Weet of rust
(1985)–D.V. Coornhert– Auteursrechtelijk beschermdEen sterke zwakheidaant.Een deugdzame, waarlijk katholieke vrouw had een zoon bij de zogenaamde Vlaamse broeders, een stroming binnen de doopsgezinden. Hij was dus opnieuw gedoopt, maar het doopwater had hem slecht gereinigd. Hij zat nog vol vuile lasterpraat. De liefde was hem vreemd. Thuis was hij dikwijls dronken van de wijn of uitzinnig van drift. Zijn vrouw had elke dag veel met hem te stellen en kreeg nooit rust. Voor de buitenwacht wist hij dit allemaal nog wel schijnheilig verborgen te houden, maar zijn moeder kon hij niet om de tuin leiden. Deze had er veel verdriet van. Ze nam hem apart en berispte hem op zachtaardige wijze. Ze smeekte hem uit de grond van haar hart om deze zware zonden niet meer te doen. De zoon gaf ten antwoord dat hij dat wel wilde, maar dat hij het niet kon. Daarop vroeg zij hem hoe dat mogelijk was. Wie hield hem eigenlijk tegen? Hij antwoordde: ‘Mijn zwakke vlees houdt mij zo krachtig tegen, dat het me volstrekt niet lukt.’ ‘Is dus,’ vroeg de moeder, ‘in deze kwestie het vlees je voornaamste vijand?’ ‘Jazeker,’ zei de zoon, ‘mijn enige vijand, die mij verhindert om mijn goede plannen uit te voeren.’ ‘Je moet,’ zei de moeder toen, ‘daar dapper tegen vechten met Gods genade; dan kun je je vijand makkelijk overwinnen.’ ‘Dat is onmogelijk,’ zei de zoon, ‘zolang als ik leef!’ De moeder antwoordde toen: ‘Lieve zoon, het is me een wonderlijk soort onmogelijkheid die je hier aanvoert! Je zegt | |
[pagina 40]
| |
eerst dat in deze kwestie je enige vijand en tegenstander het vlees is, maar dan zeg je ook dat het vlees zwak is. Hoe kan het je dan zo zwaar, om niet te zeggen: ondoenlijk, vallen die zwakke vijand te overwinnen? Als je nu zei dat je vijand sterk was, een soort tweede Goliath, had het nog een schijn van waarheid, hoewel het Emmanuel (dat betekent “God met ons”) ook dán nog makkelijk zou vallen om zo'n sterke vijand te overwinnen. Maar wie kan er nu nog geloof hechten aan wat je zegt? Het is ongerijmd om te zeggen: Ik kan mijn vijand niet overwinnen omdat hij slap, zwak en machteloos is. Het is al even ongerijmd wat jij beweert, dat je het zondigen niet kunt laten omdat je vijand die je daartoe dwingt, slap en zwak is.’ |
|