Schijndeugd der secten
(1630)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijHet vierde Ghespreck.
Confessionist. WEet ghy wel, dat ghy desen Man terstondt voor Keysers-weerdt aenseydet, dat hy met Franck ende Swenckfelt een verachter is der Sacramenten?
Gereformeerde. Seer wel, ende dat segh ick noch.
Catholycke. Ick moet nu ooc seggen dat ghy my noch al goetlijck handel na het ghemeen ghebruyck.
Gereformeerde. Wat ghebruyck?
Catholycke. Elck bekladdet ghemeenlijck een ander met zijn eyghen dreck: Dat ghy alle drie schuldigh zijt aen het Sacramentschenden is u rechts boven Sonst by my bewesen. Met dit leelijck vuyl van Sacrament-schenderye en bekladdet ghy my niet, maer met een minder vuyl, te weten, verachtinghe der Sacramenten, handelt ghy my dan niet goetlijck? Dit valt my des noch te lichter om dulden, dat ghy't onrechtelijck van my seght, ende sulcx gheensins uyt mijn woordt hebt moghen trecken.
Gereformeerde. Voorwaer die maer eens en heeft ghelesen de Corte wech-wijser, daer inne Franck ende Swenckfelt met haer eyghen verwen zijn beschildert, die sal, hoordt hy u maer een weynigh spreecken, terstondt moeten seggen, dat ghy met henluyden volkomentlijck eens zijt in alle stucken.
Catholijcke. Die u hoort sal haeft mercken, dat ghy niet min stoutelijck dan onwaerachtelijck oordeelt, van den ghenen die niet u, maer zijnen Heer staet ende valt. Ick vinde in Franck, in Swenckfelt ende oock in allen Ga naar margenoot+wat goets, dat my behaecht: ben icks daeromme oock met u allen eens in alle stucken? vryelijck neen, want in u allen, oock in Franck ende Swenckfelt, vinde ick wat quaets dat my mishaecht. Maer dat ghy, oock mede de Corte wechwijser, in u bitter lasteren van die Mannen opentlijck doet teghen den vruntlijcken aert der Liefden, can elck die haer goedighe aert verstaet, lichtelijck verstaen. Het dunckt my oock tegen de waerheydt immers in Franck, welcks Boecken ick meer dan des Swencfelts hebbe gelesen. Oock en betamet niet voor u luyden, die selve den balck van Sacramentschenderye hebt steken in u ooge, henluyden den splinter te willen uyt trecken.
Gereformeerde. Wilt ghyse dan verantwoorden.
Catholycke. Dat soude by rechtverstandigen my wel soo eerlijck zijn, als ick het achterklappigh beschuldighen. Ende hoe wel moghelijck meer verstandts dan in my is, daer toe behoeft, soo heb ick goetwilligheydts genoech omme des gewroeghden afwesendens sake, ten besten duydende, te verschoonen. Also en sie ick oock in dat gantsche Boecxken van den Corten wechwijser, ofte ( om recht te segghen) faem-roovende achterklap, nerghens eenighe eyghen woorden van Franck Ga naar margenoot+uyt zyne Paradoxis ofte andere boecken aenghetoghen te zijn. Maer hy komt doorgaens alleenlijck voort met eenen brief by Francks vyanden (soo ick anders niet mach mercken) na zijn doot hem op gedicht ende versiert, welcke valscheydt de Autheur van den selven wechwijser gheleert mach hebben van Besa. Die in zijn Boecxken van des grooten Calvijns doodt, sich niet en heeft gheschaemt met een openbaer leughen Castellione op te dichten, dat hy den Autheur waer, ende niet de Tolck vant boecxken ghenaemt de Duytsche Theologie. Niet teghenstaende meest allen Iarighen Boeckdruckeren ende vercopers, oock my selven opentlijck kondt is, dat dit boecxken al langhe voor dertigh Iaren in Overlantsche tale ghedruckt is gheweest met een voorreden Martini Lutheri, inhoudende dat het selve boecxken doen ter tijdt al twee hondert Iaren gheleden, ghemaeckt was gheweest tot Franckfort by een Coster vander Duytscher Heeren Oorden. | |
[Folio ccc xlviir]
| |
Confessionist. Trouwen, ick moet de waerheyt bekennen, dat icx nu al veertigh jaren geleden met sulcken voorreden Doctors Luteri in druck ghesien hebbe.
Broeder. Ick hebber noch een in mynen huyse.
Catholycke. Sulcken handel en leert ghy gereformeerde niet vande waerheyt Christi, maer van den Vader der leugenen. Deser gelijcke onschamele ende tastelijcke logen is het eenige fondament vande lasteringen die de Wechwijser fenijnichlijck uytspouwet op den overleden Franck: mach dat fondament oock betrout worden by verstandighen? yemant, diet lust mach lesen inde voorreden van Francx Keyser Cronijck (ofte daer ontrent) hy sal daer vinden dat Franck den eersten Christenen hoochlijcken prijst daer inne, dat sy so vroom zijn gheweest, dat sy liever lijf ende goedt verlooren dan dat sy op der Heydenen Wieroecx-vat een graenken Wieroocx geleyt souden hebben, ende hy laet daer oock niet te beschelden onsen tegenwoordigen naem-Christenen, diet liever alles willen doen, dan haer Huyt in ghevare stellen. Dit weet ick warachtelijck, daer by Francken geschreven te zijn, komt dat ooc over een metten versieringhen die den Wechwijser hen op leyt? Ick weet oock wel dat uwe Leeraren dickwils 't een teghen het ander schrijven, ende dat daerom dit argument onvast schijnt: Hy heeft hier aldus gheschreven, dus is het valsch dat hy ergens anders soude gheschreven hebben. Maer dit valt in desen by Franc niet. Yemandt brenghe voort een woort uyt alle de Boecken by sijnen leven onder zijnen name ghedruckt, dat met dese lasteringhen over een komt, ende ick sal hem ghelijck geven. Maer dat overgeslaghen so ist wel moghelijck dat Franck ende Swenckfelt ghesten hebben dat de Kercken (na henlieder oordeel) grouwelijck vervreemt ende vervallen waren vander Apostelen Kercke: 'twelcke te sullen gheschieden al voorseyt was by den Apostel Paulo ja oock by den Heere Christo selve, daer hy vraecht: Of de Sone des menschen in zijn toekomste oock gheloove sal vinden op der Aerden, ende dat sy daer teghens ghene beloften altoos siende vande wederoprechtinge der Kercken (te weten in haer sichtbare ghedaente soo oock Calvyn selve leert dat de wederoprechtinge inwendelijc behoort ghesocht te worden) syluyden daerom met goeder wetenschap, sich onder niemants Ceremonien hebben connen begheven. Dit segghe ick noch is moghelijck by henluyden also ghemeynt: 't welck oft so ware en sie ick gheen redene datmen hen daeromme verachters der Sacramenten soude mogen noemen. Ick mercke wel datmen uyt eenige woorden ons Heeren vanden Doope, ende uyt eenighe woorden Pauli vanden Avontmale waerschynlijck mach trecken, dat de Christenen den Doope ende Avontmale totten laetsten dage moeten onderhouden: Maer daer by weet ic wel nergens inden nieuwen Testament ghelesen te hebben, daer sulck bevel van onderhouden claerlijck uytgedruckt staet, ende met so eygen woorden als men wel leest vande besnijdenisse, die menichmael tot een eeuwigh verbont op uytroedinghe werdt gheboden. Des niet teghenstaende heeft nochtans de Besnijdenisse moeten op houden. Also macht wel zijn dat Franck ende Swenckfelt siende sulcx inde Besnijdenisse die een uytdruckelijc eeuwigh bevel hadde, ghemeynt hebben dat dese Sacramenten die sy nu waenden ofte hielden vervallen te zijn, oock souden ophouden. Sy mochten dan oock dencken alsoo: Sal de vervallen kercken met Leere ende Ceremonien weder op ghericht werden, soo behoorde Godes wille in desen wel ontwijfelijc te blijcken, als die bleeck int weder oprechten van de vervallen besnijdenisse (die nochtans een uytdruckelijck eeuwigh ghebodt hadde) met een vernieut bevel, ende inde wederoprichtinge ten tijden Elie met een soo openbaren als heerlijcke wonderdaedt des Heeren. Nu en saghen sy inde H. Schrift gheen Prophetie, noch veel min bevel van dese wederoprechtinge. Sy sagen oock (so bethoont is) dat de Leeraers van alle drie uwe gemeente onghesonden van selfs liepen in des Heeren Wijngaert: wat wonder ist dan, dat syluyden sich niet en hebbe begeven tot u luyder gebruyck van Sacramenten? wat reden heeft dan yemandt om Vranck of Swenckfelt te lasteren, om dat sy niet lichtveerdelijck alle geesten in so wichtigen handel conden gelooven? u Meester Calvijn seyt, dat de ghene, die inden name Christi de duyvelen uyt dreef int aennemen van sulcken Ampt (recht of dat sonder gheloove mocht gheschieden) vermetelijck hadde ghedaen: niet teghenstaende de selve vanden Heere wert verantwoort: Hoe mach dan hy Calvijn, of Luther, of Menno, of yemant anders sonder eenigh betoon van miraculeuse sendinghe (soo sy de ordinarise niet en hebben gehadt) behoorlijck hebben ghedaen int bestaen van so grooten werc, namentlijck vander wederoprechtinghe der vervallen Kercke Christi? wie mach schade lijden by het uytdrijven vande Duyvel? wie lijdt nu niet schade door dit indrijven vanden Duyvelen, van logenen van secten ende van partijdige twistigheden? sal dit behoorlijckheyt zijn, ende dat vermetelheyt zijn van Franck ende Swencfelt geen prijsens weerdigh, sy zijn immers niet lasterens weerdigh om dat sy niet lichtvaerdelijck gelooft, maer eerst voorsichtelijck geproeft hebben gehadt sodanighe vermetele geesten, of sy oock uyt Gode waren.
Gereformeerde. Ghy dringet hart opt bewijs vande sendinge, dat is in desen onnodigh, want sy hier inne na volghen het ghebodt ende exempel Christi ende zijner Apostelen.
Catholycke. Dunckt u het weder-op-rechten eens vervallen Kercx dan so kleynen sake datmer geen commissie toe en behoeft ende bewijs van dien: waer leest men datte: men leest wel het wederspel inden terstont aenghetogen exempel van Iosue ende Elia, ja ooc sietmens aen Vsa, die noch maer de vervallen Arcke uyt goeden yver, maer sonder bevel, wilde onderstutten des de Heer toornigh wert, ende hem doode: Dat ghy seght vant gebot Christi in desen, heb ick nergens gelesen, Christus ende zijne Apostelen hebben een nieuwe kercke van Heydenen ende Ioden te samen, van | |
[Folio ccc xlviiv]
| |
nieus ghesticht, stichten u luyden oock een nieuwe Kercke, so volghen sy Christi exempelen: maer dat dan noch qualijck, ten sy dan sake dat sy doen blijcken henlieden sulcx van den Heere bevonden te syne. Dese blijck moet zijn met de H. Schrift, of met wonderdaden. Met der schrift en vermeuchdijs niet, noch veel min met wonderdaden.
Broeder. Wat behoeft men blijck vande sendinge: nademael ons allen is bevolen, 'tgene der Apostelsche Kercke was bevolen.
Catholycke. Waer leest men sulck bevel?
Gereformeerde. Gods woort is eeuwigh ende wat den Apostelen is gheboden, dat is oock allen Leeraren inde Kercke Christi bevolen.
Catholycke. Ga naar margenoot+Ist u al bevolen so moet ghy oock onderhouden het eerste en Ierosolimitaensche concilium, so moeten uwe Leeraren oock wonderdaden bevolen. Hier ghedenckt my by u M Calvijn gelesen te hebben, ditte: Overmidt Christus door een selve middel gesamentlijck den Apostelen ordineert tot Predickers vanden Evangelie ende Bedienders der wonderdaden. In sulcker wijse, dat de wonderdaden niet anders en sijn dan Segelen vande Leere: so en ist niet gheoorloft desen onverscheydelijcken bant te breken, ende zijn daerom de Papisten valschaerts, die de wercken Godes schentlijcken corrumperen, daer inne dat sy het woordt scheyden vande wonderdaden. Dat schrijft Calvijn hier af, daer mede hy hem selfs, Luther, Menno, ende allen anderen niet minder en beschuldicht, dan de Papisten. Ende behalven de wonderdaden, die uwe Leeraren willende der Apostelen exempel na volghen, mede schuldigh zijt te doene, so moesten sy der Apostelen exempel inde ghemeenschappe der goeden oock navolghen, die daer was eer de Kercke verderf. Sy moesten het openbaer prediken daer des gheloofs vyanden de macht hebben mede navolghen. Ia sy moesten hen oock daer inne na volghen dat sy voor of na de Doope den H. Geest souden doen komen op den gheloovers haerder leeringhe: want alle sulcx hebben d'Apostelen ghedaen. Ende Ga naar margenoot+was het wonderwercken neven het Predicken henluyder uytdruckelijck bevel sulcx dat sy even soo veele ghehouden zijn int eene, als int andere, soo Calvijn oock noch elwaerts schrijft (soo my ghedenckt) op dese meyninghe: Als God twee ordinantien tsamen koppelt so en ist niet geoorloft die van een te scheyden, om d'een helft te doen ende d'ander helft te laten. Hebben nu Franck ende Swenckfelt door sulcke of diergelijcke oorsaken beweecht zijnde, dese wederoprichters sonder behoorlijcken blijck haerder sendinge te sien in soo wichtighen sake niet connen gheloven, ende daeromme stille willen staen inde sake vande Sacramenten, wie sal henluyden deshalven, soo ghyluyden ende de Wech-wijser doen met eenighe redenen moghen lasteren?
Gereformeerde. Soo soudemen wel alle dinghen konnen gloseren, maer ten doet alles niet, Vranck ende Swenckfelt zijn daer inne onbescheyden gheweest, soo ick u mede bevinde, dat sy de wonderdaden eysschen, tot blyck vande sendinge, recht oft de verscheydenheyt van des Kercx ouderdom daer inne geen veranderinghe en brachte.
Catholycke. Dat en mercke ick niet, maer sie wel dat Calvijn selve de wonderdaden noemt seghelen vande Leere, so terstont geseyt is, die hy oock seyt aen de Leere ghekoppelt te zijn, sulcx dat hy den Papisten, om die daer af gesondert te hebben, valschaerts noemt, boven dien so de wonderdaden noch nodigh waren den Apostelen in henlieder tijden, na dat de Heere Christus soo menichvuldighe wonderdaden gedaen hadde. Hoe veel te meer zijn sy nodigh in dese tijden uwen Leeraren, die niemandt en weet (so men vande Apostelen wel wiste) Iongeren Christi te wesen? Calvijn seyt selve datmense niet vande Leere en mach scheyden: oft meyndy dat God verandert met des tijdts veranderinghe.
Gereformeerde. Ga naar margenoot+Gheensins, God en is niet veranderlijck, om dat hy (dit schrijft mijn Heere Calvijn daet leset wildy) tot verscheyden tijden verscheyden ghestaltenissen toe voecht na hy het weet elck nut te zijn. Al ist so dat de Landtman zijn ghesinde ander werck gheeft in den Winter dan inden Somer, soo en achten wy hem daerom niet onghestadigh te zijn. Van ghelijcken, indien de Huysvader zijnen kinderen anders inde jonckheydt ende anders inde Ionghelinghschap onderwijst, bevoocht ende handelt, soo en seytmen hem nochtans daeromme niet lichtveerdigh te wesen, ende zijn voornemen te veranderen. Ick heb oock ghelesen by den seer gheleerden Petrum Martyr dese rechte bequame gelijckenisse luydende aldus: soo my anders recht ghedenckt. Een Medicus gaf eenen krancken eenen dranck inne, daer door hy ghenas. Dese na vele jaren viel inde selve siecte, ende nam wederomme den selven dranc inne, sonder den Medico raet te vraghen. Het wordt met hem argher, hy komt totten Medicum, vertelt hem de sake, ende klaecht over zijnen drancke, dats gheen wonder seyde de Medicus, want ick en hebbe u dien Dranck niet gheordineert, ende siende den Man, verwondert te zijn, als die wel wiste dien raet sulcx vanden selven Medico ontfanghen te hebben ghehadt, seyde hy: ghy zijt nu van een ander Ouderdomme, ende van andere humeuren, dan ghy waert als ick u den dranck ordineerde. Nu verstaet ghy wel vrient dat de konst van Medecijnen veranderde, de remedie met der menschen tijden ende ghestaltenisse, deshalven niet veranderlijck en is. Also ist oock met Gode. Ende hier uyt machmen nu oock licht mercken dat Franck ende Swenckfelt oock ghy selve (als met henlieden hier inne eens zijnde) hier inne lelijcken doolt, overmidts u beestelijcke onbescheydenheyt. | |
[Folio ccc xlviiir]
| |
Catholycke. Dat en can ick voorwaer niet mercken, al sout ghy my oock een dierghelijcke noemen. Maer mercke veel eer u eyghen domheyt of onbescheydenheydt in desen. Want brenght ghy dese ghelijckenisse voort tot bewijsinge van u segghen: wie siet u domheyt niet, die niet en verstaet datmen met gheen ghelijckenissen yet mach bewijsen. Maer brenght ghyse voort tot verklaringhe vande ordentlijcke veranderinghe der Iootschen in Christen Ceremonien: wie en verstaet niet dat sulcke langhe ghepropheteerde met de veranderinghe onvoorseyde wederoprechtinghe van de selve Ceremonien gheen ghemeynschap met allen en heeft.
Gereformeerde. Neen so niet. Ick brenghe dese ghelijckenisse allenelijck by tot vertooninge datter nu inde laetste tijden wel veranderinghe mach vallen, inder Kercken regiment ende Ceremonien, vander Apostelen tijden.
Catholycke. Dat en luyt niet qualijck, ende daer inne soude Franck ende Swenckfelt u gheerne recht hebben ghegheven. Want hier mede wordt u eyghen sake grontlijcken ghestoten ende henlieder sake ghestijft ende bevesticht: Souden Franck ende Swenckfelt sulckx hoorende met goeden bescheyde niet hebben moghen segghen tot alle dese wederoprechters, wie heeft u lieden doch bevolen ende gheleert inden Winter Somersch werck te doen, den Ionghelinghen kinderen lessen te gheven? ende den bedaechden dorren Mannen, receptien te gheven, die den Ionghen vochtighen menschen bequaem zijn? tot dit onbescheyden ghebieden, onderwijsen ende kureren en hebben sy van Christo voorwaer gheen bevel noch voorbeelt: Hoe moghen syluyden dan daer doch recht aen handelen? Ick bekenne geerne dat ick niet eyghentlijck en wete wat oorsaken Franck ende Swenckfelt ghebracht moghen hebben tot henlieder stiltstant in saken der Ceremonien belanghende: maer dat sy sulckx als ick nu gheseydt hebbe met grooter eeren souden hebben daer toe moghen voorwenden, kondt ghy nu selve wel verstaen ende mercken: souden sy dan daeromme (indien de saecke sich alsoo hadde) soo bitterlijck, hatelijck ende gantsch onchristelijck te schelden ende te lasteren zijn? Neemt noch daer by oft Franck ende Swenckfelt verkreghen hebbende het wesen daer af de Ceremonien schaduwen zijn, sich metten wesen vernoechden, sonder om de teeckenen met yemande te willen twisten: souden sylieden hierom als overtreders oft verachters der Ceremonien te beschelden zijn? u Meester (ick meyne Calvijn) schrijft wel naecktelijck dat die mensche de Ceremonien niet en overtreedt, die 'teffect oft vrucht van dien hout, ende de schaduwen laet varen.
Gereformeerde. Dat schrijft hy vande oude Testamentlijcke Ceremonien, te weten van den Sabbath.
Catholycke. Die wil hy inden nieuwen Testamente oock onderhouden te sullen werden. Maer met u lieder Nachtmael bethoont ghyluyden wel dat ghy de Nieu-Testamentsche Ceremonien niet en hout voort wesen, maer voor de tekenen der dingen so was het ooc met den Oude Testamentschen. Wat doet dat nu ter saken, blijvet dan noch niet ghelijcke wel alleens ghelijck voormaels, al der besnedenen (na den lichame) herten niet en waren besneden: so en zijn nu al de Gedoopte de sonden niet ghestorven Dat ick dese meyninghe Francken toe betrouwe, ende gheensins der Sacramenten verachtinghe, komt door een ghelijckenisse die ick by hem hadde gelesen, te weten dese: De wijngaert-kransse dient tot aenwijsinghe, dat daersy uyt steeckt, Wijn veyl is inden keldere so nu yemant altijdt bleef staen gapen op den Wijncrans sonder inden kelder te komen die en soude des wijns niet genieten. Maer soo oock yemant door des Wijncransen aenwijsinge gecomen waer inden keldere, ende aldaer des Wijns soetigheyt selve ghesmaeckt hadde, die en soude van sich selfs nimmermeer lust moghen hebben om weder te rugghe te loopen van den Wijn tot het teecken. In dese gelijckenisse en can ick (onder verbeteringhe) geen misbruyck noch verachtinge bemercken der Sacramenten, die ghegeven zijn tot hantleyders ende aenwijsers der dinghen, den welcken sy moeten dienen, ende met die dingen der Sacramenten. Maer als men so seer gaept op het teecken, datmen het beteeckende dinc versuymt, so misbruycktmen de Ceremonien. Ga naar margenoot+Dit misbruyck is soo schandelijck dat ick gheloove beter te wesen, datmen de Ceremonien ontbeert (alst immers niet anders en mach zijn) dan datmen die misbruyct. Want men canse niet sonder verderf misbruycken, maer wel sonder verderf ontberen, so gebleken is aen alle de Vaderen voor Abraham aen Israel inde Woestenye, ende oock tot Babilonien.
Gereformeerde. Daer hebbe ick wat teghen te seggen, als wy gedaen sullen hebben hier tot Orsoy daer by nu aen leggen.
Catholycke. Ick salt geerne hooren. |
|