Weet of rust
(1985)–D.V. Coornhert– Auteursrechtelijk beschermdDisputeren is nuttig, want de officiële leer kan een dwaalleer zijn; of iemand met een zuiver geweten mag zwijgen over ernstige dwalingen die hij kan aanwijzenaant.Beste W., het is ongetwijfeld waar dat ik lange tijd niet heb geschreven. Dat komt deels doordat ik het heel druk heb gehad, deels door de ernstige, slepende ziekte van mijn vrouw, die naar het zich laat aanzien dodelijk zal aflopen, en deels doordat ik | |
[pagina 103]
| |
meende dat mijn brieven aan ons beider vriend M. voor jullie allebei bestemd waren; maar bovenal omdat ik weet dat onze vriendschap zo'n vast fundament heeft dat ze wel tegen een stootje kan, ook al schrijf ik een tijdje niet. Van je royale gift heb ik koperen platen kunnen kopen om te graveren. De dank ervoor heb ik opgeborgen in mijn hart en ik wacht op een kans om die weer met winst voor jou te kunnen opdelven. Voorlopig bedank ik je dus, zoals gewoonlijk, alleen met woorden, totdat ik de gelegenheid krijg om de boom die ik opzet ook werkelijke vruchten te laten afwerpen... Ik weet dat er bij de komende disputatie aan beide kanten medestanders zullen staan, maar dat hindert of verheugt me niet in het minst. Vincit veritas: de waarheid overwint. Mensen die mijn kant schijnen te kiezen, beweren dat debatten vruchteloos zijn, maar daar ben ik het niet mee eens; mogelijk omdat ik met al mijn eigenwijsheid geen behagen schep in hun rechtlijnigheid. Ik weet namelijk niet wat ze mij zouden antwoorden als ik vroeg of de roomse leer de ware was. Ik geloof dat zij zouden zeggen van niet. Maar die leer zouden we nóg hebben, als Luther niet had gedisputeerd. Als ik vraag of Luthers leer van het avondmaal de ware is, dan zullen ze waarschijnlijk antwoorden: ‘nee!’ Die leer zouden we nóg hebben als niet eerst Zwingli en daarna Calvijn gedisputeerd hadden en als die de wereld niet gevuld hadden met boeken vol getwist, gelaster en gescheld. Debatten hebben dus een goede rol vervuld bij de verbetering van de leer. Ook mijn welwillende critici moeten dat beamen. Beste vriend, als men hen verder vroeg of zij er zeker van zijn dat deze gereformeerde leer in alle opzichten de ware is, wat zouden zij dan beslist zeggen? Dat het bij die leer niet om mensen gaat, die dwalen, maar om goden, die zich per definitie niet kunnen vergissen? Nee toch? Dat zullen ze vast niet willen beweren; ze kijken wel uit! | |
[pagina 104]
| |
Vooruit dan! Laten we ter wille van de discussie aannemen dat er ook in deze leer een dwaling kan sluipen, zoals dat zelfs is gebeurd met de leer van de apostelen (wat de dominees uit Delft zelf hebben moeten toegeven). En laten we het erop houden dat ik de waarheid heb en zij de dwaling. Zal het openbaar maken van die dwaling iemand schade kunnen doen? Nee! Maar stel, in het omgekeerde geval, dat zij de waarheid hebben en ik niet, zou dan hun geleerde waarheid verduisterd kunnen raken als ze wordt aangevochten door mijn domme leugen? Allerminst! Ze zal er des te schitterender door gaan blinken! Zijn deze wijze lieden er soms bang voor dat er geen eind aan de debatten zal komen? Daar ben ik ook bang voor. Ik denk aan de woorden van Christus, dat ergernissen nodig zijn, maar ‘wee hem door wie ze komen’. Als ze door mij komen, waarom zijn die trage stilzitters, die alleen voor zichzelf leven en denken dat ze alles aan zichzelf te danken hebben, er dan zo bang voor dat iemand anders zich wil inspannen? Als ze noch de wil, noch het verstand, noch de macht hebben om anderen behulpzaam te zijn bij het bevorderen van de kennis die nodig is voor de waarheid, dan hoop ik dat zij niet jaloers zullen zijn wanneer anderen, die er in Christus' naam moeite en ondank voor over hebben, dat wél doen zoals het hoort. Of is de kennis van de waarheid in godsdienstzaken soms niet van levensbelang? Och! Kwam het maar eens zo ver dat deze wijze lieden (als ze op dit punt tenminste wijs zijn, wat best mogelijk is) mij hierover vriendelijk zouden onderhouden en het me zó zouden uitleggen dat ik het kon begrijpen, zodat ik met een zuiver geweten tegenover God, mijn vaderland en mijn medemensen kon zwijgen over de grove dwalingen die ik zie en weet. Wat zou ik dan graag stom en sprakeloos worden als een vis en hun nog honderd kronen geven op de koop toe als honorarium voor zulke adviezen. Dat meen ik oprecht! Breng dit maar als een serieus voorstel aan hen over. Dat mogen ze me niet weigeren als ze zeker zijn van zichzelf. Tot zover over deze zaak, die mij, | |
[pagina 105]
| |
als een gewetenszaak, bovenal ter harte gaat. Ik kan onmogelijk geloven dat een rechtenstudie afbreuk zou doen aan de beheersing van de vrije kunsten. Spreek met N. maar niet meer over mijn brieven; je weet wel wie en wat ik bedoel. Ik zal hem bedanken voor de verzen van Benedictus. Ook al hebben anderen een snel verstand, jij hebt bovendien een nijvere hand. Dank de Heer dubbel voor het vervolg van zo'n schitterend begin tot gewin van je vaderland en je medemens. Doe mijn vriendelijke en dienstwillige groeten aan alle vrienden, aan de heren Lipsius en Plantijn en aan de lieve vrouw van de laatste, en ook aan onze jonge M. Onlangs heb ik zijn vader nog geschreven. Mijn doodzieke Neeltje groet je vriendelijk. Vaarwel! D.V. Coornhert. |
|