Weet of rust
(1985)–D.V. Coornhert– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Was Adam wijs vóór de zondeval?aant.Een universeel-katholiek (UK) en een rooms-katholiek (RK) spraken samen over Adams geestelijke gesteldheid vóór zijn zondeval. De rooms-katholiek vroeg zijn gesprekspartner tenslotte: Vertel me eens, was Adam voor de zondeval wijs? Of was hij dwaas? Eén van deze twee mogelijkheden moet de juiste zijn. UK: Geen van beide. RK: Dat antwoord is fout. Hij moet óf wijs, óf dwaas zijn geweest. UK: Jouw vraag getuigt van weinig inzicht, want hij kan ook onverstandig zijn geweest zoals kleine kinderen dat zijn, die niet wijs maar ook niet dwaas zijn. Ze kunnen wel wijs worden, maar ze zijn nog onverstandig. Ze hebben nog geen verstand omdat ze nog niet lang geleefd hebben en omdat al ons verstand en onze wijsheid vooral uit ervaring voortkomen. Ervaring kan alleen maar groeien bij het voortgaan van de tijd. Dat is voor iedereen zo. RK: Jij denkt dus dat hij niet dwaas was? UK: Dat denk ik zeker. Anders was de wortel van het menselijk geslacht een gebrekkig schepsel van God geweest, zoals je er soms wel ziet die dwaas geboren zijn en nooit verstandig zullen worden, door een gebrek in de hersenen of iets dergelijks. Dat Adam zo iemand zou zijn klinkt niet bijbels, want je kunt lezen dat Adam en Eva al redeneerden en hun verstand gebruikten vóór hun overtreding. Een geboren dwaas is daartoe niet in staat; wel iemand die nog onwijs of onervaren is. RK: Ik heb er ook geen moeite mee te geloven dat Adam niet dwaas was. Integendeel, ik denk dat hij wijs was. UK: Daar ben ik het niet mee eens. Bewijs dat maar eens, als je kunt. RK: Dat is niet moeilijk. Hij heeft toch aan alle dieren een naam gegeven? | |
[pagina 22]
| |
UK: Ik had verwacht dat je een duidelijke tekst uit de Bijbel zou hebben aangevoerd als bewijs voor Adams wijsheid. Dat doe je niet, maar je formuleert een zwakke hypothese, een onjuiste gevolgtrekking. Het geven van namen aan bepaalde dingen is best mogelijk op grond van een redelijk inzicht in de verschillen tussen de dingen onderling, en op grond van een ijzeren geheugen voor eenmaal gegeven namen. Maar enige wijsheid, die neerkomt op ware kennis van het wezen van de dingen, hoef je daarvoor niet te hebben. Dat kun je zien aan de hoogmoedige torenbouwers van Babel, die één taal hadden en aan zichzelf een nieuwe naam wilden geven, maar die beslist niet wijs waren. RK: De spraakverwarring die toen als straf volgde was een wonderbaarlijke ingreep van God. Die kwam niet voort uit de aard van de mens. Ook al spreken de mensen thans verschillende talen, dat wil nog niet zeggen dat Adam als oorspronkelijke naamgever onwijs was. UK: Dat ben ik met je eens. God gaf de spraakverwarring niet als een natuurlijke ontwikkeling, maar als een plotselinge wonderdaad. Nog wonderlijker is het overigens met Noach gesteld, dat hij alle dieren in zijn ark wist te krijgen, dat hij hun eetgewoonten kende en dat hij aan ieder beestje zijn eigen voedsel wist te geven. Het zou een beter bewijs voor Adams wijsheid bij de naamgeving van de dieren zijn geweest als hij aan elk dier een naam had gegeven, die de ware aard van het beestje uitdrukte. Ik bedoel, als hij de hond een blaffer genoemd had, het paard een hinniker, de leeuw een brieser, de ezel een langoor, enzovoort. Want dan zou je hebben gezien dat hij een wezenlijk begrip bezat van de aard, de eigenschappen en de natuur van alle dieren. Maar hij heeft zich laten bedriegen door de sluwe slang; dat betekent dat hij de geraffineerde aard van dat serpent niet kende. Was hij op de hoogte van de duivelse, onwijze en valse aard van de leugen? Hoe kon hij daarin dan God, ware kennis en trouw zoeken, vermoeden en geloven? En als hij dat | |
[pagina 23]
| |
allemaal niet wist (wat overduidelijk is gebleken), hoe kon hij dan nog verstandig zijn? RK: Niettemin menen alle kerkvaders dat Adam wijs was. Die moet ik eerder geloven dan jou. UK: Ik kan de kerkvaders niet geloven als ze buiten de Bijbel om gaan, laat staan als ze ertegenin gaan. Dat willen zij zelf ook niet; ze verbieden het zelfs. De vreze des Heren is toch het begin van de wijsheid? RK: Dat zegt de Bijbel zelf. Daar kun je niet aan twijfelen. UK: Had Adam de ware vreze des Heren, toen hij het waagde om zijn schepper te negéren en overmoedig van de verboden vrucht te eten? RK: Nee, dat kun je niet zeggen. UK: Hoe kun je dan wel zeggen dat Adam wijsheid bezat, terwijl iedereen moet toegeven dat hij niet eens het begin van de wijsheid had? Kennis van het alfabet is het begin van het kunnen lezen. Kan men dan beweren dat iemand al kan lezen die het alfabet nog niet eens kent? Beste jongen, laten wij nu eens in 't kort de vier hoofddeugden en de drie christelijke deugden nalopen om te zien of Adam er één van had. Dan zal blijken dat hij niet alleen geen wijsheid bezat, maar ook géén van de andere deugden. Vertel me maar eens: Wat is eigenlijk de functie van de rechtvaardigheid? RK: Aan ieder te geven wat hem toekomt. UK: Wat was het schepsel Adam schuldig aan zijn schepper? RK: Onderdanigheid. UK: Gaf hij die aan zijn schepper God, toen hij diens gebod overtrad en zijn schepper negeerde? RK: Nee, allerminst. UK: Dus bezat Adam ook geen rechtvaardigheid. RK: Nee, die had hij niet. UK: Je geeft het goede antwoord. Zeg me nu eens wat de ware taak is van de behoedzaamheid. RK: Dat zij de behoedzame mens behoedt voor al het kwaad. | |
[pagina 24]
| |
UK: Behoedde Adam zichzelf voor al het kwaad, toen hij zich in het verderf stortte? RK: Allerminst! Hij viel er vierkant in. UK: Dan had Adam dus ook geen behoedzaamheid. RK: Nee, die had hij niet. UK: Wat is de taak van de matigheid? Die zorgt er toch voor dat de mens zijn kwade lusten in toom houdt? RK: Ja. UK: Hield Adam zijn lusten in toom, toen hij de verboden vrucht begeerde en die vervolgens opat? RK: Dat kun je waarachtig niet zeggen! UK: Dan had Adam dus ook geen matigheid. RK: Nee, dat klopt. UK: Het is toch de wezenlijke taak van de kracht om nooit toe te geven en de baas te blijven over je aanvechtingen? RK: Ja, dat is zo. UK: Heeft Adam dat gedaan? RK: Nee, beslist niet! Integendeel! Want hij overwon de aanvechting niet toen Eva met de appel kwam. Hij werd zelf overwonnen, tot zijn eigen schade en schande. UK: Dan had Adam dus ook de kracht niet. RK: Dat moet ik wel toegeven. UK: Ik denk dat je ook niet zult ontkennen, dat de ware en zalige hoop alleen op God hoopt en niet op schepselen. RK: Dat zal niemand ontkennen. UK: Hoopte Adam op de Heer toen hij, in de hoop zelf zijn eigen God te worden, tegen de Heer zondigde? RK: Wie zou dat durven te beweren? UK: Geloofde Adam Gods woord, toen hij aan de leugen van de slang meer geloof hechtte dan aan het woord van God? RK: Nee! UK: Het mag geen geloof heten dat Gods woord en waarheid niet gelooft, maar wel het woord en de leugens van de Satan. RK: Nee, zeker niet. | |
[pagina 25]
| |
UK: Hij die Gods woord onderhoudt, in hem is Gods liefde. Is dat niet zo? RK: Dat zegt de apostel Johannes en dat zegt Christus ook zelf: Wie mij liefheeft, die zal mijn woord onderhouden. UK: Onderhield Adam Gods woord? RK: Nee, hij overtrad het. Hij handelde er dwars tegenin. UK: Je merkt nu wel wat er noodzakelijk uit al deze dingen moet volgen... RK: Wat dan? UK: Dat Adam geen hoop, geen geloof en geen liefde had, ja dat hij ook geen rechtvaardigheid, behoedzaamheid, matigheid en kracht had. Kortom, geen enkele deugd. Hoe zou hij dan wijsheid kunnen hebben? Of is wijsheid misschien geen deugd? RK: Dat kun je niet zeggen, want het is juist de allerbelangrijkste deugd. UK: Als Adam dus niet één deugd bezat, kon hij natuurlijk ook niet deugdzaam zijn en dus kon hij ook geen wijsheid hebben. Dat is nu zonneklaar gebleken. En als Adam geen wijsheid bezat, dan kon hij ook niet wijs zijn. Dit was ons grootste geschilpunt. Ik heb zulke sterke bewijzen geleverd, dat ik wel zie dat je daar niet van terug hebt. RK: Dat moet ik toegeven. Maar je zou hier nog wat anders tegenin kunnen brengen. UK: Wat dan, beste jongen? Laat maar eens horen! RK: Je kunt zeggen dat Adam die deugden, inclusief de wijsheid, niet bezat op het ogenblik dat hij zondigde, maar dat hij ze voordien wel gehad had. Hij was ze alleen weer kwijtgeraakt. UK: Daar klopt natuurlijk niets van! RK: Waarom niet? UK: Als hij die deugden of die wijsheid vóór zijn overtreding al bezat, maar niet tíjdens zijn overtreding, dan was hij ze dus weer kwijtgeraakt. Dat moet gebeurd zijn óf door zijn eigen schuld, óf buiten zijn schuld. | |
[pagina 26]
| |
Is het door zijn schuld gebeurd, dan zie je weer eens hoe de straf altijd volgt op de zonde. Eerst zijn zonde, namelijk zijn schuldige eigen aandeel aan het kwijtraken van de deugd; dan de straf, namelijk het moeten missen van de verloren gegane gaven of deugden. Maar als dan zo de zonde voorafgaat aan het verliezen van de deugd, hoe kan Adam dan (zoals we zagen) de deugd al kwijt zijn vóórdat hij voor het eerst zonde gaat doen? Deze mogelijkheid vervalt dus, want dit is ongerijmd. Ook als je aanneemt dat het buiten zijn schuld gebeurde, klopt het niet. Als hij de deugd, die hij eerst bezat, al weer kwijt was vóór zijn overtreding en buiten zijn schuld, hoe kan het moeten missen van de deugd dan als straf dienen? Er kan immers geen gerechte straf zijn als er nog geen schuld, overtreding of zonde zijn geweest! En wie zou het dan gedaan hebben, dat wegnemen van de deugd? Je wilt toch niet beweren dat God de deugden eerst aan Adam gegeven had om ze hem vervolgens weer af te pakken? Zou je dan niet moeten menen dat God spijt had van het geschenk dat hij Adam had gegeven? Dat slaat toch ook nergens op? RK: Nee, waarlijk, dat is duidelijk in strijd met de Bijbel. UK: Het blijkt dus onjuist te zijn dat Adam voordat hij ging zondigen de deugden eerst in bezit gehad had om ze dan, nog voor de zondeval, weer te verliezen. RK: Het heeft er alle schijn van. UK: Nee, zo ís het. En als Adam dus niet eens zijn eigen deugden verloren heeft, wie kan dan nog geloven (zoals de leer van de erfzonde dat wil), dat hij ze voor het gehele menselijke geslacht verloren heeft? Uit onze discussie blijkt zonneklaar, dat Adam in het begin geen wijsheid bezat. Wat hij niet bezat kon hij ook niet verliezen, noch voor zichzelf, noch voor anderen. RK: Ik begrijp het allemaal nog niet zo goed. Het geeft me heel wat stof tot nadenken. Direct als ik in Leuven kom (daar ga ik, als God het wil, binnenkort naar toe), zal ik het eens voorleggen aan geleerden van de universiteit... |
|