iij.
Ende Godt sach alle t'ghene hy ghemaackt hadde, seer goedt was. Gene.1.31.
Ick ben de Heere, ende daar en is gheen ander, scheppende t'Licht ende die Duyster-nissen, makende vrede, ende scheppende t'quade. Ick de Heere doe alle sulcx. Isaias 45.6.7
Twijfelijck bedencken.
Wt die woorden dat het alles goet was dat Godt ghemaackt hadde, schijnet onghelooflijck dat Godt yet quaats scheppen of doen soude. Te meer noch alsmen siet opte woorden Christi: Dat van een goede Boom gheen quade vruchten moghen voort komen.Ga naar margenoot+ Men moet immers bekennen dat Godt een goede Boom (om by die ghelijckenisse Christi te blijven) Ia die Born alder goedtheydt selve is. Dit moet ick vast ghelooven. Daar tegen staat wel uytdruckelijck in dese sproke Isaie: dat Godt het quaade schept. Dit en mach ick niet ghelooven. Nochtans is dit so wel Canonijcke Schriftuyre als t'ander. Lieve hoe ont-wertmen dese verwerringhe?
Schriftuyrlijcke vereeniginge.
Met het verklaren van den onderscheydt, geleghen in dat woordeken Quaat.
Twijfelijck bedencken.
Welck is die onderscheydt?
Schriftuyrlijcke vereeniginghe.
Daar is Quaat dat in sich self warachtelijck quaat is: ende daar is Quaat dat inder Menschen dolende waan quaat schijnt, maar niet en is. Het eerste doet, het laatste lijdt de Mensche.
Twijfelijck bedencken.
Mooghdy dat metter heylighe Schrift bewijsen?
Schriftuyrlijcke vereeniginghe.
Behoeft dat by u, die al Text vast zijt soo ick mercke, bewijsinghe?
Twijfelijck bedencken.
Ten komt my nu niet in den sinne.
Schriftuyrlijcke vereeniginghe.
Van't eerste quaadt dat in sich selven quaatGa naar margenoot+ is, leestmen by Ieremiam: Dijn boosheydt sal dy berispen, ende dijn af keeren sal dy beschelden, Weet ende siet dat het quaat is, dat du dijnen Heere dijnen God hebtste verlaten. Dat is zonde ende ongherechtigcheydt, een Quaat dat in sich selve soo quaat is, dat het altijdt al den genen, daar inne het komt, oock quaat maact. Dit quaadt en komt niet, werdt niet ghewrocht, ja oock niet veroorsaackt van Gode. Men mach immers niet ghelooven dat Godt soude doen t'ghene hy niet en wil dat geschiede.
Twijfelijcke bedencken.
Neen, Godt en doet niet het gheen hy niet en wil, ten waar dan datter een moghender ware dan hy is, die den Almoghende Godt daar toe dwang, t'welc onmoghelijck is om geschieden, ende Godtslasteringhe waar te vermoeden.
Schriftuyrlijcke vereeniginghe.
Dat Godt gheen ongherechtigheydt en wil,Ga naar margenoot+ betuyght de Psalmiste. Maar Godt doet wel t'gheen de zondaar niet en wil.
Twijfelijck bedenken.
Wats datte?
Schriftuyrlijcke vereeniginghe.
T'ghene den zondaar quaat schijnt in sijn onverstandighe oogen, namentlijc straffen met Oorlog, Dierte Peste, Ghevanghenisse ende Ga naar margenoot+ andere derghelijcke quellingen. Dit wort doorgaans quaat ghenoemt in de heylighe Schriftuyre, niet dat het in sich self quaat is, maar dat het der zondaren onverstandigheydt voor quaat acht. Ghelijck die kinderen die straffende Roede voor quaat achten: niet teghen-staande sy soo goedt ende noodtlijck is voor denGa naar margenoot+ kinderen: dat sy die zotheydt drijft uyt haar herte. Soodanighen kintschen ja verkeerden oordeel is by vele bejaarde menschen: Dat sy die goede Roede quaat, ende die quade onghestraftheydt goet noemen. In sodaniger luyden Sotheydt schijnt dan des Heeren straffe quaat, Daar na die oock van Gode menschelijcker wijse quaat wert ghenoemt. Maar die in desGa naar margenoot+ Uaders onderwijsende Roede, sijn Liefde ende haar eyghen beteringhe konnen verstaan: hebben al een ander oordeel, want sy sulcx goedtGa naar margenoot+ achten. Daar uyt sprack de Psalmiste: Het is