Weet of rust
(1985)–D.V. Coornhert– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
Het maken van testamenten en het weggeven van goederen na je dood is niet zo christelijk als weggeven tijdens je levenaant.Beste N., uit je brief maak ik op dat je een testament wilt maken en dat je me advies vraagt hoe je het moet aanleggen om processen tussen je erfgenamen te voorkomen. Wel, de veiligste manier is niet bang te zijn nu wat kosten te maken, ten einde grote uitgaven in de toekomst te vermijden. Ik bedoel, als je niet op een daalder kijkt bij het raadplegen (niet van mij of van ongeleerde notarissen zoals ik, maar) van geleerde en ervaren juristen, om daarmee je erfgenamen ettelijke honderden daalders te besparen voor rusteloos, maar allesbehalve kosteloos, procederen. Ik verwijs je door naar groter deskundigen dan ik op dit terrein, omdat ik zelf advies nodig zou hebben bij dergelijke kwesties. Ik vertrouw hen daarin meer dan mezelf. Want iedereen begrijpt die dingen het best, waar hij het hardst voor geleerd heeft en die hij het meest bij de hand heeft gehad. Geloof me maar, het onverstand van ons, notarissen, is het vet in de pot van de advocaten, procureurs en strafpleiters. Dat als antwoord op je eerste vraag. Op je tweede vraag, namelijk of het wel juist is om een testament te maken, zou ik graag het antwoord schuldig blijven, om op dit punt door de advocaten niet voor ketter uitgemaakt te kunnen worden. Maar ik moet mijn mening daarover verduidelijken, om bij jou niet de schijn van veinzerij te wekken. Als je een jurist vraagt of het geoorloofd is om per testament te beschikken over andermans bezit, dan zal hij je antwoorden van niet. Als je hem vraagt of iemand die niet meer op deze wereld is, nog enig eigendom op deze wereld kan bezitten, dan moet hij nee zeggen. Wie gestorven is, heeft geen bezit meer. Hier volgt dus uit, dat allen die bij testament causa mortis (wegens overlijden) aan iemand wat geven, zo'n gift doen van andermans bezit, waarover zij onrechtmatig beschikken. Want zolang als het hun eigendom was, hielden zij het gierig vast; maar nu het | |
[pagina 114]
| |
van een ander moet zijn, geven ze het weg met milde hand. Mooie milde lui zijn dat! Ze geven pas iets weg als ze het moeten achterlaten; als het niet meer aan hen toebehoort, maar aan hun erfgenamen. Kijk maar eens wat ze meenemen in hun doodkist, dan zul je snappen wat voor bezit ze nog hebben: daar nemen ze zelf niets mee, maar men geeft hun, niet het beste, maar het oudste beddelaken. Kun je dat nog geven noemen, als het gaat om iets dat je toch niet langer kon vasthouden? Is dat mildheid, als je andermans bezit weggeeft? Ronduit gezegd: nee! Geef tijdens je leven. Geef terwijl je het nog zou kunnen behouden en wanneer het jou nog toebehoort. Dat is dank waard. Nu je leeft behoort het jou toe, vroeger was het van iemand anders, na je dood zal het ook weer aan een ander toebehoren, zoals het volgende versje zegt: Het goed dat nu ter tijd is mijn,
Was eens van een ander en zal dat weer zijn.
Niets noem ik het mijne in dit leven
Dan wat voedsel, en een aalmoes om weg te geven.
Daar heb je mijn oordeel. Wees Gods oordeel indachtig, en de woorden van de engel die men afschildert met de ene hand omhoog en de andere naar beneden en die men als volgt laat spreken: Wat ik gaf is mij gebleven.
Wat ik vasthield, heeft me begeven.
Vaar wel en geef het lichtende voorbeeld! D.V. Coornhert. |
|