Weet of rust
(1985)–D.V. Coornhert– Auteursrechtelijk beschermdVerschillende soorten van mensen die de Bijbel lezen of horen voorlezenaant.Het woord van God is opgeschreven opdat mensen de Heilige Schrift zouden lezen of horen voorlezen. Daarom wordt de Bijbel door velen terecht het geschreven woord van God genoemd, ter onderscheiding van het levende, eeuwige woord, waarvan dit geschreven woord getuigenis aflegt. Nu is ieder redelijk mens een zondaar óf een heilige. De zondaar is een goddeloos óf een boetvaardig mens. De goddeloze is verstokt en duivels, zodat hij niet te bekeren is, óf hij is niet geheel verstokt en verduiveld, zodat hij zich alsnog kan bekeren, hoewel hij nog onboetvaardig is. Maar de boetvaar- | |
[pagina 81]
| |
dige zondaar, die zich al enigszins tot de Heer heeft bekeerd, is een dienaar die het goede doet uit vrees voor straf, óf hij is een huurling die het goede doet uit hoop op een beloning. Dat zijn allebei voorstadia van heiligheid. Zij kunnen heiligen worden, maar zij zijn het nog niet, want geen van tweeën zijn ze al kinderen van God. Alleen Gods kinderen zijn heilig en nu reeds zalig, omdat zij het kwade nalaten en het goede willen doen of werkelijk doen; niet uit vrees voor straf, maar uit haat jegens het kwaad; evenmin uit hoop op beloning, maar uit liefde voor het goede. Onder de heiligen of kinderen van God vindt men drie categorieën, namelijk ten eerste de kinderen, die nu reeds van goede wil zijn, maar de mannelijke kracht nog missen om te laten of te doen wat zij willen; ten tweede de volwassen mannen, die wél de kracht hebben om in alle opzichten te volbrengen wat zij willen; en ten derde de oude wijzen, die Christus zo volkomen kennen, dat zij in staat zijn om kinderen in Christus' geest voort te brengen. Daarom worden zij ook wel ‘vaders’ genoemd. Deze heiligen van God leven in Christus, die het licht van de wereld is; in dit licht aanschouwen zij Gods licht. Daardoor kennen zij niet alleen zichzelf en weten zij wat en hoe zij zijn, maar zij kennen ook God zelf als de enige ware God, en zijn afgezant Jezus Christus, zijn levendmakende woord, als het enige middel waardoor de mens tot God en zijn ware kennis kan komen. Deze heiligen en kinderen van God worden dus door God zelf, door middel van zijn levende woord en de geest van de waarheid onderwezen en in alle waarheid voortgeleid. Onderwijzing van mensen hebben zij niet nodig, omdat zij door de zalving van de geest onderwezen worden. Wie de heldere zon voor ogen ziet, heeft toch het flakkerende licht van de sterren niet nodig? Kan iemand herboren worden zonder een oprecht geloof te hebben? Dat heeft God nergens beloofd aan mensen die niet tevens de vaste hoop kennen. Zo bestaat er ook geen kind van | |
[pagina 82]
| |
God dat de liefde niet bezit. Gods kinderen worden dus gesteund door het ware geloof, door de blijde hoop en door de zalige liefde, die alles gelooft en hoopt. De kinderen van God bezitten dus Gods liefde. Die bestaat (a) uit de vervulling van Gods wet en (b) uit de gehoorzaamheid aan Gods geboden. Nu kan niemand Gods geboden op de juiste wijze onderhouden zonder ze goed te begrijpen, dat wil zeggen zonder waarlijk te weten wat God wil dat wij zullen doen en laten. Zo weten dan de kinderen van God, onderwezen door God de vader zelf, wat zij behoren te doen ofte laten. Deze kinderen hebben dus niet alleen geen menselijke onderwijzing nodig, maar zij hebben ook geen behoefte aan de getuigenissen van de Heilige Schrift om nog aan de weet te komen wat zij nu al zeker weten. Dit heeft ook Augustinus al geformuleerd met de volgende woorden: ‘De mens die gesteund wordt door geloof, hoop en liefde en die daarin volhardt, heeft de Bijbel niet nodig, behalve om anderen te onderwijzen.’ Maar het is anders gesteld met de drie eerste categorieën, namelijk met de goddelozen, de dienaars en de huurlingen, want zij behoren nog niet bij Christus door de wedergeboorte en zij missen daardoor ook het licht des hemels, Christus zelf. Zij wandelen niet in het heldere daglicht, maar in de duistere nacht van het ongeloof of aan de nevelige grenzen van het geloof, van waaruit zij het oog gericht houden op het profetische woord van de getuigenissen in de Bijbel. Hiertoe is de Bijbel gegeven: als leidende ster, als lantaarn op moeilijke paden en als gids op de weg naar Christus, om aan die zo verduisterde of benevelde ogen de eigen toestand, dat is zichzelf, te laten zien en te leren kennen. De Bijbel is daartoe meer geschikt en beter in staat dan alle menselijke schatten op aarde. Zonder de genoemde zelfkennis is het onmogelijk om zichzelf te verlaten en uit de duisternis weg te gaan naar het licht, dat is naar Jezus, om vervolgens, verlost van slechtheid en voorzien van Christus' goedheid, goed en zalig te worden. | |
[pagina 83]
| |
Nu bevat de Heilige Schrift ongetwijfeld uitsluitend zaken die nuttig zijn om te weten. Maar toch slagen de spinnen erin om uit deze zuivere bloem schadelijk vergif te zuigen. Dit komt door hun slechtheid, die de oprechtheid van de Bijbel misbruikt. Want de volmaakte God zelf wordt door de verkeerden verkeerd uitgelegd; voor zulke mensen wordt Christus een steen des aanstoots en de Heilige Schrift een valstrik. Vergelijk de Bijbel eens met een apotheek, waar men heilzame én dodelijk giftige kruiden kan aantreffen. Evenzo vindt men in de Bijbel goede én slechte exempelen, de goede ter navolging, de slechte om te vermijden. De geleerde doktoren kunnen alles ten goede toepassen. In hun handen bevordert zelfs het dodelijke vergif de genezing. En zo gaat het ook toe in de apotheek van de Bijbel: de reinen is alles rein; de goeden dient alles ten goede, want zij zijn door de goede en wijze God zelf onderwezen en kunnen alles in goede zin toepassen. Zij kunnen zelfs vergif drinken, zonder dat het hun schade berokkent. Maar zo gaat het niet met de anderen, die nog niet door God zijn onderwezen. Brengt men hen in een apotheek, dan kennen zij zichzelf niet, noch hun ziekte, noch de benodigde medicijnen. En als men iets niet kent, kan men het onmogelijk goed toepassen. Als zij dan in hun overmoed wat kruiden of drankjes naar binnen werken, lopen zij dan niet een grote kans om vergif te slikken in plaats van een geneesmiddel? Ja, wat erger is, iets wat voor een ander bij goed gebruik een medicijn kan zijn, strekt hun tot vergif. In plaats van de verlangde gezondheid brengt het hun de gevreesde dood. Zoveel macht hebben overmoed en onkunde samen met het verderfelijke misbruik! Zijn deze onheilspellende kruiden van straf in de bijbelse apotheek niet even nuttig, zelfs nodig, om de zonde bij hardnekkige zondaren te verdelgen, als de aanlokkelijke kruiden van belofte nuttig en nodig zijn tot troost en verkwikking van verdrietige en verslagen hartjes? Dat moet men toch beamen? Welnu dan. Stel eens, dat zo'n troostbehoevend, zwak hartje in | |
[pagina 84]
| |
de apotheek van de Heilige Schrift de vreselijke plagen aantreft waarmee hardnekkige zondaren behandeld worden, maar die niet bedoeld zijn voor een tere ziel. En stel dat hij iets pakt en slikt wat voor zondaren medicijn is, maar voor hem vergif. Dan misbruikt hij het met onverstand. Wat kan hier anders uit voortkomen, dan dat hij in wanhoop de hand aan zichzelf zal slaan om zijn rampzalige leven te verkorten? Door die vergissing zal hij zijn tijdelijke ellende inruilen voor een eeuwige rampspoed. Zo heeft hij zich de dood op de hals gehaald door een kruid te slikken dat voor hem vergif was. Stel nu eens aan de andere kant dat een verstokte zondaar, voor wie een onheilspellende straf nodig is, in deze bijbelse apotheek een paar uitspraken van genade of kruiden van troost bemachtigt, die voor hem niet nuttig zijn, maar wél voor het zwakke zieltje. Als hij ze slikt, vertrouwt hij ten onrechte op Gods genade. Iedereen ziet toch dat dat voor hem dodelijk vergif is? Want ze zullen hem in zijn slechtheid stijven en in zijn goddeloosheid laten blijven, tot zijn eeuwige verdoemenis. Is het dan niet levensgevaarlijk om bij de lectuur van de Heilige Schrift een aantal uitspraken op zichzelf te betrekken vooraleer men ten minste zichzelf of zijn ziekte kent, of de kruiden die nodig zijn voor de behandeling? Die kruiden kan men pas uitzoeken als men de kwaal kent. Iedereen snapt toch hoe noodzakelijk het is om eerst zichzelf, zijn eigen toestand en zijn eigen gebreken te leren kennen, en om niet blindelings een paar bijbelwoorden toe te passen alsof die hoogstpersoonlijk bedoeld waren? |
|