eenzaamaant., het tweede is een huyslyck ende het derde is een burgherlyck leven. Dit laatste werdt het alderwaardighste gheacht, als meest inde hantering van 'tghemeene ghoed (dat verde het alderbeste is) bestaande. 25. Maar hier toe en komtmen niet dan by trappen. Want die niet wys en is, en kan zich zelf niet wel bestieren, vele minder een huysghezinde ende noch vele minder het ghemeen beste. 26. Vande wysheyd des eenzamen levens, elck mensch op zich zelf beroerende, hebbe ick int alghemeen ghezeyt. Nu come ick totte twee laatste om van elck der zelver mede wat te zegghen, ende dit meest ter navolghing van andere, als by de zelve myns bedunckens wel beschreven wezende. 27. Het eerste vande twee voors. laatste deelen is een kunste van wel huyshouden, twelck mede gheen kleyne wysheyd is. De stof daar inne zy haar kunste ghebruyckt ist huysghezinde. Het eynde is streckende dat het zelve na elx waarde wyslyck beleetaant. werde. 28. Alle huysghezinde bestaat inden mensche ende inde have of bezittinghe. De mensche behelst in zich den vader des huysghezinds als de heere, de huysvrouwe als een ghezellinne zyns levens, kinderen | |
[pagina 183]
| |
als ghewenschte vruchten, ende dienstboden als volbrenghers van des huysvaders bevelen. Maar de have begrypt het huys met de ryckdomme of inkomsten. 29. Een ghoed huysvader heeft liefde tot zyn huysvrouw ende kinderen, een gheneghen jonste tot zyne dienstboden, zorghvuldicheyd, verstand, wille ende macht om te beschermen, te onderwyzen ende te onderhouden zyn ghantsche ghezindeaant., want dat behoeft voorstand, voedzel, dexelaant. ende woning. 30. Wert iemand vanden ghezinde van anderen veronghelyckt, hy staatse voor met recht of justitie. Doet d'een d'ander binnens huys onrecht, daar recht hy met bescheydenheydaant., makende vrede daar twist is ende voorhoedende twist daar vrede is, doort middel van veel kleyne zaken onghemerckt te laten door ghaan, maar zonderlingaant. door eenen Godtvreezenden, vreedzamen voorbeelde in zyn zelfs wandel ende door daaghlyxe vermaninghen ende onderwyzinghen tot Godvruchticheyd ende dueghde streckende. 31. Ende hy voed zyn ghezindeaant. mette vruchten van Landbouw, met het ghewinne zynre handen, metten indraght van eenighe nering, of met d'inkomste van eerlycke renten. 32. Van alle huysghezinde is de huysvader met de huysvrouwe 'thoofd ende d'oorspronglycke oorzake, maar de kinderen ende dienstboden zyn als ghereedschappen inden huyze, die ghebruyckt worden inden huys-oorbaaraant., als inden stoffe datmen handelt. 33. Daarom wil ick hier nu eerst wat zegghen vanden huyze, dan vande huysghezinde ende van elck der zelver ampt of bediening. 34.Ga naar voetnoot§34 en 35 Voor al moetmen een wooning teghen des hemels onweder, teghen quade menschen ende teghen het wilde ghedierte bezorghen, omme ter nood ghelyck als de voghelen in haar nesten te nestelen ende als 'tghedierte in huere hoeven veyligh te schuylen. 35. Voortyds waren de huysghebouwen alleenlyck totter noodurft zonder alle pronckeryen, zo men noch mocht zien ten tyden van Agesilao, de Koning van Lacedemonien. | |
[pagina 184]
| |
36.Ga naar voetnoot36 Want als deze in een ander stad zagh de balcken vierkant te zyn, vraaghde hy (als of hy niet beter en hadde gheweten) of de bomen daar te lande vierkant wiessen, daar af die balcken waren ghemaackt. Als hem nu gheantwoord werde neen, maar rond, zeyde hy: zo de boomen vierkant wiessen, zoudyse dan rond behouwen tot balcken? Bespottende alzo lacherlyckaant. den onnoodighen arbeyd vant vierkant houwen der balcken, rechtaant. of zy immersaant. anders wilden dan de nature. 37. Wat nu hier na noch voor een zo onnodighen als kostelycken pracht op ghekomen is int bouwen der wooninghen, werdt by meest elck meer wel ghemerckt dan ghemindert, bezuurtaant. dan ghemijet. 38.Ga naar voetnoot§38 Het slechteaant. ende onkostelyxte ghemack ter noodurft is in dezen te pryzen, maar die schadelycke prachticheyd is te mispryzen, zonderlingaant. noch daarmen 'thuys boven 'tvermoghen ende de koken (dats d'inkomsten) beneden den noodurft bouwt ende bezorght. 39.Ga naar voetnoot39 Van 'thuys kome ick opte inkomsten. Deze zyn natuurlyck, avontuurlyck of kunstigh. De natuurlycke zyn d'edelste ende eerlyxte, als d'ackerbouw, jachte, voghelrye of vischerye. D'ander twee zyn opt ghewin, te weten d'avontuurlycke, als komanschap of renten vreemd van bedrogh ende woecker, ende de kunstighe handwercken, daar af eenighe nodigh ende nut zyn, eenighe onnodigh, maar alleen cierlyck zyn, ende eenighe niet alleen onnodigh ende onnut, maar oock schadelyck zyn. 40. De nodighe ende nutte zyn backen, spinnen, weven, potbacken, timmeren, smeden, met meer andere derghelycke, die der menschen onderhout zonder quetsaant. der naturen niet of qualyck magh ontberen. 41. De onnodighe cierlycke hantwercken zyn schilderen, printsnyden, beeldsnyden, steensnyden, ghoudsmeden, verwen, orghelen, pypenaant., | |
[pagina 185]
| |
passement wercken ende des ghelyx, diemen ter nood niet en behoeft ende daar door menigh eerzuchtigh mensch met armoede werdt bedroeft. 42.Ga naar voetnoot§42 Maar de schadelycke ambachten zyn by de makers van teerlinghen, van ballen, van quaartspelen, met meer zulcke verderflycke tydroveryen; hier onder zyn oock tongdieners met het kunstigh koken van leckere beetkens, die den niet hongherighen hongher maken ende den zatten maghen met ghulzicheyd doen overladen. 43. Kan de huysvader gheen noodigh handwerck ende ist hem door ouderdom of anders ongheleghen een ander te leeren, hy draghe ten minsten zorghe dat hy zynen kinderen gheen onnodighe of schadelycke handwercken en doe leeren, maar noodighe. 44.Ga naar voetnoot§§44, 45 Hy doe zyn ambacht of neringhe naarstelyck ende oprechtelyckaant., zonder bedrogh ende iemands schade, tot winning van voedsel ende dexel voor hem ende zyn ghezindeaant.. 45. Maar dat hy immers voor al myde, ja verlate alle handwerck of neringhe die hatelyckaant. ende onrecht zy, als lombaarderenaant., woeckeren ende anderen, diemen zonder 'tvolx verderf, bedrogh ende valscheyd niet en magh hanteren. 46.Ga naar voetnoot46 Ende want het weynigh voordertaant. daarmen vele wint, alsment weder onnuttelyck verdoet, zomen zeyt: wat baat dat de Koeye vele melx gheeft, als zyt metten voet wederom stortet, zo ist gheen minder dueghde 'tghene ghewonnen is wel te bewaren, als wel te winnen. 47. Daarom moet zyn ooghe daar op zyn dat, ghelyck hy gheen eerlyck ghewin en verzuymt daar hyze magh bekomen, alzo mede | |
[pagina 186]
| |
niet en laat verdoen in zynen huyze boven noodurft na zynen state, maar altyd eer wat minder, met afsnoeying van alle onnodighe kosten, om zulx zelfs ter nood te moghen verteren met zynen ghezindeaant., of den naasten in zynen nood (behoevet die meer dan hy) te moghen mildelyck mede deelen, zo dat hy niet en zy een doorslag of ghierighaant., maar een oprechtaant., mild man. 48.Ga naar voetnoot§§48-51 Dats int korte ghezeyt vanden huyze ende huys-oorbaaraant.. Hoort nu vander huysghenoten plicht ende eerst voorder van des huysvaders. Dien staat eerst toe een huysvrouwe te trouwen tot een ghezellinne ende medeghenoot zyns levens ende have, die eerlyckaant. zy, verstandigh, zyns ghelyck van inkomen. Want het kunst is zyn rycker, zonder zyn meestersse te bekomen. Ten valt oock niet min moeyelyck een arme te voeden dan een rycke te draghen. 49. De huysvrouw zy oock niet hooghvaardigh noch pynlyckaant., maar vriendlyck, zachtmoedigh ende ghoedigh van zeden, dat is zodanigh datse magh lief ghehat worden ende oock lief hebben. 50. De huysvader zal zyn huysvrouw lieven als zich zelf, dat is als zyn tweede Ick, daar met hy onverscheydelyck is verbonden, ende als die deelachtigh is die huyslycke bezorghing, moeyten ende oorbaar. 51. Hy zalze houden niet als een eyghen slave, maar als een vrije huysvrouwe, dat is gheen dienstbode, maar vrouwe vanden huyze ghelyck hy heere is. Heere oock van zyn wyf, niet als van een beest, maar als zyn ziel over zyn lyf. Dat is, hy moet met haar leven matelyck, niet te scherp of te streng, niet hatelyckaant. noch stuurschelyck, maar eerlyck, kuyschelyck, ghoedlyck ende vriendelyck. 52. Hy zal hem zelf haar (daart gheleghen valt) ghelyck maken ende betonen dat haar leed zyn leed ende haar lief zyn lief is, ende dat | |
[pagina 187]
| |
zyn hooghste lust is haar te verblyden midsaant. haar lief ende wel te doene. 53. Voor allen dinghen moet hy twist voorhoeden, valtse, terstond uytbluschen met vriendlycke verzoening. Wil hy een kuysch wyf hebben, hy draghe zich kuyschelyck; wil hy van haar ghelieft werden, hy lieve haar uyter herten. 54.Ga naar voetnoot54 Ende nadien wel-opghevoede kinderen d'alderloflyxste verciering, oock d'alder meeste vrueghde der ouderen is (wat eer of lust is te ghelycken by 'thebben van dueghdlycke kinderen?), zo en betaamt den huysvader gheen ding meerder dan te benaarstighenaant. dat hy de zelve zorghvuldelyck onderwyze inde vreze Godes ende oeffene in allen dueghden. 55. Want de vader is zynre kinderen predikant ende schoolmeester, henluyden moet hy inder juecht leeren 'tgheen zy zullen inde ouderdom hanteren. Daar beneven zal hy allen vlyte anwenden dat zy niet een onnutte last, maar vruchtbare ledekens moghen werden voort ghemeen beste, om daar gheen onvruchtbare wespen, maar oorbaarlycke byekens te broeden ende te voeden. 56. Ten welcken eynde hy zal bestellen dat zy met gheleerdheyd, met nutte kunsten of met oorbaarlyck handwerck, tot nut vant ghemeen beste buyten iemands schade, zich zelf met hueren ghezindeaant. namaals konnen gheneren, zonder te dencken: ick ben ryck ghenoegh, zo dat myn kinderen niet en behoeven met hoofdbreking of met arbeyd zich zelf te quellen om wat te winnen, maar moghen ledighlyck in weelden leven. 57. Want behalven dat voor allen menschen, maar zonderlinghenaant. voor de jonckheyd niet zorghlyckersaant. noch verderflyckers en magh bedacht worden dan ledighe weelde, zo zyn uwe ryckdommen, O ghy huysvaders, onzeker, zo behoordy oock meer te arbeyden om ghoede dan om rycke kinderen na te laten, ende zo ist henluyden zekerder ende nutter dat ghyze zekere ende onverliezelycke dan vluchtighe ende onzekere ryckdommen anervetaant.. 58.Ga naar voetnoot58 Dat zyn dueghden, ghoede kunsten ende een eerlyck handwerck, datmen zeyt een ghouden bodem te hebben, daar mede zy in allen | |
[pagina 188]
| |
ghevalle zich over al eerlyck konnen gheneren ende hen van niemande benomen en moghen werden, alzo een naackt scheepbrekigh mensche deze Aristippiaansche ryckdommen met zich te lande kan brenghen. 59. Hier inne valt groot ghebreck by vele onwyze ouderen, die meer naarstigh zyn om huer landen te beteren ende meer acht nemen wat misaant., wat asche of wat vuylnis nut is om huere ackeren vruchtbaar te maken, dan zy wel ghade slaan wat kunste, wat handwerck of wat nering best dienstlyck is om huere kinderen dueghdlyck, nut ende vruchtbaar te doen worden, rechtsaant. of huer 'tland ende huere ryckdommen, die zy om der kinderen willen beteren ende vergharen, meer ter herten ghing dan huere kinderen zelve. 60.Ga naar voetnoot60 Hier moetmen verstaan dat het nieuwe potken langhe zal riecken naden lucht van 'tghene men daar eerst inne gheghoten zal hebben, dat het rysken zich inder jonckheyd na wille laat buyghen, dat styf opgewassen zynde doort te spade buyghen zoude breken, ende dat de ghewoonte een tweede natuur is, zo dat elck ghemeenlyck zodanigh in d'oudheyd werdt als hy inder jueght is ghewent. 61. Men ziet oock dat de kinderen ghaarne pleghen na te doen 'tghene zy huere ouderen hebben zien voor doen, zo dat oock eenighe het droncke drincken, andere het vloecken, zommighe het haastigh vertoornen van huere ouderen schynen an te erven doort navolghen. 62. Derhalven zonderlingheaant. te bezorghen staat voor alle vrome ouderen dat huere kinderen niet quaads, maar niet dan alle ghoede zeden an huer vermercken ende alzo hueren kinderen eenen spieghel des deughdlycken levens verstrecken. 63. Zodanighe vaders zyn dubbele vaders, te weten niet alleen vander kinderen leven, maar oock van huer wel leven. Ende heeft een ghoed vader zonderlinghenaant. daar op te letten dat hy met zynen voorbeeld den kinderen leere arm van woorden te wezen. Zo zullen zy veyligher voor onghemack ende rycker van ghoede daden werden. 64. Want ghemeenlyck brengt veel spreken in ghevaarlyckheyd, ende altyd gheven ydeleaant. tonnen meer gheklanx dan volle ende de borstelighe zwynen maken meer ghekryts dan de woldraghende schaapkens. Wie zich ant veel klappen went, leert zelden weldoen, | |
[pagina 189]
| |
maar wie zich het weldoen ghewoone maackt, wordt zelden een veelspreker, maar altyd een daar af anderen welspreken. 65.Ga naar voetnoot§65 en 66 Indien de huysvader oock heeft dienstboden, dat zyn huurlinghen of eyghenaant. luyden, deze beyde is hy schuldigh te voeden, te onderwyzen ende voor te staan, zonder henluyden met onmatighen arbeyd te overlasten. Den huurling en zal hy zyn loon, noch den lyf-eyghen zyn dexelaant. ende voedsel gheenssins onthouden. 66.Ga naar voetnoot66 Deze is als een levendigh ghereedschappe des huyzens. Dat zal de huysvader totten oorbaar bequamelyck ghebruycken, maar gheenssins tot zyn moedwil onbetamelyck mesbruycken. Want zy zyn meer te ontfarmen dan te meshandelen, die door gheboorte of teghenspoed in zulcken ellendighen state zyn gheraackt. 67. Daarom moet hier de wet der naturen hare werckinghe hebben in een ghoed huysvader. Die weet dat zynen kinderen, ja oock hem zelve magh ghebueren 'tghene andere menschen is ghebuert. Zo dan hy zelf of eenighe zynre kinderen slaven waren ende ander luyder ghenade onderworpen, hy zoude ghaarne willen datmen hem ghoedlyck ende ghenadelyck handelde. Daarom handelt hy oock alzo zynen slave of slaven, te weten niet als beesten beestelyck, maar als zyne even menschen menschelyck. 68. Ghelyck de huysvader, zo heeft oock de huysvrouwe haar eyghen plicht dat haar toestaat te doene inde huyshouding. Daar af is wel het voorneemlyxte dat zy haar man poghe te behaghen. Niet met pronckerie of gheylheyd, maar met dueghde, door ghelyckwordinghe vande ghoeden zeden huers mans, want ghelyckheyd van ghoede zeden is een baarmoeder van stadighe liefde. 69. Wil zy dat de man haar lief hebbe, zy moet den man liefhebben. Diemen lief heeft, die doetmen niet dan dat den gheliefden lief is, | |
[pagina 190]
| |
dats enckele weldaad. Die veroorzaackt altyd liefde, eerst om zich zelfs, daar na om des weldoenders ghoedheyds wille. Van zodanigher huysvrouwen dueghde verlustight zich een ghoed man meer dan andere vander huysvrouwen onschameleaant. gheylheyd. 70. O, hoe zaligh is de man die zodanighen beddeghenoot magh ghebueren! Is hy truerigh, zy ist met hem, is hy vrolyck, zy ist mede. Want des mans vrueghde is haar blydschap ende des mans leed is haar verdriet. Van zulck haar herte is haar ghelaat een oprechteaant. tuyghe ende is mitsdien haar anzichte een spieghel van haar mans ghemoed in vrueghde ende droefheyd. 71. Des mans vrienden zyn hare vrienden, des mans wille is haar wille ende des mans dueghde is haar eere ende verciering. Dit verstaat zy zulx ende daarom verberght zy haar mans ghebreken als oft huer eyghen schande ware ende verbreedt daart gheleghen is zyn eere. Dit verneemt de man. Wat magh die dan anders dan zulcken lieven wyf te eeren ende te lieven? 72. Is hy by wylen qualyck ghezint, zo dat hy zonder oorzake toornigh wort, kyft ende luyde roept, zy zwyght. Maar als hy, zyn toorn verkoelt zynde, zwyght, zo spreeckt zy. Zy spreeckt dan zachtmoedelyck ende bescheydelyck. 73. Daart anders ghevalt, te weten daart wyf met een woord zo sprekende is ghemaackt, dat haar de man met gheen hondert woorden en kan doen zwyghen, daar brengt des wyfs onbescheydenaant. tonghe door des mans vierighe toorne dickmaal des mans vuyst int wyfs anghezichte, want daar twee harde steenen t'zamen stoten, daar morteren zy malkanderen. 74. Nadien nu de vrouwe onder des mans ghebieden staat, zo staat het haar wel an dat zy de minste zy, den man een woord toegheve ende met zwyghen of met een zachte antwoorde den harden toorne verzachte. 75. Zo maackt een ghoede vrouwe haar zelve teghen des mans toorne zo weeck als een potaarde, twelck gheworpen zynde oock teghen een aanbeelt, 'tzelve noch oock zich zelve niet en quetst noch daar af stuyt, maar daarom klemmet ende zich een vorme maackt vant aanbeeld. 76. Zo draaght haar een eerbaar wyf tot haar man ende huysheer. Nopende hare huyshouding hout zy haar meest in huys, neemt acht | |
[pagina 191]
| |
opten oorbaar, hevet ooghe op kinderen ende boden, ende maackt dat haar man ghedient zy na begheren. 77. Haar eenighe zorghe, ja vreze is datter iet zoude moghen gheschieden dat haar man leed zy, ende dit niet uyt angste van kyven te hooren, maar uyt liefde, dat zy boven allen dinghen haar man onghaarne zoude bedroeven. Zo eert ende vreest een kuysch wyf haar man na behoren. 78. Huere kinderen doet zy na alle vermoghen ghehoorzamen des huysvaders leere ende bevele, 'tzelve stadelyck mede den kinderen leerende ende bevelende, niet alleen met woorden, maar met haar levendigh voorbeeld van haar vlitighe onderdanicheyd tot haar man. 79. Ende ghelyck zy zelve is naarstigh, oorbaarlyck ende vreedzaam, zo leert zy met wercken ende met woorden 'tzelve oock huere boden. Die laat zy niet ledigh, maar bezorght elck zyn werck tot zynre tyd. 80. Zo werdt oock door haar alle voorraad van spys, dranck, ghewade ende anders ter gheleghender tyd op zynen meesten oorbaar benaarstightaant.. 81.Ga naar voetnoot81 In allen dinghen pooght zy te bewaren dat huer man wint of inbrengt, daar af zy niet uyt en gheeft dan dat ter noodurft ende ter eeren behoeft; zy en is niet lastigh noch kyfachtigh, maar behulpzaam ende vriendelyck ende onderhout met ghoedicheyd al 'tghezindeaant. elck in zyn amptaant., in vriendschap ende in rusten. 82. Haar omzichtigh ooghe is over 'tghantsche huys, zo datter niet en werdt verslortaant., maar alles ten oorbaar ghebracht. Zulck wyf is haar man een lust, een rust ende zyn tweede schoudere, met hem een zelve juck vande last des huys draghende. 83. Als vader ende moeder zich alzo draghen, is te hopen dat de kinderen huer daar inne zullen navolghen. Alzo het ghemeenlyck ghevalt na 'tspreeckwoord: Zo doude zonghen,
Pepen de jonghen.
Want ghaarne doet elck in d'oudheyd na 'tgheen hy in de jueght zyn ouders heeft ghezien voordoen. 84. Dit valt noch te meer daar de kinders huer ouders liefhebben. | |
[pagina 192]
| |
Zeker nadien weldaad liefde baart ende zo ghoede ouders huer kinderen zulcke liefde bewyzen inde dueghdlycke opvoeding, zo zoudet meer dan wonder zyn dat kinderen van zulcke ouders de zelve niet lief en zouden hebben, ghemercktaant. oock honden hueren meester die hen opvoeden, niet jeghenstaande zy die by wylen slaan, liefhebben. Diemen liefheeft, diens zeden ende leven pooghtmen stadelyck gelyck te werden, ende dat men stadelycken pooght, dat doetmen ende elck wordt zodanigh als 'twerck is dat hy stadelyck doet. 85. Dit valt te meer noch, als zy beghinnen te verstaan de weldaden die zy van huere ouders ghenieten. Want dan mercken zy dat huer ouders oorzake zyn dat zyluyden zyn, overmidsaant. het teelen, dat zy leven, overmids het opvoeden, ende dat zy wel leven, overmids haar onderwyzinghe, zo door hen zelven als door schoolmeesteren. 86. Diemen dan lief heeft, dien maacktmen zich zelf ghelyck, zo ghezeyt is. Zo worden dan zulcke kinderen ghoed, want d'ouders zyn ghoed. Daaromme eeren zy die oock uyter herten waardelyck. Waar mede meer dan met onderdanicheyd? Dat is doen na 'tbevelen der ouderen ende dit aldermeest int volghen van henluyder raad boven, ja teghen eyghen lusten. 87. Hier in is voorneemlyck der kinderen zalicheyd gheleghen. Want de jueght is onwys; daarom zyn hare lusten meest zot ende verderflyck. Daar teghen is den raad der vromen ouderen verstandigh ende ghetrouw; die raden den kinderen af van dat hen quaad is tot het ghoede. 88. Wat magh dan wenschelycker zyn inden kinderen dan dat zy der ouderen verstandicheyd in haar onwyze jueght ghenieten, hare verderflycke lusten vliedende de zalighe dueghde verwerven ende een ouderdom bereycken die met vrueghden te rugghe magh zien in een onschuldighe ende eerlycke jonckheyd? Dit valt by zo weynigh oude menschen, alst wel vele in huere oudheyd zouden wenschen. 89.Ga naar voetnoot89 Ende nadien zulcke kinderen oock zien dat huere ouderen gheen kosten noch moeyten en sparen met huer ter scholen te houden of op eenighe ambachten, zo zyn zy vlytigh int leeren, vlieden als de pestilentie de ledicheyd ende alle tuyscherijeaant. die hen tot een aftochtaant. | |
[pagina 193]
| |
vande leeringhe ofte ambachte zouden moghen strecken, ende dit voorneemlyck oock om dat henluyden een lust is huere ouders met het zien van hen naarstigh leeren te verblyden. 90. Wat magh oock den ouderen lustigheraant. zyn dan te zien dat huer onkosten wel besteed zyn anden kinderen, dat de zelve wel leeren, dat zy tot huer jaren komende hen zelf zullen konnen gheneren, ende dat zy huer ouderen eeren, dueghd hanteren ende Gode vrezen leeren? 91.Ga naar voetnoot91 Metten anwas vande jaren wast de kennisse ende mitsdien het verstaan vande weldaden by hem van hare ouderen ontfanghen. Daar uyt neemt oock meer ende meer toe hare liefde tot zulcke lieve ouders; daar uyt wordt dan in henluyden gheboren de eerlycke danckbaarheyd. 92. Deze maackt dat zy lust kryghen om metten oyvaars huere oude ende zwacke ouderen te doen als henluyder jonghe ende zwacke kindscheyd van huer ouderen gheschiet is, dat is dienen, voeden ende onderhouden, indien de ouderen des behoeftigh zyn. 93.Ga naar voetnoot93 Deze lust van danckbaarheyd totten ouderen toont Homerus te zyn gheweest inden jongheling Hippothoo, die voor Troyen werdt verslaghen, ende vanden welcken de Poëet zeyt alzo: Noch hy en had oock niet vermoghen
Zyn ouders danckbaarheyd te toghenaant.
Voor 'tvoedsel hem van huer ghegheven,
Door kortheyd van zyn jonghe leven.
94.Ga naar voetnoot§94 Dit vermocht de dochter, dit dede oock de dochter niet zonder levens ghevaarlyckheyd, die haar vader, ten verhongherens doode veroordeelt zynde, inden kercker quam voeden met hare borsten. Ga naar voetnoot§1 | |
[pagina 194]
| |
95. Behalven deze gheschiedenisse leestmen hier af oock een stichtelyck fabelken van een smit, ghenaemt Focus. Deze was beklaacht voor den Keyzer van opten dagh zynre gheboorten teghen zyn ghebod ghesmedet te hebben. Onze smit bekende d'anklachte. Des de Keyzer hem vraaghde wie hem zo stout hadde ghemaackt. Een moghender dan ghy zyt, here. De Keyzer verwondert vraaghde: wie is dat doch? De nood, heere. Ick moet wercken of met myn ghezinde vasten, want alle daghe behoeve ick acht zilveren penninghen, te weten twee die ick moet uyt leenen, twee die ick betale, twe die ick zelve behoeve ende twee die ick verlieze. Ghevraaght vande Keyzere wat hy daar met meynde, sprack de smit alzo: Ick hebbe jonghe kinderen, huer leene ick alle daghe twee penninghen tot huer voedsel om my dat te betalen tot myn voedsel in myn zwacke ouderdom, als ick (ghelyck zy nu) niet en kan winnen. Twee penninghen betale ick alle daghe myn oude, zwacke ende winneloze vader, die hy my in myn kindsheyd heeft gheleent. Twee penninghen behoeve ick alle daghe zelve tot myn noodurft, ende twee verteerter alle daghe myn wyf ende dat is verloren kosten, want het is een quaad wyf. Wil nu myn Heere my alle daghe acht penninghen doen gheven, ick vier des Keyzers gheboorte wel al myn leven. De Keyzer lachte, liet den smit niet onbeghifticht van zich ghaan, om zyn danckbaarheyd tot zyn vader ende ghetrouheyd tot zyn kinderen. 96. Dat zy opt kortste ghezeyt vander kinderen plicht jeghen huere ouderen. Nu en ghebreeckt hier niet meer dan der dienstboden amptaant. tot hueren huysheere ende vrouwe. 97.Ga naar voetnoot§§97-100 Dezen betaamt voor al, het zy vrije of eyghenaant., hueren heere ende vrouwe lief te hebben, met ghewilligher onderdanicheyd te dienen, tot allen bevelen (dat niet zondelyck en is) bereyt te zyn, ghetrouw van handen te wezen ende zwyghende van monde. 98. Nadien oock de ghetrouheyd van een bode niet alleen en is gheleghen in niet stelen ende int niet kallen, maar oock zonder- | |
[pagina 195]
| |
linghenaant. int oorbaarlyck handelen van des heeren ghoed, zo zyn zy schuldigh 'tzelve na al huer vermoghen te helpen vermeeren. 99. Dit gheschiet doort matigh ende spaarlyck ghebruyck van spys, dranck ende ghewade, ende doort naarstigh voorhoeden datter niet verloren en gha, niet verslortaant. en werde noch verwaarloost. Dit zal byden huysvader of zyn huysvrouwe licht ghemerckt worden, die daaromme zulcke dienstboden lief hebben ende weldoen zullen. 100. Want elck heeft jonst totten ghenen die hy verneemt hem nut ende oorbaarlyck te wezen. Welcke jonst des huysvaders ende zynre vrouwen totten boden, by henluyden vernomen zynde, oock maken zal dat zy zonder zwaricheyd eenighen onlust huers heeren van grauwen of anders zullen konnen verdraghen. Dit maackt den boden hueren dienst licht, den huysheere anghenaam ende den ghezindeaant. een vriendelycke vrede. 101. Zo vele ghezeyt hebbende vande wysheyd, gheleghen int wel huyshouden, dat is vande huyslycke wysheyd, is ten laatsten nu eens tyd oock wat (doch minder, als minder luyden betreffende ende veel af inden rechten gheschreven zynde) vande Burgherlycke wysheyd. 102. Burgher is zo ghenaamt na een burgh of veste, dit meynt een Stede daar vele menschen huer stede of vaste plaatse nemen die, alzo stadelyck stede houdende binnen den burght, Burghers werden ghenaamt. 103.Ga naar voetnoot103 Der Burgheren bestiering des burchts werdt ghenaamt burgherlyke wysheyd. Deze heeft hare wercking inde bestiering van burghen, steden, landen ende luyden. Nu staat eerst te mercken dat, ghelyck elck huysghezinde bestaat in veel zonderlingheaant. menschen, alzo oock een stad bestaat in vele zonderlinghe huysghezinden. | |
[pagina 196]
| |
104. Int wel bestieren vant ghemeen beste toont zich de wysheyd alderbest, zonder de welcke gheen menschelyck ghezelschappeaant. en magh bevoochdet worden. 'tGhemeen besteaant. is een staat ende beledingaant. des Stads te onderhouden, staande inde bestiering der zaken. 105. Deze burgherlycke wysheyd stelt wetten ende kueren vander burgheren wercken; zy is ghants doende int beschermen vande ghezellyckheydaant. der burgheren, rechtaant. als inde stoffe die zy voorghenomen heeft te handelen. Het eynde daar toe zy streckt is, dat het ghemeen beste wel beleetaant. ende der burgheren welvaren benaarstightaant. werde. 106. Eenighe vande ouden stellen tusschen een huysghezinde ende 'tghemeen beste dezen onderscheyd, dat int ghemeen beste een ghelyck recht is tusschen d'alder oppersten ende d'alder nedersten, maar int huysghezinde heeft de huysvader een konincklyk ghebiedaant. over zyne kinderen ende slaven, zo dat tusschen vader ende kind, heer ende slave de voors. ghelyckheyd niet en magh wezen. 107.Ga naar voetnoot§§107-110 Men telt zes ghedaanten vant ghemeen beste; daar van zyn de drie ghoed, te weten als een Koning, of als eenighe vande voorbarighsteaant., of als 'tvolck rechtvaardelyck ende bequamelyck 'tghemeen ghoed ten ghemeenen oorbaar bedienen. 108. D'ander drie zyn quaad, te weten als daar een Tyran, de t'zamenswering van weynighe, of het onwyze volck, na haren moed-wille heerschappende, allen dinghen tot hueren eyghen nut na zich trecken. 109. Men vint gheen Stad by eenighe volcken welcker bestieringhe niet in een vande voors. zes en werdt bevonden. Zommighe achtens voor de alderbeste bestiering die daar bestaat inde t'zamenvoeghing vande drie voors. ghoede beledinghen vant ghemeen beste, als | |
[pagina 197]
| |
wezende beter, nutter ende ghedurigher dan elck vande zelve drie op zich zelve. 110.Ga naar voetnoot110 Deze was tot Romen na 't verjaghen vanden Koninghen totten ankomste der Keyzeren toe, waar af Julius ende Augustus d'eerste twee waren. Want doe was daar de Konincklycke Heerschappije der Burghemeesteren, betemt metten breydel der Raadsheren, te weten van eenighe der voorbarighstenaant. burgheren ende deze beyde metten Dekens als beschermers vander ghemeenten vryheyd ende afweerders van alle tyrannije, overdaad ende gheweld. 111.Ga naar voetnoot111 Dats hier ghenoegh vande vooghden ende bestierders vande vrijen steden ende ghemeynen bestens. Deze bestaan in menichte van burgheren na een ghemeen recht levende. Daarom ist oock nodigh te tonen hoedanigh die behoren te wezen. 112. Met recht magh hy een ghoed burgher ghenaamt worden die, verciert zynde met burgherlycke dueghden als wysheyd, rechtvaardicheyd, sterckheyd ende maticheyd, wel kan beledenaant. niet alleen zyn huyslycke, maar oock de ghemeene zaken. 113. Om nu de dueghden te leeren zyn van noode ghemeene scholen met dueghdlycke ende gheleerde schoolmeesteren, die den kinderen van jongx op onderwyzen, door kennisse vande alderbeste dinghen ter dueghden anlocken ende alzo nutte burgheren des vaderlands daar uyt maken.. 114. Daar toe behoren oock d'ouders huere kinderen an te voeren. Maar ghebreeckt hen macht om huere kinderen ter scholen te houden, zo behoren zy die te besteden op eenighe nodighe ende nutte am- | |
[pagina 198]
| |
bachten, om tot dienste vande Stad, buyten iemands schade of last, zich zelf daar met eerlyck te gheneren. 115.Ga naar voetnoot§§115-117 Want men moet, als voor een pestilentie vant ghemeen beste, den jonghers voorhoeden voor ledicheyd ende voor wellusticheyd ende dit doort middel van of huere ghemoeden of huere lichamen te oeffenen in eenighe eerlycke kunsten ofte ambachten. Men moet de jueght ghoed werck gheven, of zy nemen van zelf quaad werck. 116. Ende want de jonghers d'ouden ghaarne navolghen, behooren alle ghoede burgheren, zonderlinghenaant. de ouders ende schoolmeesteren der kinderen, henluyden voor te ghaan met een oprechtaant. leven ende hen te verstrecken voorschriften der dueghdlycke zeden. 117.Ga naar voetnoot117 Men behoort te benaarstighenaant. datmer, zo vele moghelyck is, wechneme alle oorzaken van zondighen, datmer wech doe alle anloxelen tot gheylheyd ende wellusten, datmer d'overheyd, is die ghoed, ghehoorzame als vaderen des vaderlands, den welcken des ghebiedens machte van Gode is ghegheven; maar is die quaad, dat hy gheduldelyck werde gheleden ende zonder alle oproer met ootmoedigher eerbiediging tot de behoorlyckheyd zyns diensts vermaant werde. 118.Ga naar voetnoot§118 Men ghehoorzame de wetten, men onderhoude de godsdienste ende men hebbe vrede ende eendracht onder den burgheren. Alle | |
[pagina 199]
| |
oorzake van tweedracht zy voorhoedet, elck bezorghe zyne dinghen ende niemand onderwindeaant. zich des Stadsdiensten, zonder daar toe wettelyck beroepen te wezen. 119. Elck houde zich altyd in rusten ende betale d'excyzen ende ghemeene lasten. Yghelyck lieve het ghemeen beste ende dat oock boven zyn zelfs have, ja leven. 120. Dit valt licht voor den vroeden, als verstaande dat alle gheheel dat ghoed is beter is dan zyn deel, ende dat het zyne maar een kleyn deelken is van dat gheheel, twelck men dan ghaarne om de behoudenisse vant gheheel verliest. 121.Ga naar voetnoot121 Deze en moghen huer eyghen baat gheenssins tot schade, veel min tot verderf van tghemeen beste zoecken. Daar by komt noch dat men naast Gode het vaderland behoort lief te hebben, daar na d'ouders, voorts den maghen ende ten derden den medeburghers, vermidsaant. de ghemeenschap des burgherrechts. 122. De vreemdelinghen moghen huere dinghen doen zonder weet-ghierigh onderzoeck van tghene huer niet en roert, ende zich zedelyck draghen, den wetten onderdanigh ende den burgheren ghedienstigh. 123.Ga naar voetnoot§§123-125 Des Overheyds ampt is het ghemeen beste wyslyck te bestieren, ende dit met voorzichtighen raad, maar niet met gheweldigher daad. Zaligh noemt een oude de Steden ende Landen daar d'overheyd wysgherighe mannen zyn. 124. Het staat oock voorneemlyck d'overheyd toe dat hy de wetten voorsta, op dat die onderhouden werden, niet alleen vanden burgheren, maar oock voor al van hem zelve. 125. Dit dede loflyck Zaleucus, als zyn zone zelfs beyde zyne ooghen | |
[pagina 200]
| |
hadde verbuert vermids zyn overspel teghen den wet, daar af ghemaackt by den vader zelf. Die en liet zyn zone van zulcken straf niet verbiddenaant., oock vanden ghantsen volcke niet, maar dede zyn zoons een oghe ende zyn zelfs een oghe uytsteken om de wet te onderhouden. 126. Mochte in zulcken stad oock eenigh burgher vergevinghe van zyn mesdaad met eenighe reden verhopen? Magh daar oock beter middel zyn om de wetten te doen onderhouden dan door zulcken wanhope van onghestraftheyd? 127.Ga naar voetnoot§§127-133 Het is dan een onberispelyck leven, een liefde totte rechtvaardicheyd met een hate ter ghiericheydaant., daar door alle Overheyden ende Rechters hare waardighe grootachtbaarheyd in eeren houden. 128. D'overheyd draghe zo lieflycken zorghvuldicheyd over zyne onderzaten als een vader over zyne kinderen, zo zullen hem zyne onderzaten lieven ende eeren als ghoede kinderen haar vader. 129.Ga naar voetnoot129 Wie lieftalaant. wil zyn, die moet lief hebben. Daar by voeghe[?] henluyden wel dat zy zich draghen vriendelyck, ghespraackzaam ende zedelyck teghen elck, niet hoofdigh, niet verwaandelyck, niet wreedelyck; dat zy yghelyck ghoedlyck horen, ghelyck recht doen, ghonst ende hate ter rugghe stellen ende dat zy met een bermhertighe strengheyd straffen in aller billickheyd d'een als d'ander zonder alle anzien van personen. 130. Een oprechteaant. Overheyd zal zich draghen als een vader (zo ghezeyt is) vant ghemeen beste ende met een ghelycke liefde be- | |
[pagina 201]
| |
zorghen allen burgheren, zy zyn dan ryck of arm, edel of onedel, groot of kleyn gheacht. 131. Is hy beducht voor dierte, hy zal bezorghen datter koorn zy, ende zo mede van alle andere noodzakelycke dinghen doen die de Steden in quade tyden ghewoonlyck zyn te behoeven. 132. In zodanighe ghemeene nood, voorneemlyck van koorns dierte, zal hy byzonder het oghe hebben opten armen burgheren, zonder te verzuymen den inwoonderenaant. ende vreemden, die hy ghoedertierlycken ende menschelycken zal handelen, twelck eenen ghoeden name maackt by andere steden ende landen die tzelve in ghelycken nooden an dezer Steden burgheren, by henluyden zwervende, oock moghen met weldaad ghedencken. 133. Eyndlyck hy zal met alder zorghvuldicheyd 'tghemeyn welvaren benaarstighenaant., desselvens oorbaar in allen zoecken ende desselfs eere boven allen dinghen voorstaan, het zy dan in tyden zo wel van oorloghe als van vrede. Ende hier mede zy nu oock ghenoegh ghezeyt vande burgherlycke wysheyd. |
|