Het roerspel en de comedies van Coornhert
(1955)–D.V. Coornhert– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Comedie van IsraelVertonende Israels zonden, straffinghe, belydinghe, ghebedt, beteringhe ende verlossinghe uyt het thiende capit. Judicum: Als een klare spieghele der teghenwoordighen tyden Ghemaackt Anno 1575 door D.V. Coornhert. Job 34.30. Esa. 3.4. Esa. 58.3.9. Esa. 65.24. Ghedruckt ter Goude, int Iaar 1590. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PersonenGa naar voetnoot*
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Argument
Ga naar margenoot+Israel voeghde nieuwe tot veel oude zonden,Ga naar voetnoot1
Deed' quaad voor den Heer, zo dat hy afgodeerde,
Ja den Heer verliet, en hem niet en eerde.
Des wert de Heere gram. zo Israel heeft bevonden,
5[regelnummer]
Van God onderworpen den Heydenschen honden,
Die hem zo hardt plaaghden, dat hy zich verneerde,
Zijn zonden bekende en verlossing begheerde.
God weyghert, antwoordt streng, met zijn weldaadts verkonden.
Doe sprac Israel tot God: wy hebben misdaan zwaarlijck.
10[regelnummer]
Doet ons dat u belieft, maar vande handt vervaarlijck
Der wrede vyanden verlost ons nu en beschermt.
Dit zegghende wierpen zy uyt alle huer palenGa naar voetnoot12
D'afgoden, en dienden den Heere al tenemalen,
Die doe ghenadelijck henluyder heeft ontfermt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste handeling. I uytkomen15[regelnummer]
Wt ghetrouwe liefde, des vrundtschaps moedere,
Straft de verstandighe zijn dolende broedere.
Aristobolus
Ach leyder, hoe deerlijck doolt Israel mijn broeder
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zonder enigh herder, zonder eenigh hoeder,
Op zijn eyghen weghen, by hem zelf verkoren!
20[regelnummer]
En niemandt en helpt dit schaapken verloren,
Maar veel onthelpen hem, die door schijndoechts pleghen
Hem yverigh locken op rechtschynende onwegen.Ga naar voetnoot22
Dit jammer te aanzien, zonder hulpe te bieden,
Vermagh die liefde niet, die gheen moeyt wil vlieden,
25[regelnummer]
Om des naastens moeyten te bekeren in rust,Ga naar voetnoot25
En helpt elck daar zy magh. helpen is haar hooghste lust.
Maar mijn lieve ruste my voort helpen vervaart.Ga naar voetnoot27
Want luttel onderwints (zomen zeydt) veel rusten baart;Ga naar voetnoot28
Oock kost het vermaan tijdt tot broodtwinnens vergeten,
30[regelnummer]
Maer tot snaastens voedtsel laat lieft huer zelve eten.Ga naar voetnoot29/30
Of 't volck mijn doen achte voor roemzuchts begheren?
Ick zoeck 't volcx eer niet, huer spot magh my niet deren.Ga naar voetnoot32
Maer wie weet of herder of Prins op my zal woeden?Ga naar voetnoot33
God zal my verstercken, of voor aanstoot behoeden,
35[regelnummer]
Die weet dat ick maar zoeck Israels eeuwigh verblyden.
O, mocht hem dat worden, ick acht gheen tijdtlijck lyden.
Mijn onlust schijnt zeker, onzeker is zijn vrucht,Ga naar voetnoot37
Ist al wijsheydt dat ick diet leedt ghewis beducht,
Om zijn onzeker lief in onghemack gha lopen?Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Och jaat, die wyze lieft kant al dulden en hopen.
Ick hoop noch zijn betring, dus wil ick hem spoedelijck
Zijns dolens vermanen, minlijck en zachtmoedelijckGa naar voetnoot42
Tusschen hem ende my, daar kome af dat magh.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste handeling. II. UytkomenElck belijdt zijn zonden die hij niet en wil haten,
45[regelnummer]
Maar blijft daar in en zeydt men macht niet laten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aristobolus. Israel
Aristobolus
Daar komt hy uyt. Broeder, God geef u goeden dagh!
Ghy komt hier rechts gewenscht, ick heb u te spreken.
Israel
Waer af dat doch broeder?
Aristobolus
Van u zelfs ghebreken.Ga naar voetnoot48
Israel
Van mijn ghebreck tot my? dat en werdt geen achterklap.
Aristobolus
50[regelnummer]
Die doet mijn tonghe niet, die en is gheen lachter tap.Ga naar voetnoot50
Israel
Dat vandt ick noyt in u, maar wel tot my u jonste
Int wel raden. O God, of ick die volghen konste.
Had icx altijdt ghevolght, het hadde my veel ghebaat.
Aristobolus
Volght noch mijn goeden raadt, tis huyden niet te laat.
Israel
55[regelnummer]
Waer in dat?
Aristobolus
Int laten van u quade leven.
Israel
Leef ick dan zo qualijck?
Aristobolus
Ja ghy, boven schreven.
Israel
Dat zie ick niet. waar in dunckt u mijn leven zo quaadt?
Aristobolus
Dat ghy d'oude zonden niet alleen niet en laat,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar nieuwen daar by voeght, met hoopen boven maat.
60[regelnummer]
Dit doedy, al schynet dat ghijt niet en verstaat.
Ghy stopt moetwilligh 't oor voor Gods inspraack ghenadigh.Ga naar voetnoot61
Ghy en zucht niet droeflijck over u wandel misdadigh.
Ghy veracht stoutelijck Godes rechtvaardigheydt
Door u herdtneckigheydt en styve onwaardigheydt.
65[regelnummer]
Mosten deze nieuwe verdoemelyke zonden
Dan noch by de oude (veel te groot) zijn ghebonden?Ga naar voetnoot66
Ick meyn niet dat u lust Goods goedtheydt te terghen
Maar wat doedy anders met dit zondigh vererghen?
Om Goods langmoedigheydt t' ontsteken ter wraken
70[regelnummer]
Behoefde gheen nieu quaadt, 't oude konst dat wel maken.
Ghy spraackt beroemelijck zeer veel hoghe dinghen;
Ghy roemde u Goods volck heyligh zonderlinghen,Ga naar voetnoot72
Nochtans zaghmen aan u veel oudt desems kleven.Ga naar voetnoot73
Hebdy dees valsche roem niet al langhe bedreven?
Israel
75[regelnummer]
Leyder ja ick.Ga naar voetnoot75
Aristobolus
Tis dan te recht een oude zonde.
Wijckt dees ydele roem nu oock uyt u monde?
Hoe ghy oock u broeder handelt gants onredelijck
Weet ick. ghy vergheeft niet, maar plaaght hem wredelijck.
'T viel te lang zoude ick al u oude zonden nomen,
80[regelnummer]
Die uyt blinde doling altsamen voortkomen.
Dees oude doling, dees groote oneerlijckheydt
Is noch niet wech, maar blijft met hare begheerlickheydt
Krachtigh doort hanteren van die oude paden.Ga naar voetnoot83
Ghy ontbeert het gheloof met haar loflijcke daden.
85[regelnummer]
Ghy tast metten handen en vergheet zo gheheelGa naar voetnoot85
De ware zuyvering uwer oude zonden veel,
Dat ghy meer ende meer nieuwen daer by gaet voeghen.Ga naar voetnoot87
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoude God, lief broeder, hier mede ghenoeghen?
Zulck verarghen lyden? u niet zwaarlijck straffen?
Israel
90[regelnummer]
Hy straft mijn buren niet, die oock zulck quaadt schaffen.Ga naar voetnoot90
Aristobolus
Die hebben alleenlijck den wet der naturen.Ga naar voetnoot91
Die hebt ghy oodt en noch Moyses wet in schrifturen.
Ende door u (van God voor zijn volck uytghescheyden)Ga naar voetnoot93
Werdt Gods naam ghelastert by d'onbesneden heyden.
95[regelnummer]
Oock heeft God u meest lief, zijn geliefden straft hy meest.Ga naar voetnoot95
Israel
Maact dat my doch niet vroet, maar een onredelijck beest!
Lieft doet den lieven lief, maar diemen haat doetmen leet.
Maactmen lieft een strafster, zo maactmen liefde wreet.
Aristobolus
Verstady dat noch niet? wel ick stelt nu ter zyden.
100[regelnummer]
Maar ghy zullet verstaan int verzoecken van lyden,Ga naar voetnoot100
Zo ghy dat niet en vermijdt door ware onschuldigheydt.
Dit rade ick u: terght niet Goods lange gheduldigheydt,
Die roept u ter dueghden uyt der zondaren percken.
Maackt dees beroeping vast door dueghtlijcke wercken.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Nemmermeer zuldy (doedy dit) meer zondighen;
Nemmermeer zal God u zijn straf verkondighen
En nemmermeer zuldy onzaligh moghen wezen.
Israel
U jonst, maer niet u raadt werdt van my gheprezen.
Aristobolus
Waarom?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israel
'T middel doogh niet, dat is onmoghelijck.
110[regelnummer]
Machmen gheen straf ontgaan (zo ghy zijt betoghelijck)
Dan doort niet zondigen, zo magh die niemandt ontgaan.
Wat mensch zondight hier niet? van wie wort geen zonde gedaan?
Door eens naalden oghe kroop veel eer een kemele,Ga naar voetnoot113
En zonder vloghelen vloogh ick eer ten Hemele,
115[regelnummer]
Dan dat hier een mensch na Goods wet zou wandelen.
Blijckt dees raadt dan niet spot by alle verstandelen?Ga naar voetnoot116
Aristobolus
Alle natuurlijck mensch vander joecht in zonden sneeft,Ga naar voetnoot117
Maar geen recht Godlijc man den zond' hier meer aankleeft;
Daar en leeft gheen mensche die niet gezondight en heeft,
120[regelnummer]
Maar daar leefter wel die de zond' zo gants begheeft,
Dat, zo hy in zonden vry was van gherechtigheydt,Ga naar voetnoot121
Hy in doeghden vry is vander zonden knechtigheydt.
Merckt doch, lief broeder, wel op dees onderscheydt,
Want hier inne dooldy, dit let u inzonderheydt:
125[regelnummer]
Ga naar margenoot+Al de ghedaan zonden wil God ghoedigh vergheven
Als wy t quade laten ende 't ghoedt beleven.
Magh dit niemant met God, zo ghy wilt bewyzen,
Zo zijn Goods beloften, niet mijn raadt te mispryzen,
Als een spot, een zotheydt en ydel verlanghen.
130[regelnummer]
Want dan gevet God niet, en geen mensch macht ontfangen.
Israel
Nu maackt ghyt noch argher! doet dit niet stracx lopen
Den rechten baan tot het vertwyfelde wanhopen?
Want gheen mensch ter werelt maght quade geheel laten.
Komt niemandt dan zulcke die beloften te baten,
135[regelnummer]
Magh oock yemandt hopen 't beloofde te erven?
Moet dan niet elck mensch in vertwyfeltheydt sterven?
Aristobolus
Neen, niet mijn, maar u gront den mensch wanhopigh maeckt.Ga naar voetnoot137
'T geloof krijght de belofte ooc eermen ter daadt geraact;
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wie ghelooft datmen 't quaadt in God magh ontwerden,
140[regelnummer]
Die zal (blijft hy levendt) int afsterven volherden.
Onmoghelijck ist hem eenighzins te rusten
Voor dat hy ghekruyst heeft 't vleesch met zynen lusten.Ga naar voetnoot142
Dees quaadt-later verkrijght 't beloofde met verblyden;
Maar sterf een ghelovighe onder dit wel stryden,
145[regelnummer]
Hy is der beloften mede al ontfanckelijck,
Want God den wil voort werc van hem aanneemt danckelijck.
Zo gheloofde Moyses dat het beloofde landt
Ghewonnen mocht worden door Goods mogende handt.
Hy zaght met verlanghen en gheniet dat gheestelijck.
150[regelnummer]
D'onghelovighe niet, die storven beestelijck.
Die dan waarlijck ghelooft, en strydet vromelijck
Om 't quaadt gants te doden, hem ist niet verdomelijck,
Al starf hy voor de zeghe, want God hem bemint.
Is hy gheen volmaackt man, hy is een volmaackt kindt.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Ga naar margenoot+De kleyne kinderkens kryghen oock 't beloofde ghoedt.
Daar blijct klaar dat mijn gront niemant wanhopen doet,
Maar dat het u grondt doet, zuldy nu moghen verstaan.
Zegt my: magh oock yemant het beloofde goedt ontfaen,
Die onghelovigh is?
Israel
Neen.
Aristobolus
Waar dan tot u ghezeydt:
160[regelnummer]
Ick schencke u een stede maar met zulcken bescheytGa naar voetnoot160
Dat ghys niet zult hebben, ten zy dat ghy zelf betreedt
Den rechten smalen wegh, die alleen daar toe leedt;Ga naar voetnoot162
Scheen dan die wegh te smal in u duystere oghen,
En onmoghelijck om gaan, zegt, zoudt ghy oock poghen
165[regelnummer]
Den wegh te betreden met betrouwen koenlijck?
Israel
Neen. want niemandt bestaat tgunt hy waant ondoenlijc.Ga naar voetnoot166
Loons hoop verzoet arbeydt. wie is zo zot dat hy loopt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter plaatsen waart, daarmen te moghen komen wanhoopt?
Aristobolus
Ghy zegt wel. maghmen oock teffens blijflijck wezen
170[regelnummer]
Inde quade zonde en ghoede doecht gheprezen?
Int doncker en int licht? in den doodt en int leven?
Israel
Neen.
Aristobolus
Zalmen int een ghaan, men moet 't ander begheven.
Israel
Men moet.
Aristobolus
Maghmen int quaadt blyven en wezen zaligh?
Israel
Neen, 't quaat maact ellendigh en tegen God weerpaligh.Ga naar voetnoot174
Aristobolus
175[regelnummer]
Nadien ghy houdt dat elck hier int quaat moet blyven,
Hoe mooghdy heyl hopen? moet ghy niet verstyven
In wanhoop vertwyfelt doort onghelovigh swerven?
Ghy ghelooft Goods woordt niet, hoe zoudy verwerven
Zijn beloften zaligh zonder die te betrouwen?
180[regelnummer]
Ghy treet opten wegh niet, zoudt ghy de stadt aanschouwen?Ga naar voetnoot180
Ziet zo volght uyt u gront, dat de belover God,
Int schencken vande stadt met alle menschen spot
Rechts of hy die ghave door een wegh onghaanlijck.Ga naar voetnoot183
Oock blijckt u hope valsch, ydel en maar waanlijck,
185[regelnummer]
Die vant ghoedt worden klapt met een herteloze mondt
Maar wanhoop vertwyfelt bezit uwer herten gront.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste handeling. III. UytkomenHet blijckt Gods wil datmen 't quaat magh laten en moet
Wt ghebodt, verkiezing en uyt beloften zoet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achazib. Aristobolus. Israel.
Achazib
Ick hoorde Israel mijn schaapken deerlijck blaten,
190[regelnummer]
Zagh uyt en merckte hem ghants eenzaam verlaten
Al diep inde kaken vanden wolve bloedigh.
Dus noopte my de lieft en ghetrouheydt moedigh,
U, verschorende wolf, vromelijck aan te randenGa naar voetnoot193
Om dit schaap te trecken uyt u felle tanden.
195[regelnummer]
Zegt waarom bedroeft ghy, dien God niet wil hebben bedroeft?
Aristobolus
Ick bedroef den blyden (die noodtlijck droefheyt behoeft)
Met zalighe droefheydt die hem tot vroecht zal komen.
Achazib
Met wanhopens droefheyd die hem zoude verdomen!
Ghy beswaart zijn schouders met een last ondraghlijck.
200[regelnummer]
Wie magh onderhouden Goods wet onbeklaghlijck?
Aristobolus
Ga naar margenoot+De rechtghelovighe vermacht al in Gode.
Achazib
Wat is dan de ghenay en Messias van node?
Maghmen hier ghoet werden, in gehoorzaamheyt bequaam?
Aristobolus
Moetmen hier quaadt blyven en altijdt ongehoorzaam,
205[regelnummer]
Wat baat ons Messias en Godes ghenade?
Werdt de mensch oock zaligh, die altijdt blijft int quade?
Daer toe is de ghenay en Messias ons noodtlijck
Ons te vryen vant quaadt, dats vande zonde doodtlijck,
Ende ons te brenghen in onschults leven veyligh,
210[regelnummer]
Doort volbrengen zijns woorts, het licht ons levens heyligh.Ga naar voetnoot210
Schijnt dit onmoghelijck byden zwacken menschen,
'T valt Gods mogentheyt licht, die wercket na wenschen.
Achazib
Dat zulcx Goods wille zy, most ghy eerst doen blijcken.
Maar om tot tijdtwinning die moeyten te ontwijcken,
215[regelnummer]
Zal ick u doen mercken klaar vast en betoghelijck,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat de ghehoorzaamheydt elck hier is onmoghelijck;
Niet uyt Philosophi of Heydensche blinden,Ga naar voetnoot217
Maar uyt elcx ontwijflijck en zeker ondervinden,
Oock me uyt de kranckheyd van ons vleesch verschoven.
220[regelnummer]
Zegt? wie maghmen boven 't ondervinden gheloven?
Wat magh hy oock weten, die zelf niet en verzoeckt?
Nu vindt zich alle vleesch, oock wy ons zelf zo vervloeckt
En godloos van aardt, dat hier niemandt en magh
Goods ghebodt volbrenghen na 't Godlyke behagh.
225[regelnummer]
Dit blijckt klaar als de zon, ja, kinderen verstaant.
Wat mooghdy hier teghen?
Aristobolus
Ga naar margenoot+Voorwaar, meer dan ghy waant.
Vint ghyt oock Israel, ondoenlijck int verzoeken?
Israel
Ghewis ende zeker, zekerder dan uyt boecken.
Aristobolus
Ghy spreeckt voorwaar niet recht, want hebdy met al u pondt,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Wille, opzet, aandacht, ende ernstighe grondt
Int verzoecken van dien noch noyt zulcx te recht gepooght.
Hoe mooghdy recht zeggen dat ghy dit niet en vermooght?
Hoe veel jaren, maanden, daghen, ja hoe veel uren
Hebdy in dit verzoeck vlytelijck moghen duren?Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Ick houde wel niet een, hoe hebdy dan bevonden
Tgunt ghy met rechten ernst u noyt hebt onderwonden?
Maar hebdy dit ghedaen, en u pondt recht besteedt,
Hoe mooghdy lochenen tgunt ghy door ondervinden weet?
Want dan weet ghy ghewis, dat hert, ziel en ghedachten
240[regelnummer]
Na Goods ghehoorzaamheydt stadelijck konnen trachten.
Want daar dit zo geschiet, werdt Gods gebodt volbracht,
Zo God van niemandt eyscht boven zijn gave of macht.
Om wel vast te bouwen most ghy al dieper delven.
Daar valt nu, Israel, 't verzoecken in u zelven.
245[regelnummer]
Wat mooghdy dan weten van een anders verzoeck?
Of is u, als Gode, elcx hert een open boeck?Ga naar voetnoot246
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Of acht ghy u zelve van zo groter waarden
Dat ghy zijt de beste, stercxte en wijsste op aarden?
Want dan mocht ghy zeggen, ick bevint boven mijn kracht,
250[regelnummer]
Dus vermaght oock niemant van alt menschelijck geslacht.
Waar dat niet een verwaant Luciferaansch goetdinckenGa naar voetnoot251
Om uyten Hemel hoogh in d'afgront diep te zincken?
Dat zy ghenoech ghezeydt op u verzoecken ghewis.
Ga naar margenoot+Nu aan des vleeschs kranckheyd. zegt oft vleesch niet en is
255[regelnummer]
U vyandt?
Israel
Voorwaar ja, de quaatste en meest,
Daar elck ghelovighe ter werlt altijdt voor vreest,
Want hy verlaat ons niet voor den lijflycken doodt.
Aristobolus
Ist vleesch sterck?
Israel
Neen, maar kranck, ja zelf kranckheydt, dits de noodt.Ga naar voetnoot258
Aristobolus
U onbescheydenheydt wondert my hoghelijck.Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Is u vyandt kranck, hoe ist onmoghelijck
Ofte oock zwaar om doen, door Gods almogende handt
Grondtlijck te vernielen een zo krancken vyandt?
Ziedy niet, Israel, dat dees man spreeckt zottelijck?Ga naar voetnoot263
Wie hoorde oyt spotter spotten zo recht spottelijck?
265[regelnummer]
Bracht hy u noch teghen int vyandtlijke perckGa naar voetnoot265
Een vyandt moghende, onverwinlijck en sterck,
'T mocht wat schynen by 't volck, die de blinde logen leyt.
Doch waart niet, gheen kracht gheldt teghen Goods almoghenheydt
Zo nu een kranck vyandt den kamp tegen u komt slaan,
270[regelnummer]
Hoe magh die sterck quellen of krachtigh wederstaan?
Achazib
Ist spotlijck en zotlijck dat ick hebbe ghezeydt,
Zo toont ons doch u ernst en hooghgheleerde wijsheydt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doet ons blyken, mooghdy, dat de gheloovighe man
Een uur, ick zwijgh altijdt, onderdanigh leven can.
Aristobolus
275[regelnummer]
Ga naar margenoot+Derft ghy oock lochenen onmoghelijck om te gheschienGa naar voetnoot275
'T gunt wy ontwyfelijck Goods wil te wezen zien?
Israel
Neen. dat waar gelochent d'almachtigheydt van God.
Achazib
Maar waar blijckt Goods wille?
Aristobolus
In zijn volmaackt ghebodt,
Verkiezinghe heyligh, en beloften milde.Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Ga naar margenoot+Zou God ons ghebieden 't gunt hy niet en wilde
Dat wy in zijn kracht hier zouden volbringhen?
Zou God ons verkiezen tot zodanighe dinghen,
Die hy niet zou willen dat wy hier beleven?
Zou God ons beloven 't gunt hy niet en wil gheven?
Achazib
285[regelnummer]
Dat en zegghe ick niet. maar wat ist dat God gebiedt?
Aristobolus
Ga naar margenoot+Dat wy zijn wille doen ende den onzen niet.
Zijn stem ghehoorzamen, hem dienen naacktelijck,Ga naar voetnoot287
Niet ten halven int deel, maar gheheel volmaacktelijck.
Achazib
Dat gebiedt God, ick kent, niet om datment zou wercken
290[regelnummer]
Maar alleen om dat wy ons kranckheydt zouden mercken.Ga naar voetnoot289/90
Aristobolus
Dats wel des wets gevolgh, niet haar oorzaack of eyndt.
Wilt God niet, zo spreect God recht anders dan hyt meynt.
Zo ist niet doen gheen zond', want dits dan zijn wille,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ja 't zondighen waar doecht na 't ghezicht van u brille,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
En ghehoorzaamheydt zond', als tegen Goods behagen.
Dus klapt ghy plompelijck tegen des schrifts gewagen.Ga naar voetnoot296
Daar zeydt God tot Israel: mijn wet te horen wilt spoen
Die ick u huyden leer, op dat ghy die zoudt doen.
Ghy zultse onderhouden en volbrenghen metter daadt.
300[regelnummer]
Dit spreect Gods waarheydt zelf. u dichten is menschen praat.
Ga naar margenoot+Vande verkiezinghe tuyght des wets verkondere,
God verkiest u huyden tot zijn volck byzondereGa naar voetnoot302
Om te onderhouden alle zyne wetten.
Dits Goods verkiezinge, wie magh die doch beletten?
305[regelnummer]
Ga naar margenoot+Maar inde beloften streckt Goods wil immers zo verdt,Ga naar voetnoot305
Daar wil hy besnyden zijns volcx zondighe hertGa naar voetnoot306
Zo dat zy hem met hert, met ziel ende met zinnen
Als huer Heer en God lieven en beminnen.
Wat mensch zijn God bemint, die doet dat God hem beveelt.
310[regelnummer]
Dit belooft Goods waarheydt, diet den gelovers uytdeelt.
Het zijn bedrieghers valsch godloos en onmenschelijck,
Die zaken lochenen zo klaar en zo wenschelijck.
Merckt nu, O Israel, zo ghy dezen man hoort.
Zydy onghelovigh vant Goddelyke woordt
315[regelnummer]
En zult boze lasters van God moeten ghevoelen,
Oock vry zonder wroeghen metter zonden boelen.Ga naar voetnoot316
Ist u dan niet beter Goods woordt te gheloven?
Met een Godlijck leven te pryzen God van boven?
Ende een bitter wroeghen over den zonden te maken
320[regelnummer]
Om in ghehoorzaamheydt Gode te ghenaken?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit rade ick, dit bidde ick, dit vermaan ick met trouwen.
Ghelooft, wilt en begint, nemmermeer maght u rouwen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste handeling. IIII. UytkomenDe loghen treckt van God door ghedachten verkeert
En maackt valsche goden, die meest elck dient en eert.
Israel. Achazib.
[Israel]
325[regelnummer]
Daer gaet hy nu binnen en laat my grontlijck bedroeft.
Dat hyt goet meynt weet ic, die dat dic heb beproeft.
Zijn reden is krachtigh, ick maghs niet wederleggen,
Oock zie ick dat ghy zelf daar niet jegens mooght zeggen.
Ancxt druct mijn druckigh hert twijflijck aan allen hoecken;
330[regelnummer]
Ach, my is bang en weet nerghens troost te zoecken.
Achazib
Wijt dat u zelfs zotheydt, zo blindt als lichtvaardigh.
Israel
Hoe dat?
Achazib
Ghy betrout hem, en hy ist niet waardigh.
Tis een schalck bedriegher, een vernuftigh snappaart,
Een listigh verleyder en doecht roement klappaart.
335[regelnummer]
Zegt doch: ist gheen zotheydt, dat ghy eens anders hooft
Boven u van u hert, dat hy niet en kent, ghelooft?Ga naar voetnoot336
Israel
Trouwen ja.
Achazib
Dit doet ghy, ghy ghelooft zijn woorden blindt
Meer dan de waarheydt klaar die ghy in u zelf bevint.
Doch, al klapt zo schoontgens van God zijn valsche mondt,
340[regelnummer]
Datter gheen God en is, zeyt hy me in 's herten gront.
Israel
Wat zou dat?
Achazib
Elck doet zulcx, zoudt u in hem wonderen?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Die God minst acht, zal meest heerlijck van God donderen.Ga naar voetnoot342
Dits des werelts zede, dit doen alle wyzen.
Dus magh ick dees kloeckheydt in hem niet mispryzen.
345[regelnummer]
Tis wijsheydt voor den luyden zijn gront te verberghen,
Want het naackt ontdecken zou den slechten vererghen.
Hier door, al was ghereedt d'antwoordt in mijnen monde,
Beantwoorde icx niet al, maar verbarghs in mijn gronde.
Israel
Wat gront meyndy doch hier?
Achazib
Dat de dinghen anders zijn
350[regelnummer]
Dan het gemeen volck waant, dwelc oordeelt na den schijn.
Israel
Noch versta ick u niet, willet breder verklaren.
Achazib
Gharen, en mijns herten gront grontlijck openbaren.Ga naar voetnoot352
Let met ernst op mijn woordt, ghy zult wonder horen.
Maar maket niet ghemeen voor Jan allemans oren.
Israel
355[regelnummer]
Zorght niet. ick kan zwygen. 't wert tot een steen ghesproken.
Achazib
Mijn grote lieft tot u heeft mijn hert zo ontloken
Dat nu voor u oren zaken zullen komen
Die noyt levendigh mensch uyt mijn mondt heeft vernomen.
Zegt, hout elck metten mont God niet voor rechtvaardigh?
Israel
360[regelnummer]
Ghewis.
Achazib
Dat gheschiedt al uyt dubbeltheydt aardigh.Ga naar voetnoot360
Maghmens rechtvaardigheydt te wezen toghen
Datmen yemandt af eyscht boven zijn vermoghen?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israel
Gheenssins.
Achazib
Ghy houwet dan oock voor ongherechtigheydt?
Israel
Ja.
Achazib
Vindy macht in u, om met trouwe knechtigheydt
365[regelnummer]
God ghehoorzaam te zijn na al zijns wets eysche?
Israel
Dat en is in my niet, noch in gheenen vleysche.
Achazib
Nochtans eyscht dat God elck op een eeuwighe straf.
God eyscht dan 't werck van elck, daar hy noyt doens macht toe gaf.
Wat dunct u, gaat God hier al rechtvaardighe ganghen?
Israel
370[regelnummer]
Neen zo niet. wy hebben in Adam al ontfanghen,Ga naar voetnoot370
Maer weer door zijn zonde in Adam verloren.
Dus eyscht ons God het werck, dat wy mochten te voren.
Achazib
Zo straft ons dan noch God om eens anders werck quaat.
Dunct u dan oock dat zulcx met rechtvaardigheyd bestaat?
Israel
375[regelnummer]
Neen, 't was eyghen misdaat, wy waren in zijn lendenGa naar voetnoot375
Daer door wy ons met hem van Gode oock afwenden.
Achazib
'T sluyt niet. die niet en is, magh zich tot geen werck spoen.
Maar mochten wy misdoen, wy mochten dan oock recht doen
In Adam.
Israel
Dat is waar.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achazib
Eer hy teelde, zo ick merckGa naar voetnoot379
380[regelnummer]
Geloofde hy en deed' boet, dit was een doechtlijck werck.
Lyden wy quaat doens straf, waarom niet weldoens loon?
Ghy zijt dan geens quaden, maar eens goeden Adams zoon.
Lijdt ghy u vaders straf nu al rechtvaardelijck?
Ick merck dat ghy dit hoort met gelaat onwaardelijck,
385[regelnummer]
Altijdt is die waarheydt den onwyzen hatigh.Ga naar voetnoot385
Dat ick hier uytspreke, zwyghen de wyzen statigh,
Die de zuyvere leer uyten Hemele bringhen.
Wildyt huer gront te zijn aanmercken gheringhen?Ga naar voetnoot388
Leest vlytich huer schriften die ghy warachtigh vermoedt,Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Daar staat dat het God al (niet uytghenomen) zelf doet.
Zo was dan Adams zondt, niet Adams, maar Godes daat.
Ist nu rechtvaardigheydt dat God Adam daarom slaat?
Lijdt Adam, ja oock wy, gheen straf om Gods wercken?
Wie kan rechtvaardigheydt in dees handel mercken?
Israel
395[regelnummer]
Die reen is my te hoogh, 't magh oock niet voordelen.
Gods rechtvaardigheydt is na d'ons niet te oordelen,
Maar wel na Gods oordeel inde schrift beschreven;
Daar staat dat hy elck mensch loon na zijn werck zal geven.
Achazib
U deckmantel helpt niet, noch al der wyzen vroedtheydt.
400[regelnummer]
Van zijn rechtvaardigheyt koom ick nu op zijn goedheyt.
Zegt doch, is hy oock goedt die zich laat verdrieten
Goedheydt te voorderen, en zich te doen ghenieten?Ga naar voetnoot402
Israel
Neen.
Achazib
Ist goedt datmen God met hert, ziel en ghedacht
Ghestadelijck diene?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israel
Ja.
Achazib
Gheeft hy u wil ende macht?
Israel
405[regelnummer]
Neen.
Achazib
Heeft God ons dan lief? hoe magh dat warachtigh zijn,
Nadien hy 't meeste deel scheyt tot de eeuwighe pijn?Ga naar voetnoot406
Dits nochtans de grontfest van ons hemelsche leere.
Gheeftmen God dan al recht, liefts en goedheydts eere?Ga naar voetnoot408
Israel
Ghy wadet al te diep.
Achazib
Daar voor wilt niet zorghen.
410[regelnummer]
Ick ontdeck u een gront voor 't ghemeyn volck verborgen.
Zegt noch, diemen lievet en jonstigh heeft bezint,
Gont en gheeftmen dien niet dat hem lust en dat hy mint?
Israel
Trouwen ja.
Achazib
Wat ghebiedt God doch allen menschen?
'T gunt ons van herten lust, en daar wy meest om wenschen?
Israel
415[regelnummer]
Gheenssins. dat verbiedt hy en ghebiedt dat elck haat.
Achazib
Is dat lieft of ghoedtheyt diemen dus prijst boven maat?
Hoe warachtigh en trou God oock is in zijn woorden,
Meyn ick dat wy beyde terstondt rechts wel hoordenGa naar voetnoot418
Als de listighe man Goods beloften voorthaalde.Ga naar voetnoot419
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
420[regelnummer]
Wie krijght die doch van God? wie leeft die noyt en faalde?
Israel
Die zal God eerst gheven na dit sterflyke leven.
Achazib
Neen. God belooftse hier op aarden te gheven.
Hier ter werelt, niet hier na, leeftmen na Moyses gebodt.
Nu ziedy wat waarheydt en wat trou daar is by God,
425[regelnummer]
Oock wat rechtvaardigheyt en goedheyt zonderlingen.Ga naar voetnoot425
Israel
Ghy kalt onghehoorde en wonderlyke dinghen
Die nochtans waar schynen.
Achazib
Zy zijn warachtigh.
En oock zo verholen, dat zy gheheel krachtigh,
In menigh mensche zijn, die haar vruchten eten
430[regelnummer]
Zonder van dees wortel of gront zelf yet te weten,
Ga naar margenoot+Recht of buyten weten op yemants noes waar ghezetGa naar voetnoot431
Een oprechte brille, zo klaar, zuyver en net
Dat zich alle dinghen zo zy zijn daar door toghen
Die gants anders schynen int ghemeen volcx oghen.
435[regelnummer]
Al wist schoon deze man niet altoos van die brille,
Noch most hy ghenieten inder herten stille
De zalighe vruchten van dat oprechte oordeel.
Zo gheniet menigh mensch dit onwaardeerlijck voordeel,
Al kent hy dees gront niet, als die maar in hem is.
440[regelnummer]
Hy oordeelt ghoedt en quaadt met een kennisse ghewis
Die snoer-recht anders is dan des volcx kennis verkeert.Ga naar voetnoot441
Hy vliet alst meeste quaadt, t'gunt elck alst best begheert.
Israel
O had ick een brille van zo klaren ghezichte!
Achazib
Begheerdy een? neemt daar, ziet of ick dit al dichte.Ga naar voetnoot444
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israel
445[regelnummer]
Wat hou? droom ick? wats dit? noyt zagh ick zulck wondere!
Dat terstont boven scheen zie ick nu ondere.
Dat licht scheen is duyster, dat schandt scheen is eerlijck,
'T goet is quaat, 't quaat is goet en 't hatigh is begeerlijc.
Ga naar margenoot+Nu zie ick met waarheydt dat het is een ghespot
450[regelnummer]
Te dienen en te eren een onzichtbaren God,
Vande welcke niemandt zeker en magh wezen
Of hy oock is. Ick zwijgh van zijn goedheydt gheprezen,Ga naar voetnoot452
Ic merck nu, 't was voormaals ooc al in mijns herten gront
Maar buyten mijn weten, nu ist my met lusten kont.
Achazib
455[regelnummer]
Hola man, hoedt u mondt zulcke dinghen te klappen!
Uyt dat zure vaatgen moet ghy zoet wijntgen tappen.
Tis zuyr int volcx oordeel, dat moet ghy verschonen,
Wildy anders vreedzaam byden menschen wonen.
Ghelaat u met woorden dat ghy alleen betroutGa naar voetnoot459
460[regelnummer]
Opten God des Hemels, den niemants oogh aanschout,Ga naar voetnoot460
Ga naar margenoot+Maar wilt van die naam-God u hert gants aftrecken
Om Goden te eren die Goden konnen strecken.Ga naar voetnoot462
Die waan God loont zijn volck met armoede pijnlijck
Met verachting spottelijck, ja metter doodt venijnlijck.
465[regelnummer]
En dat zou een God zijn ghoedt en rechtvaardigh?
'T zijn toversche dromen! die Goden zijn eerwaardigh,
Die huer dienaars ghoedt doen, vant quade recht bevryen
En weeldigh doen leven in vroechden tallen tyen.
Israel
Liever, welcke zijn die?
Achazib
Men vinter veel in ghetal,
470[regelnummer]
Ga naar margenoot+Maar meest werden ghedient Astaroth ende Baal.Ga naar voetnoot470
Israel
Wat loon gheeft elck den mensch, die trouwelijck dient zijn beelde?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achazib
Astaroth gheeft rijckdom met haar dochter weelde,
Maar Baal macht en gebodt overt geslacht menschelijck.
Israel
Wat vintmen doch ter werelt zo goet en zo wenschelijck?
Achazib
475[regelnummer]
Dit beloven zy niet (als de waan God) na dees tijdt,
Of in een droom die niet dan den slapenden verblijdt,
Maar ghevent metter daat tastelijck en aanschouwelijc.
'T beloofde gheven zy inder waarheydt trouwelijck,
Om zaligh te maken niemandt huers ghelijck is.
480[regelnummer]
Is hy niet recht zaligh, die machtigh, weeldigh en rijc is?
Is dat niet van een mensch een rechte God te maken?
Die al magh dat hy wil, heeft wensch van alle zaken.
Die rijck is heeft den born van alle wellusten.Ga naar voetnoot483
Is dat gheen zaligheydt om heel in te rusten?
Israel
485[regelnummer]
Zo vuyrighen liefde baart dit schoon behaghen
Dat ick in mijn hert van al mijn voorleden daghen
Noyt zo tochtighen lieft totten waangod en vandt.Ga naar voetnoot487
Achazib
Dats niet vreemdt.
Israel
Waarom doch?
Achazib
Te ghoedt was u verstandt
Dan dat ghy mocht lieven een ydel waan ende schijn
490[regelnummer]
'T welck al zijn dienaars loont met schandt, dro[e]fheydt ende pijn.Ga naar voetnoot490
Israel
Ick ghevoel niet alleen lieft tot dees nieuwe Goden
Maar oock haat tot d'oude met al zijn gheboden,
Want die zijn een hinder mijns begherens lustigh,
Een ghequel en wroeghen mijns herten onrustigh.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
495[regelnummer]
Waan komt dees verandering?
Achazib
Door den kracht van mijn gheest,
En dees brils nuttigheydt, die u oordeel zo gheneest
Ga naar margenoot+Dat nieuwe lieft en haat daar inne is gheboren.
Want watmen ghoedt oordeelt, wert gelieft en verkoren,
En watmen quaadt oordeelt, moetmen haten en vlieden.
500[regelnummer]
Dits van lieft ende haat d'oorspronck in alle lieden.
Zo krachtigh is mijn gheest en des brils oordele
Dat zy lieft en haat baart tot smenschen voordele.
Die haat vliedt van alle dat inder waarheyd quaadt is,
Maar lieft bejaghet al, dat recht ghoedt en tot baat is.
505[regelnummer]
Dat mijn gheest en oordeel recht zijn weet u bevinden,
Dus laat gheen tovergheest u zin meer zo verblinden,
Datmen u rooft dees bril van bevintlyker klaarheydt,
En u een valsche opzet, onder schijn van waarheydt,
Zo dat ghy weer als door, verblint ende verzotGa naar voetnoot509
510[regelnummer]
Ware Goden verlaat om een onbekende God,
Ontrou, onghoedt, hatigh ende onrechtvaardigh,
Uwer noch gheens menschen edele liefde waardigh,
Als die maar bedrieghlijck door waan zaligheyt behaaght,
En met onzaligheydt en ware ellenden plaaght.
515[regelnummer]
Want laat ghy dezen bril (u oordeel) veranderen,
Ick, met ware goden zullen van u wanderen.
Dan zuldy bedroghen den waan-god verkiezen
En 't warachtighe ghoedt ghehelyken verliezen.
Zo veel is aan 't oordeel, aant oordeel gheleghen.
520[regelnummer]
Dat doet heel recht ghaan, of dolen op onweghen.
Wie mijn gheest en oordeel door verwaantheydt verlaat
Krijght flucx een valsche lieft ende oock een valsche haat,
Zo dat hy den waan-God dan met herten moet minnen,
En de ware Goden haten met alle zynen zinnen.
Israel
525[regelnummer]
Dats geen zorge, wijst my den middel t'mijnder vromen,Ga naar voetnoot525
Om zeker en haast aan dees goden te komen.Ga naar voetnoot526
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achazib
Ick hebbe twee zonen, konstighe verstanden,
Ga naar margenoot+Haar leer zal doen werden doort werck uwer handen
Deze beyde goden zo gantselijck volmaackt,
530[regelnummer]
Dat ghy volkomentlijck tot u begheren raackt.
Wat wildy meer? ghy zult niemandt derren moeyen.Ga naar voetnoot531
Ghy zelf werdt de borne daar u heyl uyt zal vloeyen.
Ghy zelf zult dees goden naar u zinne maken.
Ghy zelf zult door u zelf aan u wensche gheraken.
Israel
535[regelnummer]
Wanneer werdt dit? haast doch, bluscht mijn heet verlanghen!
Achazib
Ick haal u mijn zonen met spoedighe ghanghen.
Die zullen u van als grontlijck onderwyzen.Ga naar voetnoot537
Volghdy vlytigh haar raadt, elck zal u zaligh pryzen.
Ick had huer al van zelfs van u dienst ghesproken.
540[regelnummer]
Ziet doch, dit spel wil voort, zy hebben ons gheroken.
Ick zieze daar komen, ghy mooght met huer praten,
Betrout en volght haar raat, ghy komt aan gelt en staten.Ga naar voetnoot542
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste handeling. V uytkomenBoosheyt met valsch bedrogh helpen tot hoogheyt en gelt,
Daar de werelt wyze zot hert, lust en troost op stelt.
Amal. Marma. Israel.
[Amal]
545[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ghoeden dagh Heer.
Israel
Zegt my, zydy Achazibs zonen?
Amal. Marma
Ja wy Heer.
Israel
Wildy bey met my komen wonen
En trouwelijck dienen? ick zal u eerlyck lonen.
Amal. Marma
Ghaarne.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israel
Wat kondy doen?
Amal. Marma
Wy Zullent u tonen
Veel meer metten wercken dan met schone woorden.
Israel
550[regelnummer]
Nochtans waart my een lust dat het mijn oren hoorden.
Amal
Ghoede waar prijst haar zelf. dit dede ons zwyghen.
Maar hoort (nu ghyt zo wilt) wat nut wy doen ghekrijghen.
Wy zijn bey Doctoren inde rijcke Alchemye
Dats opt franchoys ghezeydt Un art qui nest mye.Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Maar in Neerlandtsche taal heet dees Alchemy
Een konst die na wensch 't begheerde al gheeft my.
Die kan zo veranderen alderley dinghen aart,
Dat zy uyt snoey aarde gout maackt dierbaar en waart;Ga naar voetnoot558
Den boer maackt zy edel, den nederen verheeft zy
560[regelnummer]
En al des herten lust levert en gheeft zy.
Israel
Zuldy my die leren? O dats een Godlyke konst!
Amal
Ghewis, en dat alleen overmits de grote jonstGa naar voetnoot562
Die daar is tusschen u en ons lief vadere.
Israel
Hoe maactmen, hoe krijchtmen rijckdoms en staats adere?
Amal
565[regelnummer]
Wy zullen u maken een born of fonteyne
Die altijdt overvloeyt van gout, louter en reyne,
Dat zo bevallijck is en zo wonderlijck van kracht
Dat ghy na wil bekoomt ampteren, eer ende macht.Ga naar voetnoot568
Israel
Hier toe behoeft reedtschap, stof en goey handeling;
570[regelnummer]
Waar krijgh ick dat?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amal
Zorght niet, volght maar ons wandeling.
'T ghereetschap ende stof lever ick na begheren
Maar des konsts handeling zal u mijn broeder leren.
Eerst moet daar zijn een klock van maacxel als een herte
Ghenaamt Cor impium, versteent voor wroeghens smerte.Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Om dees behoeven wy niet zeer verde te ghaan,
Ghy hebtse al, zo my u woorden doen verstaan.
Cupiditas prava is haar oven ghereedt,Ga naar voetnoot577
Die brandt zeer lichtelijck wel gloedelyken heet
Door delectatio (inde verbeeldinghe zoet)
580[regelnummer]
Falsi boni, kolen heet als de helsche gloet.Ga naar voetnoot579/80
In die distilleer-klock lever ick dees kruyden
Tot een ghereedt ghebruyck by alreley luyden.
Falsitas by mate, by ellen, by ghewichte,Ga naar voetnoot583
Item duplicitas, zwaar int woordt, in daad lichte,Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Hypochrisis schijnghoedt, en Astus behendigh,Ga naar voetnoot585
Die 't gout zijn rechte heer flucx maken af wendigh,
En doen dat ons fonteyn alle mans gout verovert,
Zomen de vette melck uyt vreemde koeyen tovert,
Als mijn broeder dit stof konstelyken bereyt.
590[regelnummer]
Die zeg nu tgunt hy doet. het mijn heb ick ghezeydt.
Marma
Mijn broeder, Heer, levert, maar ick ghebruyke 't gelt,
Tot verkryging van eer, van wellust en van ghewelt.
Ten is gheen minder konst gout wel te ghebruyken
Dan dat te bejaghen in ons listighe vuyken.
Israel
595[regelnummer]
Wat is dit recht ghebruyck?
Marma
Milt zijn ende oock sparen.
Dat is veel uytgheven, ende veel bewaren;
Ick gheef rijckelijck uyt, doch veel min dan ick magh.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israel
Aanden armen?
Marma
Somtijdts voort volde inden klaren dagh,
Niet om der armen nut, maar om 't volcx jonst ende eer.
600[regelnummer]
Ga naar margenoot+Doch zijn dees ghiften kleyn, ick gheef groter en meer
Den moghenden rijcken heymelijck int donckere.
Daar lijdt schenck geen getuygh. daar is gaaf geen pronckere.Ga naar voetnoot602
Israel
Gheefdy den rijcken meest? dats water in zee gebracht.
Marma
Ga naar margenoot+Dats waar. 't zijn machtighen en helpen gevers tot macht.
605[regelnummer]
Merckt doch: al mijn doen streckt om te komen int hoghe.
Ga naar margenoot+Hier om timmer ick hoogh voor der luyder oghe,
Koop zyden ghewaden, ghesteenten, juwelen,
Zilverwerck, tapyten, konstighe taferelen,Ga naar voetnoot608
Die 't volck doen verwonderen en eerwaardelijck nyghen,
610[regelnummer]
En dit al om boven mijns ghelijck op te styghen,
Om de hooghste te zijn in grootachtbaarheydt eerlijck.Ga naar voetnoot611
Ga naar margenoot+Wat meynen oock anders de maaltyden heerlijckGa naar voetnoot612
Die ick dick zo prachtigh, als lecker toe ruste?
Want behalven de vlijt tot de smakelyke luste
615[regelnummer]
In menighvuldigheydt van weeldighe spyzen,
Doe ick mijn heer oock milt ende heerlijcken pryzen,
Door des spijs chieraden die noyt buyck en vulden.
Want ick doe pasteyen prachtelijck vergulden,
Den taarten wapenen, den vladen beschilderen,Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Den sukaden verwen, en 't ghezicht zo verwilderenGa naar voetnoot620
Dat de hant twijflijck grijpt, en 't oogh twist metten kake,
Wiet wint, de diere pracht, of de leckere smake.
Door zulcken ghaafrijcken ende heerlijcken leven
Doe ick mijn meester snel in hoogheydt verheven.
625[regelnummer]
De hoghen trecken hem door ontfanghens konste,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van ondren schuyft hem op des ghemeenen mans jonste.
Dats daar vant uyt gheven. hoort nu mijn verklaring
Vande voorzichtighe ende nutte bewaring.
Alsmen ghesteghen is in enighen hoghen staat,
630[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dan meert noch die inkomst vande vruchtbare baat.
De rechter kan vet merch uyt magher twisten zuyghen,
'T heet om rechtvoordering, maar tis om trecht te buygen.
D'ontfangher is zijn zelfs, niet zijns heeren baatzoecker
En drijft metten ghelde zijns, niet zijns heren woecker.
635[regelnummer]
De Toller schijnt zijn heer over 't volck ghoedtdadichGa naar voetnoot635
Maar tot zijn eyghen baat schat hy elck onghenadigh.
Israel
Maar daar door wert de jonst des gemeyn volcx verloren.
Marma
Daar acht hy niet meer op, die gheeft hy nu te voren.Ga naar voetnoot638
'T volck moet hem wel eren, groot achten en ontzien,
640[regelnummer]
Ja oock (spijt huer herte) met smeecken ghaven bien.
'T volck zelf behoeft de jonst der hanssen ondraghelijck.Ga naar voetnoot641
Die vergharen schatten, doort nemen ontraghelijck,Ga naar voetnoot642
Om hem zelf te vryen vant rechtvaardigh beklaghen,
Of om eenen nieuwen hogher staat te bejaghen.
645[regelnummer]
Hier in dien ick ghetrou by nachten en by daghen.
Israel
U beyder konst en dienst is my een groot behaghen.
Tot rijckdom en machte porde my u vaders woort,Ga naar voetnoot647
Maar nu ick u beyden hier af hebbe ghehoort
Voel ick 't begheerlijck hert veel vuyrigher branden,
650[regelnummer]
Want een ghereedt middel spoedight gherede handen.
Nu vinde ick warachtigh onghelooflijke zaken!
Hebbe ick niet zelve macht om zelve te maken
Met mijn eyghen handen zo moghende Goden
Dat zy my verlossen uyt alle myne noden?
655[regelnummer]
Ja dat zy my gheven volkomelijck na wenschen,
Rijckdom, macht en lust, een zaligheydt der menschen?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat staan wy hier vergheefs, laat ons flucx gaan binnen!
Gheen werck magh eynden voor des wercx beghinnen,
Maar die wacker beghint hevet al half gewonnen.
Amal. Marma.
660[regelnummer]
Gaat voor heer, wy volgen. verzoeckt nu wat wy konnen.Ga naar voetnoot660
Chorus j. Stem Psal. 16.
Helaes ick zie 't begin van troerigh leydt
Mits inde vroecht van Israels blyde tyden.Ga naar voetnoot662
Hy terght den Heer met nieuwe zondigheydt.
Men raadt hem wel dat hy het quaadt zal myden,
665[regelnummer]
Hy acht des niet en volght de valsche loghen.
Die hem ghelooft, wert jammerlijck bedroghen.
Armoede kleyn ontziet en vreest hy meer
Dant wroeghen fel vant zondigh quaadt gheweten,
Oock dan den straf van zijn gherechte Heer.
670[regelnummer]
Der zielen heyl wert in zijn hert vergheten.
Voort Hemelsch ghoedt heeft hy 't aardtsche verkoren.
Zo werdt om schau het wezen zelf verloren.Ga naar voetnoot672
Noch roemt de zot dat hy den Heer betrout,
Dat hy ghelooft en is van Goods gheslachte.
675[regelnummer]
Maar hoe magh een die troost en hope bout
Op rijckdom quaadt, op weelde zat, op machte
Den waren God met ghantser herten eren?
Men kan gheenssins te pas dienen twee heren.
Israel maack zelf met zijns vernuften handt,Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
D'afgoykens broosch, die waan zo schoon kan proncken
Dat zy tot huer trecken al zijn verstant.
Zijn herte brandt in liefde blindt zo droncken
Dat hy aanbeedt het maacxel zijnder handen
Voort hooghste ghoedt, Den waren God tot schanden.
685[regelnummer]
Noyt amoureux door Venus lust verdwaast
Zaghmen zo heet in boelderye woelen,
Als Israel zot nu vuyrigh jaaght en raast,
Na ghelt en macht, zijn afgodische boelen.
Hy denckt noch acht niet meer op Goods gheboden,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
690[regelnummer]
Maar dagh en nacht dient hy zijn twee afgoden.
Hy spoort na 't ghoudt met loghen onbeschaamt,
Met arghelist, met woeckers felle tanden,
Met schoon bedrogh en valscheydt, konst ghenaamt,
Recht of rijckdom hier in d'aa[r]dtsche waranden
695[regelnummer]
Oneyndelijck zijn eyghendom zou blyven,
En of zy mocht met zaligheydt geryven.
Elck styght int hoogh door pracht met spoedigheydt
In huysraadt, kleedt, kost en veel droncken wynen,
Oock hoogh ghebou, want de hooghmoedigheydt
700[regelnummer]
Maackt dat niemandt die neerste hier wil schynen.
Maar elck een pooght, om door zijn pomp misprezenGa naar voetnoot701
Boven ander machtigh gheacht te wezen.
Sodoms hooghmoedt en gheyle ghulzigheydt
En was zo hoogh voor God noch noyt gherezen,
705[regelnummer]
Als Israels pracht en zatte schuldigheydt,
Die dit al pleecht zonder zijn God te vrezen.
Zou Goods ghedult dit onghestraft aanschouwen?
Neen zy, ghewis. Ick wacht Goods wraack met rouwen.
Die strenghe wraack komt traaghlijck kruypen aan,
710[regelnummer]
Maar zy komt aan als wy daar minst op dincken.
Israel en zal haar niet ontsluypen dan,
Maar den beker van Godes toorn uyt drincken.
Hy laat den Heer, diens wet wil hy niet volghen.Ga naar voetnoot713
Dit grote quaadt maackt God op hem verbolghen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede handeling. J uytkomen715[regelnummer]
Die 't licht Goods verlaat moet int doncker zwerven,Ga naar voetnoot715
Doort blinde begheren voert loghen int bederven.
Achazib
Al ist zo dat my der Philosophen noeswijsheydt
Schendelyken lastert, ick weet dat mijn prijs leydt
Byden vroeden, diens gheest vernuftelyken ruyckt,
720[regelnummer]
Dat God mijn dienst loflijck zelve dickmaal ghebruyckt.
Bruyct God mijn kloecke list niet doorgaans en gemeenlijc
Aant volck, verwerpende door verhertheyt steenlijck
Die zuvere liefde vande Godlyke waarheydt?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ick bent door wien hy rooft zijn recht ledende klaarheyd,
725[regelnummer]
En verwertse voorts in een verkeerden zinne,Ga naar voetnoot725
Dat ick oock ghaarne doe want tis tot mijn ghewinne.
Tis oock recht, dat loghen hem 't licht ga beroven,
Die den trouwen waarheydt niet en wil gheloven.
Ga naar margenoot+Zo ghaat het met Israel, de zotste der dwazen.
730[regelnummer]
Een verkeerden zinne zal ick hem schier in blazen,Ga naar voetnoot730
Zo behendigh dat hem grondelijck zal bederven,
'T gunt daar hy weelde en macht door meynt te verwerven.
God hevet nu gheschickt dat Israels zoon zal houwen
Aant Konincx kint der Philistijns vol ontrouwen.
735[regelnummer]
Die is eenzaam, dus zal hy daar wel na luysteren.Ga naar voetnoot735
Want des kroons hoop zal zijn oogh zo verduysteren,
Dat hy geen quaad (dat veel in dees echt leyt verborghen)
En zal vrezen, voor zien, bedencken noch bezorghen.Ga naar voetnoot738
Hy zal den Philistijns wanen te ghebieden,
740[regelnummer]
Maar zal dienen als slaaf die Goddeloze lieden.
Doch moet ick hem gheenssins dit secreet bedieden.
Tis Goods schicking, die zal langzaam, maar vast geschieden.
'T bierken dat ick nu brou zal hy eerst recht proeven
Over tachtigh jaar, dan zal zijn bitterheydt bedroeven.Ga naar voetnoot744
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede handeling. IJ uytkomen745[regelnummer]
Wie hoogh is stijght hogher, veel hebben meer dan te veel,
Maar niemant heeft genoegh, wie is verzaat met zyn deel?
Israel. Achazib.
[Israel]
Hier vinde ick Achazib, mynen ghetrouwen raadt,
Mynen jonstighen vrundt en hulper metter daadt.
Waarde vader, ick moet u dancken en pryzen
750[regelnummer]
Van u hooghwyze raadt en bystants bewyzen.
Want wat ghy my oyt riedt, vinde ick wis en warachtigh.
U raadts volghing maackt my zo rijck, weeldigh en machtigh,
Dat ick niemant en wijck, niemant magh my krancken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heb ick my dan uwer niet hooghlijck te bedancken?
755[regelnummer]
Door u heeft my 't kryghen van veel graeffschappen verblijdt,
En ben nu Hertogh van veel Hertoghdommen wijt.
Achazib
Dat u mijn hulpe en raadt zo wel heeft doen ghedyen
Doet my uwenthalven oock hertelijck verblyen.
Tis den wyzen raden een grote eer ende lust,
760[regelnummer]
Alsmen huer raadt wel volght en komt ter begeerder rust,
Ghelijckt eer en lust is voor een ghoedt Medecijn,Ga naar voetnoot761
Dat de krancke raadt volght en verlost werdt van pijn.
Nu ghy zo naarstigh zijdt om goey raadt te beleven,
Als ick zorghvuldigh ben om ghoeden raadt te gheven,
765[regelnummer]
En vermaght mijn jonst niet dat icx hier by late,
Maar wil u voorderen tot noch een hogher state.
Israel
Waar toe?
Achazib
Vraaghdy waar toe? tot de Koninclyke kroon!
Israel
Door wat middelen doch?
Achazib
Doort middel van u zoon.
Die zal ick inder echt te besteden pynen,Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
Aan des Konincx dochter vande Philistynen.
Dees dochter is eenigh, huer ouders zijn ghestorven.
Werdt deze u zoons bruyt, de krone is verworven.
Schroemt het aanzoecken niet, al is u staat slechtere,
Al is zy Koningin, ghy Hertogh of Rechtere.
775[regelnummer]
Want ghy zijt de meeste Hertogh opter aarden.
Veel grote Koninghen wyken u in waarden,
In rijckdom, in machte, in landen en in luyden.
Ja Keyzer en Koning ontziet u machte huyden.
Zoeckt aan, u zoon krijghtse, zo werd hy een Koning.
Israel
780[regelnummer]
O wenschelyke raadt! O wat groter beloning
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Gheef ick u metter daat, terstont zal icx verghellen.
Kondy dat volbrenghen?
Achazib
Laat het my bestellen.
Ick ken al de Heeren, oock de Koninginne.
U zoon zal ick beelden in huer hert en zinne
785[regelnummer]
Zo schoon, wijs, eel, machtigh van landen en ghoeden,
Dat zy al begheerlijck dees bruyloft zullen spoeden.Ga naar voetnoot786
Israel
Zydy niet eerens waart, boven allen menschen,
Die my meer doet hebben dan ick zou derren wenschen?
U eerste beloften vant ick oprecht na behagh.
790[regelnummer]
Daar door is u gheloof by my zo veel meer dant plagh,
Dat ghy geen zaack zo vreemt mooght spreken met u mont,
Of ick moets gheloven uyt al mijns herten gront.
Voordert daarom de zaack, ghy krijght na wille danck.
Achazib
Ick ga dat bestellen, betrout my, het werdt eer lanck.Ga naar voetnoot794
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede handeling. IIJ uytkomen795[regelnummer]
'T volck veracht wyzen raadt, elck wil ander ghebieden,
Die hoogh klimt valt neder, de vrye dient vreemde lieden.
Aristobolus. Israel.
[Aristobolus]
Ick zocht u Israel, des heeft my 't vinden verhueght
Om u lust en nuts wil, niet om mijn baat of vrueght.
Al zie ick meest by u mijn goeden raadt versmaadt,
800[regelnummer]
Als die ghemeenlyken het afgheraden bestaat,Ga naar voetnoot800
Zo ghy klaarlijck betoont int dienen der afgoden,
Noch laat ick niet af, in u onbekende noden
U te strecken een vrundt warachtigh en ghetrou,
Om u te voorhoeden van u aanstaande rou.
805[regelnummer]
Ick hoor, o waarde man, dat ghy u zoon hoogh geacht
Huwen wilt aan een vreemt en hovaardigh gheslacht,
Alleen om aanden kroon te moghen gheraken,
En u moghende huys noch moghender te maken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ghy zijt van zelf machtigh ontzien eerlijck en rijck,
810[regelnummer]
Ga naar margenoot+Wat huwet ghy aan meerder? waarom niet aan ws gelijc?
Waart huwen niet beter aan bekende naburen?
Wat zoeckt ghy een vreemt volck, van vreemder naturen
Van een vreemde sprake en van vreemde zeden?
Dien 't ghenoegh niet vernoeght blijft onvernoeght t'onvreden.
815[regelnummer]
Ick weet vast, ghelooft my, dat u begheerts verwerven
U huys ende afkomst grondelijck zal bederven.
Dit voorhoedt doch wijslijck, streckt u landt een goet heer.Ga naar voetnoot817
Ghy hebt nu wercx ghenoegh, al en zoect ghijt niet meer.
Dit half is meer dant heel, bevooghdyt vlijtigh en wel.
820[regelnummer]
Maart heel wert u te veel, u, oock der landen ghequel.
Verchiert dat ghy nu hebt. wildy te veel verkiezen,Ga naar voetnoot821
Dat heel met oock dit deel zal u zotheydt verliezen.Ga naar voetnoot822
Dan zuldyt ick zegt u, veel te spade beklaghen.
Israel
Den Philosophen zot magh u raadt behaghen,
825[regelnummer]
Maar my niet, noch oock gheen polityke verstanden.
Aristobolus
Der Philosophen wet zalight allen landen,
'T ghaat oock wel als Princen ernstelijck Philosopheren.
Israel
'T zijn dromen. de vroede hoort zijn goet te vermeren.
Ick wil mijn macht meren, zo werde ick machtigher.
830[regelnummer]
Zegt nu: is u of mijn voorstel warachtigher?
Ist u oft mijn nutter voor Prins en onderzaten?
Zal machts vermeringhe my en mijn volck niet baten
Int beschermen mijns lants, en temmen der vyanden?
Ick zwyghe vant ontzich. wie zal my aanranden?Ga naar voetnoot834
Aristobolus
835[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die vermeerdert zijn machte die zijn jonste vermeert
By onderzaten en vreemt, zo dat hem elck mint en eert.
Maar niet die vyandt maackt zijn vrunden lieftalligh
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En onderdanen trou, oproerigh en afvalligh.Ga naar voetnoot838
Dit zal u wis gheboeren om de veelheydt der volcken
840[regelnummer]
Als u zoon door dees echt verheven inden wolcken
Ga naar margenoot+Wellustigh 't volck vergheet en den landtzorgh laat dryven
Zo dat zijn persoon zelf zijn volck niet magh gheryven
In klachten te horen, en opt recht te waken.
Dan zal hy onachtzaam al zijnder landen zaken
845[regelnummer]
Ga naar margenoot+Door lieftloze vreemden afwezich doen handelen.
Die huurlinghen ghierigh zullen qualijck wandelen,
Justici verkopen, eeren-staten verpachten,Ga naar voetnoot847
'T volck schatten en scheren, welcx onverhoorde klachten
U zoon zal doen haten van kleynen ende groten.
850[regelnummer]
Dit maackt hem te vyandt zijn eyghen huys ghenotenGa naar voetnoot850
En zal dan vreemde macht met schanden behoeven
Tot zijn machts vernieling en zijns volcx bedroeven.
De waghen ghetrocken van veel weeldighe paarden
Moet hollen en storten tot pletteren ter aarden,
855[regelnummer]
Als de zotte voerman veyligh en slaperigh sluymt,
Den paarden, toom, en wegh heel onachtzaam verzuymt.
Israel
Dat magh zo gheschieden, maar het magh oock wel zijn
Datmen veel landts teffens beheerschapt wel ende fijn.
Doch meyn ick niet dat ghy dit zult wederspreken:
860[regelnummer]
Die meer verkryght heeft meer, des magh hem min gebreken.
Meer krijgh ick door dit landt totten mynen te voeghen.
Aristobolus
Ga naar margenoot+Veel verkryghen maght veel begheren vernoeghen,
Zo inwerp van veel houts veel grote vlammen blust.
Begheerdy werelden, één werelts krygen maackt gheen rust.
865[regelnummer]
Ist dat ghy den palen uwer landen vergroot,
Te meer sterckten en volcx eyscht des beschermens noodt.
Zo wel alst kleyn muschgen behoeft de zwaan zijn pluymen.
Israel
Zegt dat u ghoedtdunck; mijn weyde zal ruymen,
Om weeldigh te rusten, alst my ghelieft ende past.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aristobolus
870[regelnummer]
Dits wonder, ghy zoeckt rust in vermeringhe van last.
Ga naar margenoot+Want het wel heerschappen is avondt ende morghen
Zorghvuldigh het welvaart der landen te bezorghen.
Die dan zijn landen meert, vermeert de zorgh onlustigh.
Dits vermering van last, schijnt u dat licht en rustigh?
Israel
875[regelnummer]
'T schijnt het u een lust is, my met onlust te laden
Door dit u onlustigh en hatelijck afraden.
Altijdt prijst ghy voor goet, 't gunt ic quaat moet schelden.
Daarom volgh ick u raat nemmermeer of zelden.
Aristobolus
Die geen goeden raat volght, hem volght altijdt onraadt.
Israel
880[regelnummer]
Die vreemde raadt volght, toont dat hy hem zelf niet verstaat.
Aristobolus
Zulck waant hem heel raadt wijs, die zot is ende gheck.Ga naar voetnoot881
Israel
Zulck beschuldight ander met zijn eyghen ghebreck.
Ghy zoudt my niet raden waande ghy u niet wijs.
Aristobolus
Waande ghy u niet wijs, ghy volghde mijn avijs,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Of ghy zoudt een ander, die wijs is, om raadt vraghen.
Dit doedy niet, en zult te spade beklaghen
Met hopeloos berou in onnutte beweening,
Dat ghy boven mijn raadt volght u blinde mening.
Ga naar margenoot+Alderliefste broeder, laat u doch ghezegghen!
890[regelnummer]
Merckt ghy niet wat ghy int werck bestaat te legghen?
Ghy wilt met een moghender u zaken ghaan menghen.Ga naar voetnoot891
'T swaarste weeght altijdt meest, 't zal u te gronde brengen.
Ghy zoect vreemde hoogheydt, u eygen werdt verschoven.
Ghelooft my goede man, 't vet drijft ghewislijck boven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
895[regelnummer]
Ist dat ghy aarden pot, metten koperen swemt,Ga naar voetnoot895
Ghy wert in d'eerste storm aan kleyn schaarden gheklemt.Ga naar voetnoot896
Zou nu een Koningrijck u Hertoghdom wyken?
Meyndy te heerschappen over zo veel ryken?
Zoudy die doen dansen na u pypen of zinghen?
900[regelnummer]
Neen, u volck en landen zullen zy bedwinghen,
En als arme slaven na huer pijp doen dansen.
Verwacht dan teghenheydts verderflyke cansen,
Als de vreemdelinghen u volck legghen opten hals,
Hovaardigh, fel, ghierigh, onkuysch, lecker en vals,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Die u ellendigh volck ten been toe zullen knaghen.
Des zullen de vroede nu rou caproenen draghen,Ga naar voetnoot906
En voor een oorzake den vraghers ghewaghen,
Dat het is overt leedt vant landts aanstaande plaghen.
Israel
Daar koom watter wille, magh ick maar ghebieden
910[regelnummer]
Over dat Koningrijck. de plaagh maghmen ontvlieden.
Komtse, ick achtse niet. raadt ghy die u gaarne hoort,
God bewaar u. ick ga met mijn voornemen voort.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede handeling. IIIJ uytkomenWaar moedtwille heerschapt met felheydt bloedelijck,
Stort zich de Tirannye int verderven spoedelijck.
Neregel. Eubulus. Achazib. Demophon. Amassai.
[Neregel]
915[regelnummer]
Eubulus is weer d'eerst na zijn ghewoonlijcke zee,Ga naar voetnoot915
Nu ghebreeckt hier niemandt, elck neem zijn oude stee.
De schalcke is verschalckt, de jagher is ghevangen,
En diet dienstbaarheydts juck ons meynde t' aanhanghen,
Moet ons ghebodt lyden ende draghen ons juck,
920[regelnummer]
Dat moghen wy dancken onzen list en 't gheluck.
Ga naar margenoot+Nu moetmen, mijn heeren, met kloeckheydt behendigh,
Dit volck in dwang houden vast ende bestendigh,
Want zo wel leydt de dueght int zorchvuldigh bewaren,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als int kloeck verkryghen binnen listigheydts jaren.
925[regelnummer]
Ende want men bewaart mette strengheydt bloedigh,
Of met vriendelickheydt zacht, zoet ende goedigh,
Zo werdt hier nu gheleydt in beradinghe wijslijck,
Welck van tween zekerst is, (want dat is meest prijslijck)
Om dees (door huwelijck) aanghewonnen Landen
930[regelnummer]
Eeuwelijck te houden in dit Coninckrijcx banden,
Haar weeldighe rijckdom stadelijck te ghenieten,
En 't vet van haar nering in ons teyl te doen vlieten.
Eubulus
Met oorlof, mijn heeren, de zaack is wichtigh en zwaar,Ga naar voetnoot933
Waart quaadt dat de Koning zelf teghenwoordigh waar?
935[regelnummer]
Om zijn goet believen hier in oock te verstaan?
Neregel
Ghy spreeckt wel Eubule, het waar oock alzo ghedaan,
Ga naar margenoot+Zo des Konincx onlede in jachten en banckettenGa naar voetnoot937
Hem 't komen inden Raadt niet en ghing beletten;
Maar of hy schoon hier waar, zo ist buyten zijn verstandt,
940[regelnummer]
Hy is des onverzocht en moeyt hem niet met het Landt,Ga naar voetnoot940
Waar van hy de zorghe gantselijck heeft bevolen
U wijsheydt, mijn Heeren, daar aan hy niet magh dolen.
De Koning zal willigh toestemmen, tekenen,
En doen zeghelen, wat wy voor 't best zullen rekenen.
Demophon
945[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dats wel, en streckt al tot des Konincx verlichtinghe,
T' onzer eeren, oock tot onzer huyzen stichtinghe.Ga naar voetnoot946
Eubulus
'T mishaagt my, en ly dat, nu het mijn heren behaaght.Ga naar voetnoot947
Maar is hier oock yemandt (dit acht ick nut ghevraaght)
Die den aardt der landen en luyden te recht wel kent?
950[regelnummer]
Wy zijn daar alle vreemt. waart niet een raadtslagh blendt,
Zonder die kennisse in een zake zo groot
Yet te willen sluyten?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neregel
Dat is van gheenen noodt.
'T zijn menschen als ons volck. die een mensch kent te recht,
Kent oock te recht den aart van al 't menschelijck gheslecht.
955[regelnummer]
Oock maghmen gheen uytheyms dit voortstel betrouwen.
Zegt nu op Achazib, wat zoudt ghy 't zekerst houwen?
Prijst ghy de goedighe of strenghe heerschappye?
Achazib
Ick zal (op verbetren) zegghen mijn fantazye,
Ghenomen uyt den aardt vande ghemeene man,
960[regelnummer]
Ga naar margenoot+Daar op men hier ziende ghewislicxt raden kan.
Eerst is het Heromnes als de windt onstadigh,Ga naar voetnoot961
Schandelijck ondanckbaar van goedtheydt weldadigh,
Ancxtvluchtigh voor gevaar, gierigh na der winsten vuyck,Ga naar voetnoot963
En mint boven vryheydt den snoden dienst vanden buyck.
965[regelnummer]
Zou nu Koning Adin wel vast willen bouwenGa naar voetnoot965
Opt volcx onstade jonst, het most ter noodt berouwen.
Het waar oock een zotheydt diemen dier zoude bekopen,
Opt ondanckbare volcx danckbaarheydt te hopen.
Dit bevandt Moyses wel, wiens weldaden menighvuldigh
970[regelnummer]
Dit volck wilde lonen met een harde doodt onschuldigh.Ga naar voetnoot970
Maar waart niet een plompheydt waardigh alder schanden,
Aan and'ren te stellen, datmen zelf heeft in handen?
Verstaat my. de Koning heeft macht om (spijt huer herte)
Dit volck te doen dienen door vrees van straffe smerte.
975[regelnummer]
Wat behoeftmen dan doch met weldadighe treken
Ghehoorzaamheydt onwis den volcke af te smeken?
Wat noodt ist te bidden die verachte lieden,
Nu de Koning macht heeft om straflijck te ghebieden?
Meer laat het volck 't quade om de straf te vrezen,
980[regelnummer]
Dant de dueght hanteert om te zyn gheprezen.
Des doots ancxt heeft meer cracht voor oproer af te schricken
Dan des duechts beloning om zich wel te schicken.
Het ancxtighe ontzich baart dan ghehoorzaamhede,Ga naar voetnoot983
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En die ghehoorzaamheydt baart weeldighe vrede.
985[regelnummer]
Alle dwang (hoe straf oock) zal 't volck duldelijck lyden,
Alst maar magh in nering door 't ghewin verblyden,
Grote sommen kryghen en weeldelijck teren.
Zo willigh dient nu elck 't ghelt en buyck, huer twee heren,
Dat zy d'arme vryheydt gheheel niet en achten.
990[regelnummer]
Dits 't ghemeen ghebruyck, oock by dees Joodtsche gheslachten,
Dat vrye armoede min dan slavernye rijck
Gheacht werdt int herte van 't Heromnes alghelijck;
Dus is door de strengheydt gantselijck niet te duchten
Voor wederspanninghe en oproersche gheruchten.
995[regelnummer]
Oock maghmen niet twyflen aan de veyligheydt,
Gheleghen in strengheydts ontsichlijcke heyligheydt.Ga naar voetnoot996
In somma, het staat gants buyten des Konincx machte
Recht bemint te werden in 's volcx hert en ghedachte,
Ick swyghe van stadigh wel bemint te blyven,
1000[regelnummer]
Maar ghevreest te werden en 't volck in ancxt te styven
Hangt niet aan den volcke, maar aan den Koning alleen.
Ghemerckt nu doort ontsich of door die liefde ghemeen
'T volck beheerschapt werdt van d'overheydts tomen
En lieft onzeker is, maar zeker 't vreeslijck schromen,
1005[regelnummer]
Zo moet ick die strenghe heerschappye pryzen,
Tot dat ick beter hoor met warachtigh bewyzen.Ga naar voetnoot1006
Neregel
U voorts Eubule voeght nu sprekens beghinne.
Volghdy 't ghezeyde, of niet? laat horen uwen zinne.
Eubulus
Hoort dan Heer President met mijn Heren altsamen:
1010[regelnummer]
Al Achazibs zegghen is teghen het betamen,
Teghen des Konincx eer, (die wy moeten bewaren)
Teghen des Joodtschen landts, oock onzer landen welvaren,
Ende oock (hoe listigh alzulcx die schoon-spreker zeydt)
Teghen de ghezochte veylighe zekerheydt.
1015[regelnummer]
Ga naar margenoot+Want eerst daar hy zeydt van 's volcx onghestadigheydt,
Die zal in des Konincx strenghe onghenadigheydt
Niet min, maar meer wercken, dan in zijn goedigheydt,
Ghemerckt niemandt meer zoeckt verand'ring met spoedigheydtGa naar voetnoot1018
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dan die verdruckt werden door felheyts wandering.Ga naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
Ziecken, niet ghezonden, wenschen lijfs verandering.
Maar 't volcx ondanckbaarheydt spruyt uyt verghetenheyt;
Dees en komt niet int volck, daar des Konincx wetenheydt
Stadelijck weldoende (zonder vromen te krencken)
Door nieuwe weldaden, die ouden zo doet herdencken,
1025[regelnummer]
Dat al d'onderzaten altijdt zijn weldoen weten;
Maar al wert weldaadt haast, misdaadt werdt niet vergeten.Ga naar voetnoot1026
Int volck dan dat daaghlijcx des Conincx weldaat gheniet
Komt gheen ondanckbaarheydt. maar dien overlast geschiet,
Zo dick dat nieuwe misdaadt d'oude ontsteeckt met vierigheydt,
1030[regelnummer]
Wast een onverzoenlijcke en dolle wraackgierigheydt,
Die vele quaadts bedrijft int heromnes verstoort.
Ondanckbaarheydt quetst niet, maar wraack werckt aan Princen moordt.
Ga naar margenoot+Vlucht het volck voor ghevaar, huer hert moet oock stadelijck
Vluchten van huer Koning, wiens doen onghenadelijck
1035[regelnummer]
Alleen oorzake is van al huer ghevaarlickheydt.
Ja dit drijft hun, alst past, met heelder eenpaarlickheydt
Tot een ander goet Prins, van huer quaadt heer vluchtigh,
Of het maacktse zo dol door wanhopen duchtigh,
Dat zy huer Koning zelf zo ancxtigh doen beven,
1040[regelnummer]
Dat hy vlucht uyt zijn Rijck, of uyt zijn quade leven.
Belanghende des volcx winstghierigheydt na 't goet,
Weet elck wel dat zonder ghewelt in haef en bloedt
Gheen Tyran en heerschapt. daar wijckt dan de vryheydt,
Met nering en welvaart des volcx meeste blyheydt.
1045[regelnummer]
Magh winst (zo hy oock zeydt) den volcke meest verblyden,
Het moet oock boven al zulck verlies hatigh myden,
Door muytersch opwerpen van een hooft in noden,Ga naar voetnoot1047
Of door huer eyghen Heer te verjaghen of te doden.
Te meer noch als daar is die honger scherp en wreedt,
1050[regelnummer]
Dan werdt vryheydts verlies eerst recht bitterlijck leedt,
Diemen dan zo begheert, dat elck liever wil sterven,Ga naar voetnoot1051
Dan die zoete vryheydt een uur langher te derven.
Ga naar margenoot+Dat volck is te vreezen, dat den doodt niet en vreest,
Dan merckt de Prins te laat zijn doling aldermeest,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1055[regelnummer]
Als hem 't veelhoofdigh dier omringt met dolle zwaarden,
Om zijn ancxtigh leven te jaghen vander aarden,
En dan blijckt dat het volck, die eerst den Coning maken,
Oock macht heeft om hem kroon ende leven te ontschaken.
Daar me Achazib zeydt, te staan in des Konincx macht,Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
Ga naar margenoot+d'Ontzichlijcke vreeze te brenghen in 's volcx ghedacht,
Maar niet de lieft minlijck, maghmen veel min op bouwen.
Men kan haast vrees maken, maar niet lang onderhouwen.
Want als de vreezer vreest stadigh te moeten vreezen,
Moet hyt vreeslijck pynen om van vrees verlost te wezen.
1065[regelnummer]
Vande langduyrigheydt is vrees een hoeder quaadt,
Ga naar margenoot+Maar lieft voedtmen zo licht, alsmenze teelt door weldaadt;
t Wilde ghediert temtmen door weldoen, naer wenschen,
't Onzen dienst, zoudt niet zijn in redelijcke menschen?
Of maackt d'edel reden (ons natuyrs vercieren)Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Den redelijcken mensch argher dan wilde dieren?
Weldaadt baart liefde zoet, maar misdaadt bitter haat.
Ga naar margenoot+Wildy lief ghehadt zijn? hebt lief. ghewis is dees raadt.
Doet men ons goedt of quaadt, vriendtschap of schennisse,
Ware lieft of haat komt voort wt die kennisse;
1075[regelnummer]
Zo noodtlijck als elck haat dien hy vyandt waant met leedt,
Zo noodtlijck bemint elck, dien hy hem jonstigh weet.
Want even zo veel rechts heeft het weldadighe lief
Tot liefde, als tot haat, van leedts misdoen 't ongherief.Ga naar voetnoot1078
Het is onmoghelijck voor die menschelijcke kracht
1080[regelnummer]
Yemandt te beminnen die haar misdoet dagh en nacht.
Oock ist onmoghelijck den weldoender te haten.
Dus blijckt dat die liefde vanden onderzaten
Zo wel staat inde macht van des Conincx goetheydt,
Als des volcx vreze hangt aan des Conincx verwoetheydt.
1085[regelnummer]
Hy magh hem doen lieven als een vader gheprezen;
Hy magh hem doen ontzien als Tyran wtghelezen.
Oock magh hy des volcx lieft vesten in stadigheydt,
Door zijn lieft tot hunluy, moeder van goedtdadigheydt.
De strenghe heerschappy blijckt dan zorghlijck en onwis,
1090[regelnummer]
En de zachte zeker, zo zy oock warachtigh is.
Des neemt maar een voorbeeldt voor veel verthoninghen:
Zo lang die Egypsche goede Coninghen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit volck beheerschapten met zoetheydt goedelijck,
Diende 't volck willigh, nutlijck en ootmoedelijck.
1095[regelnummer]
Maar zo haast als Pharo 't volck strenghelijck de quellen,Ga naar voetnoot1095
En dees Raadt Achazibs int werck began te stellen,
Verloor hy al dit volck, (dat zich niet en liet dwinghen)
Oock zich zelf met zijn volck, die inden stroom verghinghen.Ga naar voetnoot1098
Dit zy ons een spieghel tot waarschouwing huyden.
1100[regelnummer]
'T was 't zelve aart van volck, ja de zelve luyden;
Oock was dat heerschappen van Pharo van eender aart
Als Achazib nu raadt, voort stelt en verklaart.Ga naar voetnoot1102
Zijn raadt is dan zeker, niet om lang heer te duren,
Maar verjaaght of ghedoodt te zijn in korter uren.
1105[regelnummer]
Daar teghen de Princen zonder 't volcx bezwaren,
Ga naar margenoot+Hen goedtlijck heerschapten meer dan vier hondert jaren.
Het goedigh regeren blijckt dan zeker en heyligh
Achazib
Zonder vreeslijck ontzich, heerschapt gheen Koning veyligh.
Eubulus
Vrundtlijcke lieft veylight meer dan zwaarden bloedigh.
Achazib
1110[regelnummer]
Verachting is ghezel vande zachtheydt goedigh.
Eubulus
Eer verzelt altijdt dueght, de quade moet dueght loven.
Achazib
Strengheyt verdruckt het volck, zoetheyt stelt dat boven.
Een Koning sterft liever dan hy 't volck zou smeken.
Eubulus
Den volcke te helpen is een Koninglijck teken.
1115[regelnummer]
De Prins dient tot hulpe, niet tot verdruckinghe,
Tot welvaarts voordering, niet tot roof en pluckinghe.
Achazib
Wat baat den Koning 't rijck, gebruyckt hyt niet na lust?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eubulus
Een Koning is om 't rijcx, 't rijck niet om des Konincx rust.Ga naar voetnoot1118
Achazib
De Koning magh wel 't volck, maar 't volck gheen Koning ontberen.
Eubulus
1120[regelnummer]
Zonder onderzaten zijn Koninghen gheen Heren.
'T volck blijft zonder Heer volck, dat maackt en breeckt een Koning.
Achazib
Zonder vreeslijck ontzich heeft de scepter gheen schoning.Ga naar voetnoot1122
Eubulus
Dien veel vreeslijck ontsien, ontziet oock velen in zijn geest.Ga naar voetnoot1123
'T gaat wel, daart volc niet den prins maar voor den prince vreest
1125[regelnummer]
En des Koninx onlust door trouwe lieft voorhoedt.
Achazib
Des Konincx eer en staat wast doort zayen van bloedt.
Eubulus
Zo des artzs eer en baat, doort sterven van zijn krancken.
Achazib
Waarmen den prins niet vreest daar moet zijn stoel wancken.
Eubulus
Waar niemandt zeker is voor 's Konincx felle beker,Ga naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Daar is de Koning zelf oock nerghens recht zeker.
Neregel
De zaack is haast ghenoech aan weerzyden ghekalt.
Zegt ghy nu Demophon wat mening u best ghevalt.
Demophon
Eubulus redene heeft wel een goede schijn,
Maar Achazibs mening houde ick warachtigh te zijn.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neregel
1135[regelnummer]
Wat dunckt u Amassai van dezer zaken zwaarheydt?
Amassai
Achazib spreeckt wijslijck, al zijn zegghen is waarheydt.
Neregel
Eubulus raadt schijnt my oock veel meer een wenschen,
Dan moghelijck om doen metten verkeerden menschen.
Verkeert is al dit volck en zo hardtneckigh vermaart,
1140[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat hy hem zelf verderft die dees verdervers spaart.
Dus besluyt ick uyt kracht vande meeste stemmen,
Datmen dit volck met macht gheweldigh zal temmen.
Men zalze heerschappen met een yzeren roede,Ga naar voetnoot1143
Men zalze bedwinghen in ziel en ghemoede,
1145[regelnummer]
Men zalze streng schatten in haaf ende goede,
Schadelijck uytmelcken van allen overvloede,
Ja zo heel arm maken, dat zy niet dencken en zullen,
Om huer Godt of vryheydt, maar om den buyck te vullen.
En om immers gheenssins voor oproer te schromen,
1150[regelnummer]
Werden door Demophon tzijnder tijdt wegh ghenomen,
Die grootste van dit volck, de meeste en die hoofden,Ga naar voetnoot1151
Door wiens macht en hulp 't volck voormaals gheloofden,
Zich zelf te beschermen of te vryen van ons macht.
Zo werdter gheen oproer onder dit muytersch gheslacht.
1155[regelnummer]
Want niet huer, maar ons volck zal den staten van eeren,Ga naar voetnoot1155
Bedienen en weeldigh zich daar op erneeren.Ga naar voetnoot1156
Dees wegh streckt tot vesting vande Koninglijcke staat,
Van zijn grootheydt en eer, oock tot ons alder baat.
Daar is niet meer te doen, wy moghen nu scheyden.
1160[regelnummer]
Elck ga na huys, ick ga deze zaken beleyden.
Chorus ij. Stem. Susanne ung Iour.
Onzeker is d'uytgang van d'Aardtsche dinghen,
Niemandt en weet wat hem goedt zal wezen,
Dan dat alleen elck mensch zijn wil gheringhenGa naar voetnoot1163
Stelt in Gods wil, los van hoop en vrezen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1165[regelnummer]
Dit zoude ons al van droefheydt ghenezen;
Daarom ons Godt dat zo hoogh heeft bevolen.Ga naar voetnoot1166
Hy kent het goedt daar in wy blinde dolen
Diet zuyr voor 't zoet achten en verkiezen.
Zo lopen wy uyt die Godlijcke scholen,
1170[regelnummer]
Dit doet ons al 's herten rust verliezen.
'T is zotheydt groot, yet onbekents t'aanvaarden,
Want dat doet dick venijn voor wijn drincken.
Maar wijsheydt waart dat wy ons hert bewaarden
Voort inslorpen vant venijns inschincken,
1175[regelnummer]
Dat lust ons biedt int roeckeloos dincken,
Daar ons begheert listelijck werdt ghevanghen;
Die doet ons dan na ons verderf verlanghen.
Zo krachtigh kan 't valsch oordeel bedrieghen.
Dan volght het hert willens met blinde ganghen
1180[regelnummer]
Den waanlust quaadt die flucx zal vervlieghen.
Dit doet Israel met zijn verwaant aankleven
Van hoogheydt groot, de meeste wil hy werden.
Hy heeft te veel en benaarstight zijn sneven
Door meer begheerts, dat zal hem verwerden.
1185[regelnummer]
Hy wil int hoogh men zal hem neer terden.
Waart hem niet best met zijn te veel ghenoeghen,
En in zijn nest hem schickelijck te voeghen?
Nu zal int lest zijn zotheydt hem schenden,
Als hy zich vindt in druck en bitter wroeghen
1190[regelnummer]
Door lusten quaadt die zijn hert verblenden.
Die Philistijns gaan me de zelve weghen,
Die wanen oock haar macht te vergroten,
Doort kleyn maken van Israel neer ghesleghen,
Maar dat zal hun van haar macht verstoten.
1195[regelnummer]
Als haar gheweldt lang 't volck heeft verdroten
Moet elck ander met doodtlijck oorlogh quellen.Ga naar voetnoot1196
Die Koning zal door wreetheydt 't volck ontstellen,
Maar niet stillen. d'oproer zal hem scheynden.
Oock loert die wraack altijdt op den rebellen
1200[regelnummer]
En Tyranny moet met schanden eynden.
Zo varen zy die goeden raadt versmaden,
En haar quaay lust vermetel na treden,
Die maeckt dat men begheert dat noch zal schaden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'T goedt schynend quaadt werdt meest om ghebeden.
1205[regelnummer]
Den dieren tijdt gaat elck dwaas besteden
Aan 't gunt hy niet en weet oft hem zal baten.
Na 't ware goedt, dats een hert recht ghelaten,
Waar best ghespoedt om ooghlijck t'aanschouwen;
Nu zoeckt elck blindt het waangoedt waart om hatenGa naar voetnoot1209
1210[regelnummer]
Dwelck ons bedrieght en verderft met rouwen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde handeling J uytkomenAls veel hoofden een hoofts lust moeten bezuyren,
Komt haat met verachting, zulck rijck magh niet duyren,
Israel
Ga naar margenoot+O droevigh herdencken van mijn voorleden vruechde!
O ellendigh vermaan van mijn weeldighe juechde!
1215[regelnummer]
O katyvigh verhaal van mijn beroofde vryheydt!
Ach truerigheydt bitter, uyt die zoete blyheydt
(Die ick nu ontbere) gheboren in mijn herte,
In mijn herte vervult met quelende smerte,
Hoe queldy my dus hert zonder eenigh hopen
1220[regelnummer]
Door 't vluchten of weren u te moghen ontlopen?
Langhe queeltmen pijnlijck eermen komt aant sterven
En ick zie gheen middel om vryheydt te verwerven.
Ga naar margenoot+Wy zijn zwaarlijck verdruckt door een moghende handt.
Die doet na lust en wil, niet na behoorlijck verstandt.
1225[regelnummer]
Felheydt maackt den Wetten, men spoorter recht noch reden.
De vrome werdt berooft, vernielt, en vertreden.
Wie Godt vreest, en recht doet is der Heydenen roof.
Die ghebieden in goedt, in lijf, ja int gheloof,
Die bezitten d'erfnis vanden Heere der heren.
1230[regelnummer]
Die verbieden den Godt des Hemels recht te eren
En dwinghen met gheweldt huer Afgoden te verheven,
Op verbeurnis van haef, van lijf ende van leven.
Zy bespiedent alles dater valt inden landen,
Want ons huysghenoten zijn ons quaadste vyandenGa naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Dien 't zo wel zou wroeghen zo men ons niet beklapte
Als dees, zo huer wreetheydt ons bloedt niet en tapte.
'Want men maackt een Godsdienst vande grouwelijcke moort.
Wie heeft oyt van felder en wreeder Godsdienst ghehoort?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo wie met betrouwen den waren Godt ghelooft
1240[regelnummer]
Werdt verbrandt, ghehanghen, ghesteent of onthooft
By hopen, onder schijn van een rechtvaardigheydt.
O Godt, hoe lang lijdt ghy dees groote onwaardigheydt?
Hoe lang zal u ghedult aanschouwen door de wolcke
Dit bloedigh vernielen van u verkoren volcke?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde handeling IJ uytkomen1245[regelnummer]
God straft de boosheydt wreet vant heerschappen tyrannigh
Oock des volcx yver zot, en oproer wederspannigh.
Aristobolus. Israel.
[Aristobolus]
Ja vind ick u weer hier, ellendighe Israel?
Och hadt ghy raadt ghevolght, zo waar u noch al wel!
Die hebdy verlaten, maar het droevich verdriet
1250[regelnummer]
Van u onwijs opzet en verlaat u waarlijck niet.
My deert de smertigheydt van u bittere wonden.
Israel
Ick heb loon na mijn wercken, Godt straft my om mijn zonden.
Zijn strenghe plaagh en zal oock gheenssins ophouwen,
Ga naar margenoot+Zo lang ick liefdeloos dus stil zal aanschouwen
1255[regelnummer]
Dees Afgoderyen, godloos en grouwelijck,Ga naar voetnoot1255
Die de Heydens pleghen, dwingende ontrouwelijck
Die onwyze Joden tot eering van huer beelden,
Rechts of die huer eerders yet wat goedts uytdeelden.Ga naar voetnoot1258
Zalmen Godlijcke eer doen, 't maacxel van albastere?
1260[regelnummer]
Zalmen zien en lyden zulcken Godslastere?
Zalmen zien verleyden zo veel onwyze zielen?
Neen, ick niet, ick zal eer al d'Afgoden vernielen,
Met al dieze eeren, daar koom af dat wil.
Godt plaaght my om dat icx zie, lyde, en zwyghe stil,
1265[regelnummer]
Maar zo ick dees laster uyten lande ga jaghen,
Zal Godt (ick weets) van my wech doen zijn plaghen,
My weder beminnen als zijn lieve zone,
En gheven my vryheydt met welvaren te lone.
Godt heeft die menschen lief, die zijn eere beminnen.
1270[regelnummer]
Bemin ick Gods eere, hoe moghen mijn zinnen,
Zulck zijn grootste oneer, eenighsins verdraghen?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Mijn yver lijdt dat niet, en tzal Godt behaghen,
Want die verbiedt hooghlijck dees Afgodische scholen.
Aristobolus
Hola man! heeft God u 't beeldtstormen al bevolen?
1275[regelnummer]
Dat de mensch van zelf doet, en staat Gode niet wel aan.
Israel
Zonder Godes bevel heeft dat Moyzes ghedaan.Ga naar voetnoot1276
Aristobolus
Die was Overheydt, die, niet het volck heeft die macht.Ga naar voetnoot1277
Ghy zijt nu zo verneert en gants t'onder ghebracht,
Dat ghy gheen Vorst meer zijt, dus rade ick dat ghyt u wacht.
Israel
1280[regelnummer]
Was Gedeon een Vorst? neen, nochtans heeft hyt gewracht.Ga naar voetnoot1280
Aristobolus
'T was hem uytdruckelijck van Gode gheheten.
Zulcx van zelf na te doen waar een zondigh vermeten.
Ga naar margenoot+Niet ghy, maar d'Overheyt heeft d'Afgoden daar ghezet.
Wilt ghy den Afgoden recht uyt roeden na Gods Wet,
1285[regelnummer]
Vernielt den Afgoden ghemaackt door u zelfs handen,
Die ghy noch vuyrich dient, u Schepper tot schanden.
Israel
Wat Afgoden zijn dat?
Aristobolus
U hoogheydt eerzuchtigh!
U troost opten rijckdom en u weelde kruysvluchtigh.Ga naar voetnoot1288
Breeckt eerst dees u eyghen ghemaackte Afgoden,
1290[regelnummer]
Die ghy boven Godt eert en betrout in noden.
Dit Afgoden stormen is elck van Gode gheboden,
Dit mooght ghy veyligh doen buyten ancxt van doden.
Breeckt ghy dees Afgoden, Godt zal d'ander doen breken
Door zynen ghezandten en zelf zijn laster wreken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1295[regelnummer]
Ga naar margenoot+'T inwendigh reynight eerst, door waarheyts kracht behendigh,
Op dat daar door oock recht reyn werde het wtwendich.Ga naar voetnoot1296
Wat baat dat ghy Tempels van schijn-Afgoden bevrijdt
Als die ware Afgoden in u hert blyven altijdt?
Als die u hert, ziel, moedt, lust, wil ende ghedacht
1300[regelnummer]
Boven den Heer betrout, dient, eert, en voor helpers acht?
Maar hoe magh u droomen dat ghy Gods eere bemint?
Ghy die Afgoden dient in u herte verblindt?
Ghy, die hoogheydt, wellust, ja oock het snode ghelt
Boven Godt opt hooghste vant Altaar uws herten stelt?
Israel
1305[regelnummer]
'T is al weder 't oude. ick meyn ghy hebt ghesworen
Altijdt af te raden, 't gunt ick meest heb verkoren.
Aristobolus
Hadt ghy mijn raadt gevolght, ghy waart noch vry en groot.
Doort volghen van u lust, volght u jammer en noodt.
Kondy dit (goede man) noch van zelfs niet verstaan?
1310[regelnummer]
'T verzoecken leeret u, wat behoevet mijn vermaan?Ga naar voetnoot1310
Ick zoeck met mijn raadt u, niet mijn zelfs baat.
Ghy weet wel wie ick ben, oock mede in wat staat.
Quaamt uyt, dat ick dit doe, de Hanssen verbolghen
Zouden my vernielen of vyandtlijck vervolghen.
1315[regelnummer]
Tot mijn gevaarlickheyt en u nut streckt dan mijn woort.
'T zal u, niet my, baten, zo ghy navolgigh hoort.
Israel
Van u goedtjonstigheydt dancke ick u hoghelijck,
Maar 't beeldtstormen int hert is my heel onmoghelijck.
Zoude ick de Kerckgoden noch zo langhe moeten lyden,
1320[regelnummer]
Zy bleven daar wel staan ten eeuwighen tyden.
Gods eer en 's menschen heyl ghelden my hier inne meest.
Gods woordt ghelt meer dant u. zo vuyrigh yvert mijn geest,
Dat ick nu niet langher u weerspreken magh horen.
Godt bewaar u, ick haast, om den beelden te storen.
Aristobolus
1325[regelnummer]
O Israel, hoe haast ghy na u verderven grondigh!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na eeuwighe vryheydt! 't sekreet is u onkondigh.
Dit voortstel is niet heel uyt my alleen ghesproten,
Neen. 't komt bedecktelijck uyt eenighe groten,
Diet listigh inblazen wackere Roervincken,Ga naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Belovende bystandt, meer dan ghy kondt dincken.
Daar op verlaat ick my. ick bent alleen niet diet brout.
Aristobolus
Vervloeckt is de mensche die opten mensche betrout.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde handeling. IIJ uytkomenVolck en Prins werdt gheplaaght door oproerige handen,
Als tweedracht partydigh bederft luyden en landen.
Aristobolus
1335[regelnummer]
Wee, 't arme Jootsche landt, door Gods verzoeckinghe!Ga naar voetnoot1335
'T was 't landt van beloften, 't werd nu 't landt van vloeckinghe,
Ga naar margenoot+Want tot straf van des volcx Afgodische godloosheydtGa naar voetnoot1337
Maackt God een grijs kint heer, een hipocrijt vol boosheyt,
Een weeldigh verwijft mensch, wiens Princen vroegh ontbyten,Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
'T volck ten been toe knaghen, en treden tot het splyten.
Die belaghende 't volck (doort Goddelijck schicken)
Zelve zullen vallen in huer eyghen stricken,
Zo wonderlijck heeft Godt al de zaken verwert.Ga naar voetnoot1343
'T hooft haat opentlijck 't lijf, 't lijf haat zijn hooft binnent hert.
1345[regelnummer]
Afgheslooft door verdriet, nu zo lang lijdtzaam ghedooght,
Dat het nieu ghierighlijck na veranderinghe pooght.
De grote Cadetten zijn oock nydelyck twistigh,Ga naar voetnoot1347
Die elck tot zijn zyde 't blinde volck trecken listigh.
Ga naar margenoot+Maackt die lieve eendracht den landtschappen machtigh,
1350[regelnummer]
De macht moet hier vergaan doort geschil tweedrachtigh,
Datter is tusschen 't hooft, lijf, kleyn en grote leden.
O verderf van menschen, Landen ende Steden!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde handeling. IIIJ uytkomenDaar men 't schijn-quaadt verjaaght, en 't quaadt houdt in der herten,
Baart een vluchtighe lust veel langduyrighe smerten.
Aristobolus. Bode.
[Aristobolus]
1355[regelnummer]
Zyt willekom Bode, hoe spoedy zo gheringhen?Ga naar voetnoot1355
Bode
Zoud' ick niet spoeden heer? noyt wonderlijcker dinghen
Door bode gheboodtschapt, dan ick nu boodtschappe.
Aristobolus
Veltellet my.
Bode
Neen heer, houdt my niet metten clappe.
Ick moets den Koning zelf mondeling verkondighen.
Aristobolus
1360[regelnummer]
Verhalet my int kort, ghy en zult niet zondighen.
Want al gady opt hof, ghy blijft buyten de muren
Van 's Conincx kamer, die komt niet uyt voor elf uren,
En 't zijn daar eerst terstondt neghen uren gheslaghen.
Bode
Ist noch zo vroegh heer, zo wil icx u ghewaghen,
1365[regelnummer]
Doch zo ick kortst magh, want spoedt betaamt den boden.
Hoe dat veel vermaarde en moghende Joden
Aan hunluyder Landtvooght eendrachtelijck hadden gheklaaghtGa naar voetnoot1367
Datmen d'arme joden veel te strenghelijck plaaght
Metten ghedwonghen eer en dienst van onze goden,
1370[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hebdy zelf wel ghehoort. nu gaan zyt noch versnoden,Ga naar voetnoot1370
Door een muytersch rumoer onder 't kaf vanden volcke,
Schitterende zo snel, als blixem inden wolcke
Van d'een plaats in d'ander, zo datmen eer vernam,
Dat het al gheschiedt was, dan van waar dat het quam.
1375[regelnummer]
Weynigh ongheacht volcx (noyt argher exempele)
Wierpen al ons Goden uyt henluyder tempele,
Daar zy voorts by hoopen stoutelijck in vergaarden,
Met ver-reyckent gheweer en met scherpe zwaarden,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om teghen 's Konincx wet haar wet daar te horenGa naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Van oproersche schalcken, die 't volck al te voren
Heymlijck hadden ghelockt met waarschynende woorden
Aan huer partydighe en weerspannighe koorden.
Ancxt was by den rijcken, stilheydt by den vroeden,
By den Vooght verbaastheyt, die moght dit niet voorhoeden,
1385[regelnummer]
Zo onverziens ghingt aan, en zo snellijck vloogh het voort.
Daar hebdy de zake metten kortsten ghehoort.
Nu wil ick gaan mijn heer en beveel u Gode.
Aristobolus
'T zijn zeltsame dinghen. gaat in vreden Bode.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde handeling. V uytkomenDan volght spade berou, na de haastighe daadt,
1390[regelnummer]
Daar men den goeden straf, niet den quaden zonden haat.
Israel. Aristobolus.
[Israel]
Ga naar margenoot+O Aristobole, vinde ick u weder hier?
Ick val vant quaadt in argher, uyten ketel int vier.
Dat my eerst gewin docht valt my schade int verzoeck.
Daar ick ernstlijck om badt werdt my een vyandts vloeck.
1395[regelnummer]
Daar ick meest op hoopte, vrees ick nu voor met beven.
Daar ick my op verliet, heeft my trouloos begheven.
Helas, op een broosch riet stoende mijn handt verdoort,Ga naar voetnoot1397
Het riet brack aan stucken en heeft mijn handt doorboort.Ga naar voetnoot1398
Ach ick ben bedroghen door mijn blinde wenschen!
1400[regelnummer]
Vervloeckt is de mensch die betrout op menschen.
Dit was (zo my ghedenckt) tot my u laatste reen,Ga naar voetnoot1401
O had icx recht verstaan, ick waar niet in dit gheween.
Ach 't hadde behouden zo menigh goedt mans hooft!
Boven u raadt ghetrou heb ick anderen ghelooft,
1405[regelnummer]
Die beloofden wonder en maackten my veel wijs.
Maar boven haar kloeckheyt heeft des landtvoochts list de prijs,Ga naar voetnoot1406
Die den hoofden van een, en 't volck vanden hoofden deelde,
Ja hoofden van lyven, en fellijck daar met speelde,
Oock met een groot deel volcx. d'ander ghinghen dryven,Ga naar voetnoot1409
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1410[regelnummer]
Zonder slagh, zonder stoot, als vertzaaghde wyven.
Zo blijckt de trou zeltzaam by veel groote Hanssen.
En 't volck is onzeker als de mommeschanssen.Ga naar voetnoot1412
Wee mijns, wat rijcker roof, wat moorden grouwelijck,
En wat ancxtigh vluchten zien mijn ooghen rouwelijck
1415[regelnummer]
Aant arme Joodtsche volck! O waart noyt begonnen!
Nu zie ick gheen raadt meer noch troost onder der zonnen.
Aristobolus
Als menschen troost verdwijnt, placht God meest te troosten,
Diet hem maar toe betrout, al waar hy vanden boosten,
Vanden boosten zondaars, die oyt leefden op Aarden.
1420[regelnummer]
Want God helpt den mensch niet na menschelijcker waarden.Ga naar voetnoot1417-1420
Maar hy ziet op haar noodt, boetvaardigh berouwen,
Recht ootmoedigh bidden en verkryghens betrouwen.
Daarom O Israel, zo ghy u zelf recht mistrout,
En ghy u ootmoedigh aan Gods beloften houdt,
1425[regelnummer]
Dat hy zijn volck ter noodt nemmermeer zal verlaten,
Zo weet ick noch een raadt die u ghewis zal baten.
Israel
O Ja, dats al in my; zegt doch wat weet ghy voor raadt?
Aristobolus
Men zalt Ghebedt zenden aan God voor een Ambassaat.
Rust ghy haar te recht uyt, ghy zult na wensch verkryghen.
1430[regelnummer]
Weet ghy hier oock raadt toe? ick merck neen aan u zwygen.
Zegt wat doet u bidden?
Israel
Mijn recht bekende noodt.
Aristobolus
Welck is die noodt?
Israel
'T ghequel van mijn vyanden groot.
Aristobolus
Haat ghy u vyanden?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israel
Bitterder dan die doodt.
Aristobolus
Wat vyanden? die lijf of die de ziele wonden?
1435[regelnummer]
Zijnt de Philistynen? of zijnt uwe zonden?
Israel
Ick haat den Philistyns, die quellen mijn lijf en goet.
Aristobolus
Ga naar margenoot+De zonde is nu noch vrundt (hoor ick) met u ghemoedt.
Houdy dan noch vrundtschap met Godes vyanden?
Zo zendt daar 't ghebedt niet, want het werdt tot schanden.Ga naar voetnoot1438/39
1440[regelnummer]
Maar zegt, is Gods straf niet goet en rechtvaardigh?
Israel
Ja.
Aristobolus
Zijn u zonden quaadt en recht straffens waardigh?
Israel
Zy zijn.
Aristobolus
'T ghebedt is dan averechts en verkeert,
Want ghy niet vant quaadt maar vant goedt verlossing begheert.Ga naar voetnoot1443
Ghy begheert verlossing van Godes goede straf,
1445[regelnummer]
Niet van u zonde quaadt, die en biddet ghy niet af.
Dat Godt u vyanden uyt den Lande zou jaghen
Bidt ghy, maar Gods vyandt wildy int herte draghen.
Houdy dan noch vrundtschap met Godes vyanden
Zo zendt daar 't ghebedt niet, want het werdt tot schanden.
1450[regelnummer]
Zegt noch: weet ghy niet wel dat Godes straffinghe leert?
Israel
Ghewis.
Aristobolus
Ist niet zijn straf die u nu quellijck deert?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israel
Tis.
Aristobolus
Hebdy die straf lief?
Israel
Neen, maar leedt boven al.
Mijn zonden zijn honich by straffens bittere gal.
Aristobolus
O mensch, u zonden quaadt zijn u een verblydinghe,
1455[regelnummer]
En ghy haat truerighlijck Gods goede kastydinghe.
Zodanighe bidders werden van Godt niet verhoort.
Ghy bemint u quaatheyd en haat Gods heylzaam woordt.
Houdy dan noch vrundtschap met Godes vyanden,
Zo zendt daar 't ghebedt niet, want het werdt tot schanden.
1460[regelnummer]
Antwoordt noch. vreest ghy niet schade in rijckdoms doornen?
Israel
Ja.
Aristobolus
Veel meer dan ghy vreest des lieven Gods vertoornen?
Israel
Zo ist.
Aristobolus
Moght ghy aan den Philistijns u leedt smertigh
Na lust wreken, zoudt ghy hunluy oock zijn barmhertigh?
Israel
Neen.
Aristobolus
Moght ghy verkryghen en na wensch lang gebruycken
1465[regelnummer]
Hoghe macht, vele ghelts, met wellust der buycken,
Zoudt ghy u door alzulcx niet zaligher vermoeden
Dan doort verkryghen Gods met alder deughden goeden?
Israel
Wat wildy dat ick zegghe?
Aristobolus
Gheen loghen, maar waarheydt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ghy vreest den Here niet, is dat een kleyne zwaarheydt?
1470[regelnummer]
Dat ghy van Gode bidt, in 's herten onrustigheydt,
Streckt om 't verkreghen te verdoen in wellustigheydt.
Oock zijt ghy wraackghierigh ende betrout in node
Op Godes vyanden, u Afgoden snode.
Houdy dan noch vrundtschap met Godes vyanden,
1475[regelnummer]
Zo zendt daar 't ghebedt niet, want het werdt tot schanden.
Israel
Wat schaadt het ghebedt doch tot eenigher stonde?
Aristobolus
Een herteloos ghebedt spot met Godt en is zonde.
Het bidt en begheert niet zijn beed' te verwerven.
'T middel, daar God door geeft, wildy niet, dat is sterven,
1480[regelnummer]
Sterven van eyghen wil en van u blindt verkiezen.
Ghy wilt dueghts loon winnen, maar 't quaadt zelf niet verliezen
Israel
Is dit u zegghen recht, zo en zal niemandt beden.
Aristobolus
Hoe dat?
Israel
Eer wy goedt zijn, zijn wy al vol quaadtheden.
Die vol quaadtheden is, is met Gods vyanden vrundt.
1485[regelnummer]
Niemandt wilt verderven des gheens dien hy goedt gunt.Ga naar voetnoot1485
De vrundt der zonden dan, zendt aan Godt geen biddens post,
Om van zynen vrunden te moghen zijn verlost.
Is dit waar, zo moet ghy het beden oock af raden.
En zegghen dat niemandt verlost werdt vande quaden.
Aristobolus
1490[regelnummer]
Men magh 't quaadt hebben en minnen onverstandelijck;
Men magh 't quaadt oock hebben en hatens vyandelijck.
Die 't quaadt noch hebben en dat niet en haten,
En komt verlossings beed niet een hayrken te baten.
Ga naar margenoot+Maar die 't quaadt heeft, recht kent, en vyandtlijck haat,
1495[regelnummer]
Met betrouwen biddet volherdigh vroegh en laat,
Om verlost te werden van Gods vyanden quaadt,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrundt is met de straf Gods, vyandt van eyghen misdaadt,
Des lydens zuyvering nemmermeer en versmaadt,
Alzo hyt den middel van zijn ghenezing verstaat,
1500[regelnummer]
Deze noch quaadt zijnde, bidt om goedt te werden,
Laat af van zijn zonden, pleeght dueght met volherden,
Ende verkrijght altijdt vande mildtheydt des Heren
Na wensch het begheerde, ja meer dan zijn begheren.
Want op Gods vyanden is hy vyandelijck verstoort,
1505[regelnummer]
Dus werd oock zijn ghebedt altijdt met eeren verhoort.
Maar ghy die 't oude quaadt altijt van nieus weder pleeght,
En u lieve boosheydt nemmermeer recht af veeght,
Houdt alsnoch vrundtschappe met Godes vyanden,
Dus zendt daar 't ghebedt niet, want het wert tot schanden.
Israel
1510[regelnummer]
Ick meyn dat deze man my noch eens dol zal maken.
Hy valt my hart teghens in alle myne zaken.
Bidde ick qualijck als ick mynen zonden belye?
U raadt mishaaght my noch, die stel ick aan d'een zye,Ga naar voetnoot1513
Van 't Ghebedt naar u zin cierlijck toe te rusten.
1515[regelnummer]
Ick wil hier inne doen zoot my zelve zal lusten.
'T ghebedt zal ick zenden onghepronckt ende slecht,Ga naar voetnoot1516
Met kennisse van zonden, want dat Ghebedt is recht.
Aristobolus
Waarlijck neen Israel, ick wil u niet verdullen,Ga naar voetnoot1518
Maar zaagh u gaarn door wel bidden met dueght vervullen,
1520[regelnummer]
En eens recht vry werden van zonde met zijn quaden,
Maar ghy veracht doorgaans mijn vrundtlijck en trou raden.
Dat zal u grootelijck, maar my gheenssins schaden.
Vaart wel, bedenck u bet, ick wijck die my versmaden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde handeling. VI uytkomenAl belijdtmen zijn schuldt zonder recht leedtwezen,
1525[regelnummer]
'T helpt niet, oock 't ghebedt niet, zonder Godt te vrezen.
Cogitatio vaga. Israel.
[Cogitatio]
Ga naar margenoot+Tot het beden ghestelt zagh ick u vuyrigh ghemoedt,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus maackte ick 't Ghebedt ree, om onder 't bidden met spoet
Te stygen totten Heer met twee vlogelen luchtigh,
Ignorantia vroom, en Audacia Godsvruchtigh.Ga naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Want wy bidden meest al 't gunt wy kennen noch weten,
En by grote Heren moetmen schaamte vergheten.
Als zy antwoorde heeft zal zyt komen zegghen.
Ick koom helpen beden.
Israel
Gaan wy opten knien legghen.
Cogitatio
Ga naar margenoot+Of Godt ons bidden ghenadigh zal verhoren?
Israel
1535[regelnummer]
Wat schaadt dat eens verzocht? tis kleyn moeyte verloren.
O Heer!
Cogitatio
Waart ghy de Heer, zo behoefder gheen smeken.
Israel
Moght ick my zelf helpen, ick liet al 't bidden steken.
Maar aant beden. O Heer wy hebben ghezondight.
Cogitatio
Dat doen alle menschen, zo Gods woordt verkondight.
1540[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dunckt u wel dat ghy oyt den godloos zo speelde
Als de Philistijnen? die leven in weelde,
Onghestraft in voorspoedt op des ghelucx baan effen.
Most u onzalighe 't ongheluck alleen treffen?
Israel
Zoudt wel ongheluck zijn, en niet Godes schickinghe?
Cogitatio
1545[regelnummer]
Acht ghy Godt rechtvaardigh?
Israel
Ja, met verschrickinghe.
Cogitatio
Waart Gods werc (zo ghy meynt) hy plaaghde den bozen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den Heydens, den vreemden, den rechten godlozen.
En zou u zijn volcke van plaghen bevryen.
Israel
'T schijnt daarom vreemt. wy zien den vromen altijt lyen,
1550[regelnummer]
Daar teghen die quaden ghenoeghelijck verblyen,
Die bloeyen in eeren weeldigh 't allen tyen.
Laat ons beden. O Heer, wy hebben misdaan voor u
Ende ons Heer ons Godt trouloos verlaten nu.
Cogitatio
Ga naar margenoot+Heeft ons de Heer zelve niet alder eerst verlaten?
Israel
Neen, wy verlieten Godt door zonden waart om haten.
Cogitatio
Neen zo niet. hadde Godt met twyflijcker trouwen
Ons niet eerst verlaten, maar by der handt ghehouwen,
Nemmermeer waren wy door zonden afghevallen.
Ey hoe schendtlijck verliep dat spel met ons allen.
1560[regelnummer]
Ga naar margenoot+O of ons de tyden noch eens den meester stelden,
Hoe bitter zouden wyt den Philistijns verghelden!
Israel
Wel ter kuer! dat is noch mijn hooghste verlanghen.Ga naar voetnoot1562
Wie weet wiens hondt noch eens den Haes zal vanghen?
Bidt voorts. ende wy hebben ghedient Baal afgryzelijck.
Cogitatio
1565[regelnummer]
Hadden wy hem ghedient te recht ende wysselijck,
Wy waren nu niet arm, verdruckt en in rouwen,
Maar hadden noch rijckdom, macht en weelde behouwen.
Israel
Wat nu? 't verzoecken leert dat hy was onghewisGa naar voetnoot1568
Ga naar margenoot+En ons ter noodt verlaat.
Cogitatio
Of ons Godt al zeker is?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1570[regelnummer]
Die (zo ghezeydt is) liet u, eer ghy hem verliet.
Wat gaf hy u oock oyt dan ellendigh verdriet?
Ga naar margenoot+Ghy weet dat Baal rijckdom, macht en weelde gaf.
Waar gheeft God zulcx? die gheeft voor goudt schuym, voor koren kaf.
Die gheeft pijnlijck ghebreck, het vervolghende kruys,
1575[regelnummer]
Met droeve benautheydt binnen en buytens huys.
Israel
'T schijnt warachtigh alzo. maar men moets nu niet dencken
Onder 't bidden. helpt my zonder dus te krencken
Met u menighfuldigh en wijtlopigh zwerven.
Cogitatio
Ick help u voorderen tot des Ghebedts verwerven.
1580[regelnummer]
Want ick doe u 't Ghebedt rechtgrondelijck verstaan.
Zonder mijn berichting waart verloren werck ghedaan.
Nu hebdy ghebeden met vernuftighe aandacht.
Zegt, meyndy dat het Godt al verhoort ofte acht?
Israel
Dat weet ick trouwen niet. ick zie 't Ghebedt daar komen,
1585[regelnummer]
Die zal ons al zegghen wat zy heeft vernomen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde handeling. VIJ uytkomenWie noch vrundtschappe houdt met Godes vyanden,
Diens bidden werdt een vloeck, en lijdt ontzeg met schanden.
Precatio. Israel. Cogitatio vaga.
[Precatio]
Ga naar margenoot+Ja? zendtmen my dan tot zo eerwaardighen Koning
Te doen voor zijn oghen zo schandtlijcken verthoning?
1590[regelnummer]
Fy! zo eerlozen zaack voor die Heerlickheydt godtlijck
Te brenghen zo haastigh, zo lichtvaardigh, zo spotlijck!
Wast u een lust om my zo leelijck te beschamen?
Hey! dat ick u dolheydt moste ghehoorzamen!
Noyt was ick zo schaamroot, noyt zo ancxtigh verbaast
1595[regelnummer]
Als ick nu gheweest ben door u onbedachten haast.
Mijn leden beven noch alleen doort herdincken.
O dacht ick, die nu moght inden Afgrondt verzincken,
Zo haast op my zaghen Gods doorzichtighe oghen,Ga naar voetnoot1598
Daar glinstrende vlammen toornighlijck uyt vloghen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1600[regelnummer]
En diet teffens merckten van boven tot onderen.
Hadt ghy zijn stem schricklijck tot u horen donderen,
Met strenghe redenen en met waarheydt spytigh,
Zijn trou, aan u ghethoont, verhalende verwytigh,
Oock u ontrou godloos, en ondanckbaarheydt groot,
1605[regelnummer]
Ghy waart van verschricken ghestorven de gaa doodt.Ga naar voetnoot1605
Wie zijt ghy doch Israel, dat ghy vermetel en stout
Die Godlijcke hoogheydt zo schandtlijck verachten zoudt?
My en zuldy niet meer zo met beschaamtheydt schenden.
Hebdyer weer te doen, ghy moght een ander zenden!
Israel
1610[regelnummer]
Wat heeft God gheantwoordt? dat laat my eens horen.
Precatio
Met gelijckmoedigheydt smeert (kondy) hert en ooren,Ga naar voetnoot1611
Want ghy zult vernemen dat u gants niet en lust,
Maar wel dat u ontrust, u, die vant quaadt doen niet rust.
Eerst als ick had verthoont u belyding van zonden,
1615[regelnummer]
Was die stracx in Godes alziende oghen bevondenGa naar voetnoot1615
Zo woest, zo mistrouwigh, zo onreyn, zo schoffierigh,
Zo vermetel, zo blindt, zo zot, zo wraackghierigh,
Zo godtloos, zo vervloeckt, ende zo hovaardigh,
Dat zy afgryslijc was voor Gods aanzicht eerwaardigh.
1620[regelnummer]
Dit bewees niet alleen zijn ghelate verthoornt,
Maar oock zijn antwoord streng met verwyting doordoornt.
Doch scheent eerst dat Godt niet en zoude antwoorden,
Wantmer maar belyding, gheen bidding in hoorden.
Met al dat wild gheklap (sprack God) is niet ghebeden.
1625[regelnummer]
Hy heeft maar herteloos zijn misdaadt beleden,
Hoe wel my zijn meening naacktelijck staat open,
Die streckt om de roede, niet zijn zonden te ontlopen.
Ga naar margenoot+Zo bidt hy dwaaslijck om zijn eeuwigh bederven,
Dat is om onghestraft in weelden wilt te zwerven.
1630[regelnummer]
Hy bidt om verandring van mijn goede nature,
Dat ick niet lieven zou mijn eyghen schepsel dure.Ga naar voetnoot1631
Hy bidt als of een zoon dien de vader recht straft,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om dat hy lastering van zijn vader hadt ghebaft,Ga naar voetnoot1633
Tot zynen vader riep, met een lasterlijck smeken:
1635[regelnummer]
O schelm, O dief, O moorder, vergheeft mijn ghebreken!
So lastert my Israel door zijn straffings smerte,
Midts onder zijn bidden in zijn godloos herte.
Daar twyfelt hy of ick de werelt oock bestiere,
Daar gloeyt wraackgierigheydt als root staal inden viere,
1640[regelnummer]
Daar acht hy mijn straffing voor onrechtvaardigheydt,
En daar veracht hy zulcx mijn groote hooghwaardigheyt,
Dat hy verde boven my het snode ghelt betrout,
En menschelijcke macht grooter dan de myne houdt.
Al dit schiet bedecktelijck int hert van dees quade zot;
1645[regelnummer]
Daar, maar niet metten mondt zeydt hy, daar is geen Godt.Ga naar voetnoot1645
Zijn mondt prijst my maar 't hert is zijn afgods tempele;
Wie zagh doch van bidden oyt zulcken exempele?
Ga naar margenoot+Zo ick noch maar en waar zijn schepper ende voeder,
Die hoord' hy te eeren als zijn Heer ende behoeder.
1650[regelnummer]
Hadde hy mijn hulpe trou noch noyt te recht gesmaackt,
Kleynder waar de misdaadt daar inne hy nu gheraackt.
Nu hebben d'Egypters, d'Amorrheen, Amons kindren,Ga naar voetnoot1652
Oock de Philistynen hem dickmaal willen hindren.
Ja dees met andere hebben hem voormaals verdruckt;
1655[regelnummer]
Hy riep tot my, ick heb hem uyt haar handt gheruckt.
Al dit vergeet hy flucx, mijn weldaadt moght niet baten,
My, zijn trouwe hulper, heeft hy trouloos verlaten,
En vreemde Afgoden tot mijn verachting ghedient,
Daarom oock en ben ick niet meer dien spotter vriendt.
1660[regelnummer]
Ick wil gheen nieuwe hulp meer tot d'oude voeghen,
Zo hy zond tot zond voeght tot mijn onghenoeghen.
Hoe dickmaal heb ick hem ter noodt heerlijck verlost?
Ick holp hem als d'Afgodt hem niet helpen en kost.
Moght mijn bevonden trou u oock niet ghetrou maken?
1665[regelnummer]
Moght d'Afgods ontrouheydt u niet hem doen verzaken?
Ga naar margenoot+Die helpen kan, helpen wil, en helpt al den dagh,
Mistrout hy, en betrout die niemandt helpen magh,
Ja die hem onthelpet, vernielt ende verderft.
Is dat niet dollijck en verkeerdelijck gheswerft?Ga naar voetnoot1669
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1670[regelnummer]
Met zulcke verkeerden ben ick oock rechts verkeert,Ga naar voetnoot1670
Gheef antwoort verkeerdlijck op huer verkeerde begeert,
En zeg dat hy ter noodt nu magh gaan aanropen
Zijn eyghen Afgoden daarop hy plagh te hopen.Ga naar voetnoot1673
Laat deze hem helpen uyt zijn druckigh gheschille,
1675[regelnummer]
Zo zy moghen. ick hebs wel maght, maar gheen wille.
Dit sprack Godt zo straflijck dat icker noch af grille;
Ick stond eerloos beschaamt, God sweegh doe voort stille,
En ick magh oock zwyghen, want nu heb ick volzeydt.
Israel
O strenghe antwoorde, O wanhopigh bescheydt!
1680[regelnummer]
Gheen schepsel en heeft macht om mijn kommer te stelpen.
Godt alleen vermaght wel, maar hy wil my niet helpen.
'T lyden wast, ick heb macht ende verstandt verloren.
Wee mijns ellendighe, wat deed ick ye gheboren!Ga naar voetnoot1683
Hy zijght in onmaght ter aarden, twee draghen hem binnen
Chorus iij. Stem: Psalm xiij.
Wie hier der wyzen raadt versmaadt,
1685[regelnummer]
Betroort te laat zijn zotheydt quaadt,
Als valsche lust werdt ware rouwe.
Maar die zijn zin te buyten gaat,
Gheniet des wijsheydts trouwe.
De zot werdt op d'Overheydt gram,
1690[regelnummer]
En merckt niet hoe 't onnozel LamGa naar voetnoot1690
Zijn boosheydts tyranny moet lyden,
Dat hy als een verwoede Ram
In zich fel gaat bestryden.
Die 't hert noch vol Afgoden draaght,
1695[regelnummer]
Yverigh d'Afgoden schijn belaaght.
En d' Afgods beeldt rasch gaat vernielen,
Eert d' Afgodt zelf noch onverjaaght
Opt Altaar zijnder zielen.
Zulck klaaght vant lichaams dienstbaarheydt,
1700[regelnummer]
Diens ziel noch vast ghebonden leydt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In slaverny onder die zonde.
Ter zonden dienst ist hert bereydt,
En dient God metten monde.
Bruyckt Godt uyt liefden dan zijn Roe,
1705[regelnummer]
Die zijn zy eer dan boosheydt moe,
En bidden af des strafs ghenezen.
'T quaadt minnen zy, dat neemt vast toe,
En haten 't goedt met vrezen.
Ist wonder dat de lieve Godt
1710[regelnummer]
'T verkeert bidden van zulcken zot
Tot zijn verderf niet wil verhoren?
Zo werdt meest elcx Ghebedt een spot
Die 't quaadt noch heeft verkoren.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vierde handeling. J uytkomenNoodt zoeckt broodt, die zich stoot, opent zijn duyster ghezicht,
1715[regelnummer]
Mistrout den loghen valsch, en merckt opt wegh-wyzend licht.
Israel. Aristobolus.
[Israel]
Menschen troost te derven in verdrietelijck lyden
Valt zwaar, al waarder hoop, van namaals te verblyden.
Ga naar margenoot+Wat zwaar verdriet ist dan Godes troost te derven,
Zonder alle hope van troost te verwerven?
1720[regelnummer]
Ick ontbeer hopeloos troost van Godt ende menschen,
Daar door de doodt vreeslijck mijn hoop is en wenschen.
Om door een korte pijn de langhe af te weren,
Werdt het onzighlicxste mijn wenschelijck begheren.Ga naar voetnoot1723
Ick had lydens te veel in mijn goedt ende bloedt,
1725[regelnummer]
Most dees vertwyfeltheydt noch quellen mijn ghemoedt?Ga naar voetnoot1725
Most Godt noch weygheren zo spytigh ende straf?
Ach, waar mijn moeders lijf my gheworden een graf!
Aristobolus
Godt weyghert recht en wel, want ghy badet qualijck.
Israel
O Aristobole, 't qualijck bidden betaal ick,
1730[regelnummer]
Met schaamten en droefheydt zo ghy my propheteerde.
Had ick u raadt ghevolght, ick had nu al 't begheerde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aristobolus
Volght noch raadt.
Israel
Neen leyder, dats nu al veel te laat.
Aristobolus
Of ick u neen bewees?Ga naar voetnoot1733
Israel
Ick volghde uwen raadt.
Maar dats niet. veel te groot zijn mijn zonden onwaardigh,
1735[regelnummer]
En de strenghe Here is my veel te rechtvaardigh.
Aristobolus
Ga naar margenoot+Boven alle beyde streckt zijn barmhertigheydt.
Israel
Den goeden.
Aristobolus
Oock quaden, die 't quaadt met smertigh leydt,
Bekennen, betrueren, en haten in 's herten grondt.
Israel
Alzulcx is in my niet.
Aristobolus
Ghy verkryghet terstondt,
1740[regelnummer]
Wildy maar verlaten den bril vant valsche oordeel.
Israel
Die bril en doets my niet, dus waar dat gheen voordeel.
'T komt aan de strengheyt Gods, al quijt die elcx misdaden.
Wat helpet my, als ick sta in onghenaden?
Vergheeft hy barmhertigh al der werlt misdadigh,
1745[regelnummer]
Wat baats my, blijft hy my streng en onghenadigh?
Aristobolus
'T zy nu zo ghenomen. zegt, gheschiedt u onrecht?
Israel
Neen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aristobolus
Ist nu al recht dat u lamp teghen den zon vecht?Ga naar voetnoot1747
Geschiedt u recht, waarom beklaaght ghy u dus schendigh?Ga naar voetnoot1748
Israel
Ga naar margenoot+Al is die straf schoon recht, zy maackt nochtans ellendigh.
Aristobolus
1750[regelnummer]
Ja voor een tijdt, recht als het smertighe korozijfGa naar voetnoot1750
In vervuylde zeeren tot ghenezinghe vant lijf,
Zo valt die scherpe straf der zielen vuyle wonden,
Oock zuyvering bitter vande veroude zonden.
Dit lijdt mensch troostelijck zonder doodt te vrezen;
1755[regelnummer]
Godt straft niet om doden, maar om te ghenezen.
Israel
Dat is u ghevoelen, maar ick houdts anders te zijn.
Aristobolus
Dats om dat u oordeel recht anders is dant mijn.
Israel
Zo ist.
Aristobolus
Wist ghy ghewis, door die zekere waarheydt,
Ga naar margenoot+Dat u oordeel valsch waar, en het mijn recht vol klaarheyt,
1760[regelnummer]
Zoudt ghy niet willighlijck met my hier in ghevoelen?
Israel
Ja.
Aristobolus
Ghy hebt int dienen van u Afgodsche boelen
U oordeel nagevolght in allen tallen stonden.Ga naar voetnoot1762
Zegt hebdyt warachtigh ofte valsch bevonden?
Israel
Valsch in allen stucken. dit quelt en beschaamt my meest.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aristobolus
1765[regelnummer]
Is mijn oordeel altijdt teghen u oordeel gheweest?
Israel
Tis. had ick dat gevolght, ick laagh dus niet verschoven.
Aristobolus
Wat let u nu dan mijn recht oordeel te gheloven?
Werpt wech het valsch oordeel, dat Godt u wil vernielen.
Ghelooft dat hy zuyvert het onreyn uwer zielen
1770[regelnummer]
En dat hy doodt de zonde in u hert noch verheven,
Om zijn heylighe dueght daar inne te doen leven.
Israel
Zou dat wel moghen zijn?
Aristobolus
Tis zo ick u vermaan.
Wildyt zelf zeker zijn, zelf weten en zelf verstaan?
Verlaet u valsch oordeel dat u stadelijck bedrieght,
1775[regelnummer]
En krijght een recht oordeel dat nemmermeer en lieght.
Israel
Hoe zal dat te werck gaan? wie zalt my indrucken?Ga naar voetnoot1776
Aristobolus
Treckt den bril van u nues, treedtse in duyzent stucken,
En zet dees weder op.
Israel
Neen, tis al te fynen bril,
Dan dat ick die zo haast aan stucken breken wil.
Aristobolus
1780[regelnummer]
De fijnheydt van die bril zuldy haast mispryzen,
Als de klaarheydt van dees diens valscheydt zal bewyzen.
Stelt dees eens opten nues.
Israel
Dees doet my wonder sporen.
Ga naar margenoot+'T schijnt nu al weer anders dant my scheen te voren.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
My dunckt dees bril 't ghezicht grootelijck zal stercken;
1785[regelnummer]
Heeft zy eenigh name?
Aristobolus
Ja, Wacker op mercken.
Op al u ghedachten, woorden ende wercken,
En op Gods doen met u. dit maackt wyze klercken.Ga naar voetnoot1787
Doch maght goedt opmercken noch 's menschen klare ghezicht,
Ga naar margenoot+Gants gheen waarheydt kennen zonder het hemelsche licht.
1790[regelnummer]
Wederom zal niemandt de waarheydt kennen moghen,Ga naar voetnoot1790
Al stondt hy midts int licht, sluyt hy moetwilligh d'oghen.
Al zaagh oock een Doctor ernstlijck in een open boeck,
Hy leest noch en verstaat, ist in een doncker hoeck.
Zo komt dan de kennis door Godt en mensch te gaar:
1795[regelnummer]
De mensch aanmerckt vlytigh, Godt schenckt hem zijn lichte klaar.
Dat zal Gods ghenade voor u ooghen doen blincken,
En u alle noodtdurft overvloedelijck schincken,Ga naar voetnoot1797
Als eerst het ghelove, dadigh ende krachtigh,Ga naar voetnoot1798
Dan voorts kennisse ghewis en warachtigh,
1800[regelnummer]
Van Godt, van u zelve, van al dat ghy behoeft,
Van 't goedt dat ghy ontbeert en van 't quaat dat ú bedroeft.
Oock mede een nieu hert, nieu wil, en nieuwe gheest,
Daar door Godt den mensche volkomentlijck gheneest,
Zonder welcke dinghen niet en werdt recht ghebeden.
1805[regelnummer]
Dan zuldy recht bidden in gheest en in waarheden,
Dan zal Godt mildt gheven al dat ghy kondt wenschen,
Dan zuldy zaligh zijn boven den ghemeen menschen,
En dan zuldy mijns raadts wel moghen ontberen,
Want dan zal u raden de wyze gheest des Heren.
Israel
1810[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dees klare bril thoont my naacktelijck voor oghen
Mijn licht ghelovigheydt en 't bedrogh vande loghen.
Fy mijns! hoe blindelijck heeft my die bedroghen!
Hoe heb ick zijn valscheydt zo lang gheloven moghen?
Vandt ick niet ontwyflijck met smerten t'alder uren,
1815[regelnummer]
Dat mijn ziel met waar leedt zijn valsch lief most bezuren?
Zijn leedt blijft stadelijck, zijn lief als een pijl vervliet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 471]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hy beloofde my vrueghde en gaf bitter verdriet.
Hy beloofde my weelde en gaf jammer ellendigh.
Ga naar margenoot+Dit bevandt ick daaghlijcx, noch behielt hy my behendigh
1820[regelnummer]
In zijn strick bedrieghlijck door zijn arghe listigheydt
Van dit valsche oordeel, oorzaack van mijn twistigheydt.Ga naar voetnoot1821
Zal my dan dit bedrogh noch langher verklicken?
Gheenssins. daar leydt de bril aan hondert duyzent sticken!
Ey godloos Achazib, ghy bracht my in schanden!
1825[regelnummer]
Waardy, o schelm, nu hier, ick schuerde u met mijn tanden,
Ghy schalcke verleyder, listighe bedrieghere,
Dubbelde hypocrijt en zeer valsche lieghere!
Ach in wat ellenden ben ick door u gheraackt!
Aristobolus
Adieu Israel, ick ga, ziet dat ghy vlytigh waackt.
Israel
1830[regelnummer]
O Aristobole, zoudy my nu verlaten?
Aristobolus
Mijn blyven magh letten, en u gheenssins baten.
Ick heb zulcke tekens in u al vernomen,
Dat wyzer raadt dan ick, u haast by zal komen.
Gods troost blijft buyten, zo lang mensch op mensch betrout.
1835[regelnummer]
Vaart wel man! blijft wacker, ziet dat ghy goey wake hout.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vierde handeling. IJ uytkomenDie zijn quaatheydt recht weet en ghelovigh verstaat,
Gods goedtheydt leert bidden om verlossing vant quaadt.
Israel. Johanna met een gulden zonne in d'een handt. Cognitio vera.
[Israel]
Most die trouwe raadtsman my dan oock beswijcken
In deze hooghste noodt, nu ick ellendelijcken
1840[regelnummer]
Van Godt ben verlaten onder mijns vyandts handt,
Zo gheheel machteloos zonder alle verstandt?
Zeker zo ick, als voor, zijn raadt niet wilde volghen,
'T moght schynen dat hy ghing te recht op my verbolghen.
Maar nu ben ick zijns raadts zo hertelijcken begherigh;
1845[regelnummer]
Dit weet hy, en is noch van my zo heel afkerigh.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 472]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Godt weyghert my bystandt, de mensch wil niet helpen,
En ick magh zelf gants niet om mijn kommer te stelpen.Ga naar voetnoot1847
Ga naar margenoot+Waar zal ick my wenden? wien doe ick mijn gheklagh?
Maar wat ist? Godt doet recht. ick verschulde harder slagh.Ga naar voetnoot1849
1850[regelnummer]
Ick heb Godt verlaten en den mensch gheaankleeft,
Ist dan onbehoorlijck dat my Godt en mensch begheeft?
Ga naar margenoot+Wee mijns, van acht'ren dringt d'onvermydelijcke noodt;
Voor wacht my 't leyde kruys, al mijnder lusten doodt.
Mijns herten onghenoeghen lijdt niet dat ick hier ruste.
1855[regelnummer]
En 't voortgaan is zwangher met doodtlijcker onluste.
Of ick noch al met ernst bestondt voorwaarts te gaan,
Ga naar margenoot+Ick heb daar gheen kracht toe, kan mijn wegh oock niet verstaan.
Blijf ick staan, my honghert op dees verdorde weyden;
Ga ick voort, ick dool meer, ick kan my zelf niet leyden.
1860[regelnummer]
Blijf ick, de felle wolf zal my hier eenzaam verslinden,
Ga ick dan voort, ick val inden grachte der blinden.Ga naar voetnoot1861
Rondtsomme verschrickt my het ancxtigh beduchten,
Daar toe ick niet kan doen dan met herten verzuchten.
Johanna
Even zo weynigh als die al-vervullende lucht
1865[regelnummer]
Het ydel ledigh laat, maar vervult dat metter vlucht;Ga naar voetnoot1865
Ga naar margenoot+Zo weynich alst water eenigh onbedijckt dal
In dorre droogheydt laat, maar bevochtighet al;
Ende zo weynich als die stralen der zonnen
Een open doncker huys, doncker laten konnen,
1870[regelnummer]
Maar moeten met huer glants dat huys verlichten ghereedtGa naar voetnoot1870
Als daar opening is, al waart maar door een spleet,
So weynigh vermagh ick dat ick van troost ledigh laat
Den mistroostighen mensch, leegh van quade toeverlaat;
So weynigh vermagh ick niet te bedouwen spoedigh,
1875[regelnummer]
Metten hemelschen douw een dor herte ootmoedigh,
En zo weynigh magh ick laten Gods licht te toghen
Den recht armen van gheest, blindt in huer zelfs oghen.
Israel is leegh van waan, die heeft hy zo verschoven,
Dat hy den loghen valsch niet meer en magh gheloven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 473]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1880[regelnummer]
Hy is recht ootmoedigh en by hem zelfs zo zot,
Dat hy zich kan buyghen onder den hooghwyzen Godt.
Nu ick hem zo bequaam heb konnen bespieden,
Moet ick hem mildelijck Gods gaven aanbieden.
Wat gheldet? hy zal die begheerlijck ontfanghen.
1885[regelnummer]
Godt groet u Israel, Godt boet u verlanghen
Met zijn troost, met zijn hulp, met zijn rijcke goedtheydt.
Israel
Noyt mijn daghen voelde ick in mijn ziel zulcke zoetheydt
Als die minlijcke groet daar nu in heeft ghebaart.
Wie zydy? waan komdy? zegt edel Princesse waart!Ga naar voetnoot1889
1890[regelnummer]
Ick ken u niet altoos, wat doet u my verzoecken,Ga naar voetnoot1890
Met u Hemelsch licht in dees duystere hoecken?
Johanna
Ghy zijt een Hebreeusch man, mijn naam is Johanna.Ga naar voetnoot1892
Nu weet ghy wie ick ben, des ick oock daar van ga
Om u te verklaren van waar ick ben ghekomen.
1895[regelnummer]
Ick koom stracx van Gode met gaven uytghenomen,Ga naar voetnoot1895
Om u hier ligghende int wanhopigh verdomen
Lieflijck te vertroosten van u ancxtigh schromen,
En met dueght vervullen na u quaadtheydts vernielen.
Israel
O zoete Medecijn der ellendigher zielen!
1900[regelnummer]
In my is doch niet goedts, hoe naamdy hier u ganghen?
Johanna
Ick koom om te gheven, niet om te ontfanghen.
In u zagh ick maar zonde, en recht bekende noodt,
En haaste my t'uwaarts, doe ghy van u zelven vloodt,
Om u toevlucht te zijn, doe ghy niet wist waar vlieden.
1905[regelnummer]
Zegt, wat bracht u in noodt?
Israel
Ga naar margenoot+Bedrieghlijcke lieden,
Maar meest mijn verwaantheyt, die de loghen gheloofde,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 474]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'T welck mijns herten ooren ter waarheydt zo verdoofde,
Dat ick my van niemandt, hoe wijs oock, en liet raden.
Johanna
Zoudt ghy nu de waarheydt oock willen versmaden?
Israel
1910[regelnummer]
Neen.
Johanna
Godt is de waarheydt.
Israel
Dat heeft Moyzes betuyght.
Johanna
Ga naar margenoot+Gheloofdyt?
Israel
Ja.
Johanna
Waar by?
Israel
Zo lang ick my had ghebuyght
Voor Godt en hem diende als mijn Heer en mijn hooft,
Gaf hy my veel meer goedts dan hy my hadde belooft.
Oock heb ick hem te recht na 't pleghen van mijn zonden,
1915[regelnummer]
In zijn ghedreyghde straf warachtigh bevonden.
Johanna
Wildy Godt wel weder ghelooven met betrouwen?
Zijn zoete beloften zo wel warachtigh houwen,
Als zijn straffe dreyghing? en alleen op hem bouwen?
Israel
Godt zo te betrouwen is my gants onmoghelijck.
Johanna
1920[regelnummer]
Oft Godt wilde gheven?
Israel
Ick dancke hem hoghelijck.
O boodt Godt my dat aan, ick ontfingt begheerlijck.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 475]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johanna
Daar ist. daar is zijn trou, des gheloofs gave heerlijck.
Blijft Godt u Heer ghetrou ende dient hem eerlijck,
Hy zal u bevryen van u jammeren deerlijck.
Israel
1925[regelnummer]
Lof gaafrijcke miltheydt, die my zondaar quaat-aardigh
Begaaft met een kleynoodt zo dierbaar en waardigh!
Dits een kostelijcke ring, zuyver en van louter goudt.
Johanna
Ga naar margenoot+'T geloof lijdt proef int vuyr, maar 't verbrandt niet als hout;
Daar inne ist van aardt alst onverbrandelijck goudt.
1930[regelnummer]
Oneyndtlijcke trouheydt beduydt des rincx rondigheydt,
Haar klare karbonckel dient tot wyze kondigheydt
In des nachts aanvechting duyster en vervaarlijck,
Want zy licht int doncker als een sterre klaarlijck.
Steeckt hem aan u vingher en wilt hem vlytigh wachten.Ga naar voetnoot1934
1935[regelnummer]
Hy is zo wonderlijck van werking en krachten,
Zo wel in dueght te doen als in verstandts betoghen,
Dat ghy al 't verstaan goedt na wil wercken zult moghen,Ga naar voetnoot1937
Na dat ghy den quaden zult hebben verwonnen.
Doch behoeft daar meer toe, dat God u al sal jonnen,
1940[regelnummer]
Zo ghy hier in trou zijt en blijft in Godes Wet.
Israel
Hoe zal icx al kryghen?
Johanna
Doort ghelovigh Ghebedt.
Daar eyscht oock meer toe.
Israel
Wat?
Johanna
Kennis in waarheydt beproeft.
Israel
Waar af doch?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 476]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johanna
Ga naar margenoot+Van ghever, van bidder, en van behoeft.
Israel
Hoe zal ickt spoedelijcxt daar aan moghen raken?
Johanna
1945[regelnummer]
Hier staat Cognitio, die zalt u kondigh maken.
Israel
Dat doet, O vrundinne, tot mynen voordeele.
Cognitio
Gaarne. neemt die schalen van warachtigh oordeele.
In d'een legt u zonder zwaar en menighfuldigh,
In d'ander legt de Wet en ziet wat ghy blijft schuldigh.
1950[regelnummer]
Ga naar margenoot+Want daar zy het quaadt zo strenghelijck verbiedt,Ga naar voetnoot1950
Eyscht zy ware onschuldt, die hebdy gantselijck niet.
En daar zijt goedt beveelt, eyscht zy die edele dueght,
Daar af ghy ydel zijt, maar vol quaadt al vander jueght.Ga naar voetnoot1953
Dit doet dan diep zincken met nedre spoedigheydt,
1955[regelnummer]
In ware heylighe en veylighe ootmoedigheydt.
Dan komt oock doort weten van alle dueghts ontberen,
Ga naar margenoot+Onghenoeght en onrust, die baren 't goedts begheren,
Meer dan ghy hebt. weeght voorts u schadelijcke zotheyt,Ga naar voetnoot1958
Met de wijsheydt heylzaam van d'alwetende Godtheydt,
1960[regelnummer]
U quaadtheydt, zijn goedheydt; u kranckheydt, zijn moghentheydt.
Ga naar margenoot+Dan zuldy klaar mercken, alst u zo voor oghen leydt,
De heerlijcke glantse van Gods wijsheydt gheeert,
Die u weyghert 't ghunt ghy tot u bederven begheert.
Zijn minlijcke goedtheydt, die u zelf komt aanbieden
1965[regelnummer]
Zijn heyl, die u zotheydt, als 't verderf, plagh te vlieden.
Oock zijn macht oneyndtlijck, volbrenghende krachtigh
In zijn volck, 't gunt daar toe zy zich kennen onmachtigh.
Ga naar margenoot+Nu merckt ghy wat daar is u noodtlijck behoeven,
Namentlijck goedt worden, dat niemandt magh bedroeven.
1970[regelnummer]
Dit mooghdy onbeschroomt van Godt bidden met wenschen.
'T verkryghen schaadt niemandt, en betert allen menschen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want het is een verlies van quaadtheydt schadelijck,
Ga naar margenoot+En een zaligh kryghen van goetheydt goedtdadelijck.
Elck bidt dit voor hem zelf, oock voor zijn broedere,
1975[regelnummer]
Want dit verkryghen maackt elck verkrygher goedereGa naar voetnoot1975
Dan hy eerst was. dit magh gheen mensch verquaden.
Och, of alle menschen ghelovigh hier om baden,
En wijslijck verlieten al 't ander blindt verkiezen,
Welcx verkryghen meest arght en rust doet verliezen,
1980[regelnummer]
Zy zouden alle tijdt het begheerde goedt verwerven,
En Gods heylighe rust hier en hier na beerven.
Ga naar margenoot+Dit waar te recht voor al het Rijcke Gods ghezocht,
En zijn gherechtigheydt. Die huysvader wijs bedochtGa naar voetnoot1983
Zoude u vant toewerpsel zo rijckelijck bezorghen,
1985[regelnummer]
Dat onnodigh zou zijn te zorghen voor den morghen.
Zo werptmen opten Heer de zorgh van alle zaken,
Betrout zijn goetheydt wijs, die zal voor u waken;
Die zalt al wel maken, u ghenoeghlijck voeden,
En heel zorghvuldelijck voor alle quaadt behoeden.
1990[regelnummer]
Dits de zalighe les, die wy u voorschryven.
Dits Gods woordt. neemdyt aan, wildy daar in blyven?
Daar mede een werden ende u maken ghewoen,Ga naar voetnoot1992
Nemmermeer u eyghen, maar altijdt Gods wil te doen?
Israel
O moght my dat werden! ick vindt boven mijn macht,Ga naar voetnoot1994
1995[regelnummer]
Maar ghy, eel maaghdekens Goddelijck van gheslacht,
Hebt verstandt en macht, zo ick nu kan mercken,
My dit te doen verstaan en dadelijck te wercken.Ga naar voetnoot1997
Ga naar margenoot+Weest ghy mijn leydtsluyden, ick volghe u stille.
Ick zal ledigh rusten, doet ghy in my u wille.
2000[regelnummer]
Ga naar margenoot+O heylighe luste, O goedtwerdens verlanghen,
O zoete leringhen, zalighmakende zanghen,
Die mijn ghewonde ziel met u zoetheydt minnighlijck
Zo lieflijck bedouwet, dat zy versmelt innighlijck,
Door begheerten vuyrigh met zo hemelschen krachte,
2005[regelnummer]
Dat mijn zin, mijn reden, mijn verstandt en ghedachte,
Als nevel verdwynen voor der zonnen klaarheydt!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ja mijn leden zyghen door krachteloze swaarheydt.
Ick moet....
Johanna
Ga naar margenoot+Hy valt in zwijm gheheelijck van hem zelven.
Nu ist tijdt in zyn borst grondelijck te delven,
2010[regelnummer]
Om hem te beroven van hem zelfs, t' zynder baten.Ga naar voetnoot2010
Niet zonder zyn wille: want hy stondt ons ghelaten.Ga naar voetnoot2011
Daar beneem ick hem met een ghenezende smerte
Zyn stenen hert en gheef daar voor een vleeschen herte.
D'eyghenwilligheydt hardt is nu uyt hem verloren,
2015[regelnummer]
Een ghebooghzame wil is daar voor gheboren.
Nu ist met dezen mensch al gheheel ghewonnen,
Al werdt zyn lijf oock stracx vander doodt verslonnen.
Ga naar margenoot+Want Godt is zyn vader, hy is nu Gods kindt,
Dien hy niet ancxtigh vreest, noch om zyn loon bemint,
2020[regelnummer]
Maar hy lieft om goedtheydt zyn goedighe Vader,
Met een natuyr Godtlijck uyt des heylighen Gheests ader,
Door ons beyder wercking in hem nu gheworden.
Het waar nu al schier tijdt dat wy hem aanporden
Om den Heer te bidden, die bereydt is te gheven
2025[regelnummer]
Der zonden ware doodt, en een dueghden-rijck leven.
Israel
Barmhertigh is, o God, met my u wanderinghe.Ga naar voetnoot2026
Ick voel in mijn herte zulcken veranderinghe,
Dat u Wet, dien ick eerst hate doort ontrusten,
My nu zo wenschelijck is, dat myns herten lusten
2030[regelnummer]
Onophoudelijck niet anders en bejaghen
Dan des Wets volbrenghen. niet uyt ancxt voor u plaghen,
Maar om dat zy zo zoet is, licht en lustigh om draghen,
Overmidts haar goedheydts, en schoonheydts welbehaghen.Ga naar voetnoot2033
Cognitio
Ghy zijt blyde Israel, zo waart ghy oock voortyden,
2035[regelnummer]
Als Achazibs bedrogh u in droom dee verblyden.
Ist nu mede gheen droom? ist gheen waans vermeten?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israel
Ga naar margenoot+Dat was enckel loghen, die magh men niet weten.
Dits waarheydt diemen niet magh hebben met wanen.
Ick waande des loghens bedrieghlijck vermanen,
2040[regelnummer]
Maar nu weet ick waarheydt doort ghevoel bevindelijck.
Cognitio
Hebdyt van u zelve?
Israel
O neen, zo blindelijck
En magh ick my zelve nu gheenssins meer beromen.
Ga naar margenoot+Van my komt niet dan quaat, 't goet moet van Gode komen;
Van u O lief Vader, u moet ick daar af dancken.
2045[regelnummer]
Ghy vertroost den droeven, ghy gheneest den krancken,
En ghy helpt den swacken u wille te volbringhen.
Hadde ick macht na wil, ick dedet in allen dinghen
Na u heylighe wil, maar nu aankleeft my 't quade.
O waar ick daar af vry!
Cognitio
Volght ghy onzen rade,
2050[regelnummer]
Ghy krijght volkomen kracht om grondtlijck te vernielen
Al 't aanklevende quaadt en swackheydt uwer zielen.
'T quaadt hebdy van zelf, daar u ziel truerigh in sneeft.Ga naar voetnoot2052
God is en heeft alleen 't goet, dat goet maakt dien hyt geeft;
Maar hy gheeft dat alleen diet recht bidt en begeerlijck.
2055[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die bidt alleen recht, die na zijn woorden leerlijck
In gheest en waarheydt bidt met verkryghens betrouwen.
God is geest en waarheyt; dit gheldt in zijn aanschouwen.
Doe ghy om verlossing baadt van u vleeschs vyanden,
Badet ghy inden vleesch, 't Ghebedt werdt tot schanden,
2060[regelnummer]
Ende door valsche waan int oordeel bedroghen,
Baadt ghy niet in waarheydt, maar in ontrouwe loghen.
Maar nu zalmen 't Gebedt, gheschickt na Gods behaghen
U hertelijck verzoeck voor zyn oghen doen draghen,
Zo werdy na wensch van u Vader verhoort.
Israel
2065[regelnummer]
Waar vind ick zulck Ghebedt?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 480]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cognitio
Zy komt hier rechte voort.
Eer ghyt zelve verzint, zal zy u ghenaken,
Zo haast u begheerte zo vuyrigh zal blaken
Om verlossing vant quaadt dat in u ziel noch woont,
Dat ghy u verdoemnis zo gants niet en verschoont,Ga naar voetnoot2069
2070[regelnummer]
Dat ghy, bevrydt vant quaadt, eer den Hemel zoudt derven,
Dan dus quaadt blyvende den Hemele verwerven.
Tot dese vuyrigheydt komdy eer en bequamer,
Zo ghy gaat in u zelf, dats in u slaapkamer,
Wtsluytende buyten al uwer zielen krachten,
2075[regelnummer]
Alle tijtelijcke swervende ghedachten,
Om met dees twee schalen aandachtigh toverweghen,Ga naar voetnoot2076
Gods grote weldaden en u ondanck daar teghen.
Zo mooghdy schickelijck by gheschrifte stellenGa naar voetnoot2078
'T verzoeck om verlossing van al dat u magh quellen.
2080[regelnummer]
Mijn zuster zalt ghebedt totter zielen verquicken,
Bequamelijck rusten, bereyden en schicken,Ga naar voetnoot2081
Op dat eerwaardelijck u Ghebedts verthoning
Met vrucht magh gheschieden aan die hooghwaarde Koning.
Israel
Zy is daar eens gheweest, maar werdt zo beschaamt,
2085[regelnummer]
Dat ghyze zult vinden onwilligher dan ghyt raamt.Ga naar voetnoot2085
Cognitio
Zorght niet, zy werdt bereydt, zo eerlijck na 't betamen,
Dat zy dees Legaatschap haar niet en zal schamen.
Israel
Verkoren maaghdekens, mijn grote hartstoorlijck leedt
Belemmert mijn zin zo, dat ick nau zelf en weet,
2090[regelnummer]
Hoe ende wat ick best aan den Heere zal beden.
Johanna
Mijn zuster Cognitio zal met u binnen treden
En 't Request bewerpen; niet en kan ontvluchtenGa naar voetnoot2092
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 481]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haar verstandighe pen, ghenaamt 's gheests verzuchten.
Beschickt ghy haar 't papier van klare aandachtigheydt,
2095[regelnummer]
Metten rouwighen inckt vander tranen klachtigheydt.Ga naar voetnoot2095
Gaat te zamen binnen, ick zal 't Ghebedt hier beyden,
Ende haar, als zy komt na 't betamen bereyden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vierde handeling. IIJ uytkomenVasten, Aalmis, met 's herten aandachtigheydt,Ga naar voetnoot2098
Verzelschappen 't bidden in gheest en warachtigheydt.
Precatio. Johanna.
[Precatio]
2100[regelnummer]
Israel bekent zijn noodt, hy ghelooft nu Gode,
Bereydt zich tot bidden en zal my weer als Bode
Schicken, daar ick eenmaal zo schandelijcken gheweest.Ga naar voetnoot2102
Maar want mijn eerbaarheydt voor nieuwe schaamte vreest,Ga naar voetnoot2103
Zaagh ick gaarne voorhoedt; dat alleen zou vermoghenGa naar voetnoot2104
2105[regelnummer]
Gods ghenade. die maackt jonstigh voor Gods oghen.
O waar die te vinden?
Johanna
Den begheerlijcken voet
Loop ick begheerlijck eerst van zelf int ghemoedt.
Zegt op Precatio, wat is u begheren?
Precatio
O Hemelsche Princes waardigh alder eren,
2110[regelnummer]
Minlijcke troostersse der bedruckten menschen,
U te moghen spreken was mijns herten wenschen.
Johanna
Wat begheerdy?
Precatio
De mensch die zich tot bidden bereydt,
Zal my weder zenden voor die hoghe Maiesteyt.
Daar heb ick noch onlancx zulcke schande behaald
2115[regelnummer]
Dat ick vrees voor die reys.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 482]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johanna
Neen vrundinne ghy dwaalt,
Zulcke verandering is nu in Israels zaken,
Dat ghy gheen zwarigheydt in die reys hoort te maken.
Godes hooghwaardigheydt was hem voormaals onkondigh,
Oock zijn onwaardigheydt vol boosheyden zondigh.Ga naar voetnoot2119
2120[regelnummer]
Dat maackte hem vermetel stout ende onbedacht,
'T welck u onschuldelijck in die beschaamtheydt bracht.
Ga naar margenoot+Nu kent hy na waarden die goddelijcke grootheydt,
Hy kent oock ootmoedigh zijn zondelijcke snootheydt.
Dus zit neder by my. ick wil u zo toerusten,
2125[regelnummer]
Dat ghy daar eerlijck komt en verwerft met lusten,
Alls dat hy verzoeckt.Ga naar voetnoot2126
Precatio
Al schickt ghy my schoon opt best,
Dat en is niet ghenoegh; want een beter Request
Moster zijn dan laatstmaal. dat bracht my die schennisse.
Johanna
Zorght niet; dat werdt ghestelt by mijn zuster Kennisse.
2130[regelnummer]
Die bereydt oock voor u twee luchtighe wiecken,
Het Vasten met Aalmis voor ghezonden en ziecken.
Ga naar margenoot+Het vasten niet alleen op zommighe daghen,
Maar oock doort heel leven tot ondueghst vertraghen;
Niet van noodtdurftighe en ghezonde spyzen,
2135[regelnummer]
Maar van zonden doodtlijck, en vasten waart om pryzen.
God wil niet datmen 't lijf kranckt door nootdurfts derven,
Maar datmen de ziel sterckt door quaey lusten te sterven;
Daarom noemtmens vasten, dats in aanvechting vast staan.Ga naar voetnoot2138
Dit gheschiedt in stryders die manlijck onbelast gaan,
2140[regelnummer]
Of onghevelt blyven van beghering van hoogheydt,
Rijckdom, eer, lijfs wellust, die smekelijck int oogh leydt,Ga naar voetnoot2141
Zo datmen vrywilligh en standvastigh kan vasten
Van overvloedt in spys of dranck (doodtlycke lasten),
Oock van pracht in kleeding, in huysraadt, in woninghe,
2145[regelnummer]
Die elck duyr bekostight tot hovaarts verthoninghe.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 483]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+D'ander vlueghel, aalmis, werdt byt vasten ghepaart,
Want zy deylt den armen den overvloedt bespaart.
Wie zijn buyck ydel vast om te vullen zyn kist,
Is ghierigh en vast niet, maar die 't ghespaarde mist,
2150[regelnummer]
En door liefden wtdeelt aan den rechten armen,
Die vast. zulck ontfarmer zal Godt oock ontfarmen
Ende in zyn ghebreck beschencken rijckelijck.
Deze twee wiecken dan zullen ghelijckelijck,
U licht ende snellijck voor den Heere draghen.
Precatio
'T zyn wiecken die my badt, dan die eerste behaghen.Ga naar voetnoot2155
Johanna
Voorts moet ick deze zack om u lichaam gorden.
Ga naar margenoot+Want hy is als een zack nu snode gheworden,
In zyn eyghen ooghen en warachtigh oordeel.
Als een ledighe zack magh hy t' zynen voordeel
2160[regelnummer]
Veel gaven ontfanghen vanden milden Gode,
Die met dierbaar goeden vult zulcke zacken snode.
Ga naar margenoot+Gordt den zack dicht om 't lyf met dees bandt in trouwen,
Van verleden zonden het ghestadigh aanschouwen.
Die zal hem zyn snootheydt zo vast doen ghedincken,
2165[regelnummer]
Dat hy zich niet verheft, maar stadigh neer moet zincken.
Precatio
Die rusting behaaght my, God gheef oock wieze begeckt.
Johanna
Ga naar margenoot+Ghy zyt een vrou, die moet beden met een hooft bedeckt
Met kleyn verworpen stof en onnutte asschen.
Zijn kleynheyt moet opt hooft tot verwaantheyts afwasschen.
2170[regelnummer]
'T vuyr van verzoeckinghe heeft zyn stoppelen verbrant,
Dus dient d'asch opt voorhooft, tot ontdecking van zijn schandt.
Laat die nieuwe schoenen u voeten bekleeden,
Ga naar margenoot+Want zyn lusten dierlijck wilt hy stadigh vertreden.
Zyn quade ghewoonte en wert voorts meer niet verschoont;
2175[regelnummer]
De doode huyt is nut tot een nieu levens ghewoont.
Een dode hondt zeydtmen dat niemandt meer en byt,
Ende des vyandts doodt veylight voor nieuwe strijdt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 484]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vierde handeling. IIIJ uytkomenBelyding van zonden, verwilliging inde straf,
Met verkrijghens gheloof, bidden waarlijck den zonden af.
Cognitio. Johanna. Israel. Precatio.
[Cognitio]
2180[regelnummer]
De Request is ghemaackt, de wiecken zyn bereydt,
'T ghebedt vinde ick vaardigh, nu dient niet langher ghebeydt,
Dan dat wy de Request te zamen overlezen,
Of daar in yet ghebreck of te veel moghte wezen.
Believet u te doene?
Johanna
Neen. elck leest best zyn zelfs handt.
Cognitio
2185[regelnummer]
Ick begin dan lezens, letter op met al 't verstandt.
Ga naar margenoot+Aan den almoghenden goedighen weldadere,
Der koninghen Koning, der liefhebbers Vadere,
Der bedroefden Trooster, der zonden verghevere,
En der vernederden heerlijcke verhevere,Ga naar voetnoot2189
2190[regelnummer]
Gheeft klaaglijck te kennnen met nedere ootmoedt,
Met een ghebroken hert, met waar berou ende boet,
Ga naar margenoot+Israel u majesteyts ellendighe onderzaat,
Voormaals heyligh en goedt, daar na zondigh en quaadt,
Quaadt doort loghens gheloof en zijn stoute onvroetheyt,
2195[regelnummer]
Maar goedt door die schepping van u Godlijcke goetheyt,
Die hem gekroont hadde met loflijcke eerwaardigheyt,
Die hy door onwyze en lustighe hooghvaardigheydt,
Verschalckt zijnde, verliet in u ghebodts verachten,
Daar door hy met al zijn (hem volghende) gheslachten,
2200[regelnummer]
Ellendigh is gheraackt in 's doodts bedervenisse,
Buyten u ghenade en rijcke ervenisse,
Dat niet teghenstaande u milde goedigheydt,
Daar na aanmerckende zijn Ouders ootmoedigheydt,
Ga naar margenoot+Beloften ghenadigh hem hadde ghegheven,
2205[regelnummer]
En hun (zo langhe zy u onderdanigh bleven)
Voor allen jammeren trouwelijck heeft behoedt,
Als Noe rechtvaardigh, voor d'al-smorende zondvloedt,Ga naar voetnoot2207
Den gheliefden Jacob u ghehoorzaam jonghere
Met zijn geheele huys voor d'Egypsche honghere,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 485]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2210[regelnummer]
Oock den Suppliant zelf voor des Meyrs verdrincken,Ga naar voetnoot2210
Voor hongher, voor dorst, en voor 't vyandtlijck krincken,
Dien ghy goedtlijck vergaaft veel grove mishandeling,
Ondanckbaarlijck ghepleeght in zijn quade wandeling,
Ja hem veyligh stelde als een vruchtbare plant,
2215[regelnummer]
Inde vette weelde van dat beloofde Landt,
Al waar de Suppliant in zijn plompe weelde
Ga naar margenoot+U heel verghetende metten Afgoden speelde,
Waar door hy dan dickmaal u heylzaam straf lijden most,
Daar uyt hem u goetheydt, als hy maar riep, heeft verlost,
2220[regelnummer]
Zo dat de Suppliant immers wel hadde behoort
Danckbaarlijck te leven na u zalighmakend woordtGa naar voetnoot2221
En gants te verlaten zijn zondighe weghen,
Hy snode Suppliant, doende plat daar teghen,
Zo gants weynigh dede dat u goedtheydt ghenoeghde,Ga naar voetnoot2224
2225[regelnummer]
Dat hy tot de ouden oock nieuwe zonden voeghde,
Verlatende zijn Godt, zijn trouwe hulp in noden,
En vlytigh dienende onghetrouwe Afgoden,
Zijnder handen maacxel, rechts of hy had ghezworen,
U langmoedigheydt zacht, tot grouwelijcken toorn,
2230[regelnummer]
Met vuyrigher hitten teghen hem te ontsteken;
Des hy aanmerckende deze zyne ghebreken
Ga naar margenoot+Zo groot, zo lasterlijck, en zo menighfuldigh,
Hem zelf te recht verstondt der verdoemenissen schuldigh,
Den eeuwighen banne van u aanzicht rechtvaardigh,
2235[regelnummer]
En allen ghenade ghehelijcken onwaardigh,
Ja oock gants onwaardigh om immermeer te moghen
Met Bede verschynen voor uwe goedtheydts oghen;
Maar want hy, voelende met doodtlijcke smerten,
Ga naar margenoot+De bittere droefheydt en zware druck zijns herten,
2240[regelnummer]
Doort ontberen uws woorts, der zielen verzoetsele,
Die vander zonden draf en verkreegh gheen voedtsele,
Maar hongerigh verdween, midts in vleeschelijcke lusten,Ga naar voetnoot2242
Daar de zondighe ziel gheenssins in magh rusten;
Zulcx dat hy nu verstondt in zijn ziele bedroeft,
2245[regelnummer]
Ga naar margenoot+Zijn groot onvermoghen, zijn zotheydt, zijn behoeft,
Oock zijn verkeert oordeel, oorzaack van al zijn quaden,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 486]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doort Hemelsche licht uwer milder ghenaden,
Die met haar bracht kennis van zijn boosheyt inden grondt,
Oock van u goedtheydt groot, en hem oock maackte kondt,
2250[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat uwe Majesteyt uyt liefden heeft bevolen,
U om hulp te bidden, al die hulpeloos dolen,
Zonder u Maiesteyts beloften te verzwyghen,
Ga naar margenoot+Dat de ghelovigh bidder ghewis zal verkryghen,
Daar door zy hem gaven een ontwyfelijck gheloof,
2255[regelnummer]
Dat voor [hem] open staat, en hem nu niet meer is doof,
Als hy bidt naar u wil, die niet en wil bederven
Den bekeerden zondaar, maar hem 't leven doen erven;
Daarom de Suppliant wetende nu waarlijck,
Ga naar margenoot+Dat hy ghezondight heeft grouwelijck en zwaarlijck,
2260[regelnummer]
'T welck hy voor u belijdt met zulck grondigh leedtwezen,
Dat hy d'eeuwighe doodt veel min zoude vrezen,
Dan langher te blyven een slave der zonden,
Als die dit onrecht, de straf zo recht heeft bevonden,
Dat hy zich vrywilligh met een lijdzaam ghedult,
2265[regelnummer]
U straffing onderwerpt, dien hy zwaarlijck heeft verschult,Ga naar voetnoot2265
Ga naar margenoot+Zegghende ghelaten met troostloos berouwen,
Ghy zijt de Heer, doet dat goedt is in u aanschouwen,
Macht ghelaten herte, dat nu diep in ootmoedt is,
U niet behaghen, doet dat in u oghen goedt is,
2270[regelnummer]
Hy wilt willigh lyden, en ghelijckmoedigh draghen;
Maar want het onrecht is en teghen u behaghen,
Ga naar margenoot+Dat over u maacxel vreemde en quade Heeren
'T ghebiedt zouden hebben tot uwer oneeren,
Verschijnt de Suppliant gheheel ootmoedelijck,
2275[regelnummer]
Ga naar margenoot+Wt d'alder diepste noodt, begheerlijck en spoedelijck,
Voor u oghen Godtlijck, ghenadigh en open,
Met een vast betrouwen en ontwyflijck hopen
Ga naar margenoot+Van verhoort te werden in zijn schamele bede,
Door kondt van u miltheydt en zyn ellendighede,
2280[regelnummer]
Die hem vast verzekert inder ghenaden klaarheydt,
Dat u goedtheydt, u lieft, u zekere waarheydt
Niet moghen weygheren het bidden met smerte,
Van een bedroefde ziel en ootmoedigh herte,
Ga naar margenoot+Dat met vast betrouwen u beloften aanschout,
2285[regelnummer]
Al zijn eyghen vermoghen volkomentlijck mistrout,
Zich zelf, en de zonde recht vyandelijck haat,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goedtwilligh na der dueght uyt rechter liefden staat,
En lust heeft om leven na u Ghebodt eendrachtigh;
Al 't welck de Suppliant in zich ziende warachtigh:
2290[regelnummer]
Verzoeckt nu hertelijck zonder eenigh ophouwen
Wt gheheelder zielen, met ontwyfelijck betrouwen,
Een troostelijck vermaan van u beloften ghenadigh,
Dat u doch ghelieve, O Koning goedtdadigh,
Barmhertigh, zoet, minlijck, verbiddelijck, goedigh,
2295[regelnummer]
Goedertieren, vrundtlijck, mildt, vol goedts overvloedigh,
Hope der troostlozen, toevlucht der armen,
Ga naar margenoot+Dien 't straffen niet lust, maar 't ghenadigh ontfarmen,
Spoedigh te ontfarmen over den Suppliant,
Om hem maar te vryen van zijnder vyanden handt,
2300[regelnummer]
Op dat hy zonder vrees, alle zijns levens tijdt,
Ga naar margenoot+U, o Heer magh dienen in heyligheydt met vlijt,
Die u behaaghlijck is. Heer, helpt, zo magh hy snel spoen
Tot u zalighe dienst. dit doende zult wel doen. etc.
Johanna
Wat dunckt u Precatio? hoe bevalt u die Request?
Precatio
2305[regelnummer]
Die is goedt opt gheloof van Gods goedtheydt ghevest.
Die ootmoedighe bede en zal my niet beschamen;
Wy kryghen ghewislijck Fiat, ja ende Amen.
Israel
Spoedt u rasch heen, ghebedt; haast u tot Gode,
Want spoedighe hulp heeft mijn ziel van node.
Precatio
2310[regelnummer]
Een goedt Medecijn haast om 't verlanghen der ziecken.Ga naar voetnoot2310
Ick gha my oock haasten met twee snelle wiecken,
Om Israels verlanghen, dien ick hoop gheringhenGa naar voetnoot2312
Tyding vant verkryghen zijns begherens te bringhen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vierde handeling. V uytkomenAls de boetvaardighe zyn quaadtheyt pynlijck uytspout,
2315[regelnummer]
Zuyvert hem des Lams bloedt dat ghenadelijck bedout.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cognitio. Israel. Johanna.
[Cognitio]
Ga naar margenoot+Voormaals als Moyses badt metten handen stedighGa naar voetnoot2316
Opgheheven, waart ghy O Israel niet ledigh,
Maar ghy streedt dapperlijck en verwont u vyanden;
Wildy nu int bidden ledigh zyn van handen?
Israel
2320[regelnummer]
Wat zal ick doen? kleyn is mijn verstandt en krachte.
Johanna
Ga naar margenoot+Doet dat ghy nu goedt weet, en vindt in u machte.
Al weet ghyt goedt te zijn dat ghy al u Heren vreemt,
Den quaden ghewoonten, terstont al haar macht beneemt,
Ja, dat ghyze al teffens grondtlijck zoudt vernielen,
2325[regelnummer]
Die macht vindy noch niet inden grondt uwer zielen.
Zulck bestaan tenemaal waar u zwackheydt noch te veel;
Maar mooghdyt int heel niet, bestaat en doet dat int deel:
Bestaatse vry int deel te vernielen en moorden,
Dat werdt hem groot afbreck. let wel op mijn woorden,
2330[regelnummer]
Ga naar margenoot+Al ist dat Godt u een nieu hert heeft ghegheven,
Zo is noch 't oude quaadt niet al uyt u ghedreven.
Neen, tis daar met een huy niet al in ghekomen,Ga naar voetnoot2332
'T werdt daar oock zo niet al teffens uytghenomen.
Ga naar margenoot+'T nieu hert is maar een nieu ghebooghzame wille,
2335[regelnummer]
Die haar buyght onder Godt in ghelatenheydt stille,
'T welck niemandt en vermagh, zo langhe de versteentheyt
Van zijn wil hardtneckigh noch int hert en ghebeent leydt.
Van dit versteende herts hardtneckighe daden
Zydy verlost, maar niet gheheel van alle quaden.
2340[regelnummer]
Daar zijn veel Afgoden noch in u hert verborghen,
Die ghy al moet breken, vernielen en verworghen.
Israel
Welcke zijn die?
Cognitio
Ga naar margenoot+Al dat ghy buyten of beneven God,
(Merckt hier doch vlytigh op, tis van grote zaken 't slot)
Ga naar margenoot+Noch goedt waant, bemint, wilt en met lusten aankleeft.
2345[regelnummer]
Ick weet wel dat ghy Godt nu zo boven al verheeft,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat ghyt eer zoudt willen (vant doen zegghe ick noch niet)
Al laten, dan God, dien ghy voor 't hooghste goedt aanziet;Ga naar voetnoot2347
Maar dits noch maar kennis, lieft en wil int alghemeen,
Ende niet van elck ding int byzonder alleen.
2350[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dees krijghdy allencxkens door kennisse der waarheydt,
Int styghen uyt minder in een meerder klaarheydt.
Wildy nu klaarlijck zien hoe veelderley Afgoden,
Lusten, toeverlaten, en by-troosten in noden,
Ga naar margenoot+Onder een goede schijn met listighe treken,
2355[regelnummer]
In verholen winckels uws herten tempel steken,Ga naar voetnoot2355
Zo onderzoeckt u grondt, met aandachtigh zwyghen:Ga naar voetnoot2356
Wat u zou verblyden, zo ghyt moght verkryghen,
Oock wat bedroeven zou, zo ghyt moste derven,
Wtghenomen alleen dueghde te verwerven,
2360[regelnummer]
En zond te verliezen, te laten, te sterven;
Welcke vrueght en droefheydt zaligheydt doen erven;
Want wat ghy buyten Godt na hoopt of voor vreest,Ga naar voetnoot2362
Dat is een Afgoyken in u hert ende gheest.
Laat ons dit alghemeyn int byzonder beproeven,Ga naar voetnoot2364
2365[regelnummer]
En dat niet inde vruecht, maar alleen int bedroeven.
Zegt: hebdy niet een trou, bedienstigh, een vrolijck wijf?
Israel
Ja.
Cognitio
Sterf zy, zoudy niet trueren om dat ongherijf?
Israel
Hertelijck.
Cognitio
Dits dan een van u Afgoden quaadt,
Die ghy buyten Godt lieft, zo heel boven de maat,
2370[regelnummer]
Dat u het gheschieden van Godes wille goedt,
Zo zeer zou bedroeven, in u onwijs ghemoedt,
Dat ghy wel zoudt willen, dat niet Gods ghebieden,
Maar u wil en bevel daar in moght gheschieden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo ist oock met lieve Ouders, vrunden en kinderen,
2375[regelnummer]
Want naamze Godt wech, u bedroefde het minderen,Ga naar voetnoot2375
Als dieze liever zoudt teghens Gods wille houwen,
(Waart in u vermoghen) om 't vermyden van rouwen.
Zo ist oock met u gheldt, eer, ghezondtheydt en leven,
Daar u hert buyten Godt noch bedeckt gaat aankleven.
2380[regelnummer]
Al hoe wel nu u hert int gheheel staat gheboghen
Onder Godt, zo dat ghy den doodt liever zoudt doghen,
Dan willens en wetens yet teghen zyn wille doen,Ga naar voetnoot2382
Zo kondy nu nochtans hier by klaarlijcken bevroen
Dat elck deel noch ontbreeckt veel ghelaten stilligheydt,Ga naar voetnoot2384
2385[regelnummer]
Door onverstandigheydt, niet door quaadtwilligheydt.
Al magh u goede wil int gheheel niet vereelen,Ga naar voetnoot2386
Daar ghebreeckt noch veel aan in elck vanden deelen.
Israel
Mijn onverstandt (daar van my de Heer moet bevryen)
Hielt die dinghen voorzeydt niet voor Afgoderyen,
2390[regelnummer]
Maar voor gheneghenheydt, gants onverliezelijck.
Cognitio
'T komt uyt onverstandt en valsch oordeel verkiezelijck,
'T welck noch ghelaten heeft in u ghemoedt onverzocht,Ga naar voetnoot2392
Veel valsche opinien, dien 't quaadt goedt heeft ghedocht.
En 't goedt scheen haar quaadt, in veel, niet alle dinghen,
2395[regelnummer]
Die 't goedt ghewaande quaadt, doen begheren gheringhen,
En 't quaadt ghewaande goedt, ancxtelijck doen vlieden;
Ga naar margenoot+Zo moet de waarheydt zelf dees wanen uytwieden
Met al huer wortelen, want blyven die inde grondt,
Nimmermeer werdt u hert reyn daar af en recht ghezondt.
Israel
2400[regelnummer]
O waar mijn hert bevrijdt van al mijn blinde wanen,
Zo waar mijn trueren wech met veel onnutte tranen.
Ga naar margenoot+De waan ist (zo ick merck) die my zondelijck bedroeft.
Hoe werdtmen den waan quijt? ick hebs hier niet gheproeft.Ga naar voetnoot2403
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cognitio
Mijn zuster Johanna heeft in plaats van een tessche,Ga naar voetnoot2404
2405[regelnummer]
Een dierbare drancke in een edele flessche,
Ga naar margenoot+Daar af zy u ghenoegh gants om niet zal schincken.
Dien dranck zuldy terstondt begheerlijck inne drincken.
Die door waarheydts kennisse vande dode werckenGa naar voetnoot2408
'T hert zuyvren zal, en tot dienst van Godt zo stercken,
2410[regelnummer]
Dat ghy niet meer en leeft der menschen begheerlickheyt,
Maar den wille Godes tot prijs van zijn heerlickheydt.
Want zy drijft grondtlijck uyt al des herten boosheydt,
Al de valsche wanen, ja de schalcke loosheydt
Van alle de quade en smekende ghedachten.
Israel
2415[regelnummer]
Dats voorwaar een dranck van wonderlijcke krachten!
Van beter en heb ick nie mijn daghen ghelezen.Ga naar voetnoot2416
Hoe is des drancx name?
Cognitio
Der zielen ghenezen.
Israel
Waar af is zy ghemaackt?
Cognitio
Niet dan van louter bloedt,
Ga naar margenoot+Onschuldige ghevloten uyt een Lammeken zoet,
2420[regelnummer]
Godtlijck, heyligh, lijdzaam, onnozel en onbevleckt,
Een volkomen offer voor al dat den mensch ghebreckt,
Als hy dat inne drinckt, waardighlijck zoot behoort.
Israel
Hoe gaat dat te wercke?
Cognitio
Aldus. let wel op mijn woort:
Ga naar margenoot+'T lam sterft alst zyn bloet stort; dan sterft oock wel de mensche,
2425[regelnummer]
Als hy zijn lusten sterft, en willens derft zyn wensche.
Als de mensch het Lam volght int lijdzaam kruys ootmoedigh,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan sterft hy met het Lam, en drinckt dees drancke bloedigh.
Als de mensch onnozel het quade stadelijck mijdt,
Godes en der menschen doen gheduldelijcken lijdt,
2430[regelnummer]
Volght hyt Lam inden doodt en werdt gantselijck bevrijdt
Vant quade. zo drincktmen dees dranck waardelijck altijdt.
En zo komtmen te recht aan der zielen ghezondtheydt.
Na dien nu menigh Afgodt noch in u 's herten grondt leydt
En ghy nu middel hebt om die te verdryven,
2435[regelnummer]
Zo spoedt u flucx aant werck, laatter niet een in blyven.
Haast u die te breken, te stormen, te vernielen
Wt den Tempel Godes, 't inwendighe uwer zielen.
Dit doet nu, dit mooghdy, door behulp van den dranck
Ga naar margenoot+Die mijn zuster u biedt. drinckt vry, ghelooft my, eer lanck
2440[regelnummer]
Zullen uyt u ruymen al die quade humoren;Ga naar voetnoot2440
Zuyverheydt zal komen binnen u 's herten doren,
Dan zuldy uwen Godt inder waarheydt aanschouwen.
Die zal zelve komen zyn waarschap in u houwenGa naar voetnoot2443
En stadelijck wonen tot elcx goedt exempele,
2445[regelnummer]
Met alle zijn schatten, in u 's herten tempele.
Israel
Moght dat ghebueren my, o moght dat ghebueren my,
Zo waar ick ghenezen en van alle trueren vry!
Ick heb eenen goeden dronck begheerlijck in ghedroncken
Die my u zustere vol in hadde gheschoncken;
2450[regelnummer]
Inden mondt gaft een smaack lievelijck ende zoet,
Maar binnen mijn herte vallet bitter als roet.
Daar wellet, daar ziedet, het bijt, het schuymt, het wroet,Ga naar voetnoot2452
En roert al 't herte om, 't verstoort al mijn ghemoedt,
Recht als werckende wijn 't vat aan allen kanten perst.
2455[regelnummer]
Die dranck is my te sterck, ach, my dunckt my 't herte berst;
Een stanck stijght in mijn keel, daar af ick moet grouwen.
Helpt doch, en houdt my 't hooft, ick moet bersten of spouwen!
Cognitio
Ga naar margenoot+Huy, wat leelijcker dreck, wat vuylheydt afgryzelijck
Ruymt hier doort ingaan van die reyne dranck pryzelijck!
2460[regelnummer]
Ziet, daar zyn gheheele, daar halve Afgoykens,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daar armen, daar beenen en daar halzen met hoykens.Ga naar voetnoot2461
Ga naar margenoot+Dats te recht een hevlzaam en godtlijck beeldstormen!
Fy, wat kruypen hier al opinieuze wormen;Ga naar voetnoot2463
Wonder ist, dat zy hem 't hert niet af en staken.
2465[regelnummer]
Daar 't hert een woning is van fenynighe draken,
Ga naar margenoot+Van verkeerde wanen, van doodtlijcke lusten,
Hoe maght een oghenblick met ghenoeghen rusten?
Israel
Ga naar margenoot+Och, och, hoe bang is my, hoe hardt werdt die medecijn!
Cognitio
'T quaat sluypt met lusten in, maar 't ruymt altijt met pijn.
2470[regelnummer]
Zyt ghetroost Israel, ick zie u zaack ghewonnen.
Gheen medecijn en zoude beter wercken konnen,
Dan dees dranck in u werckt; zo ghy zelf voor oghen ziet,
Daar de mensch het zyn doet en verzuymt Godt zyn werck niet.
Ghy hebt u best ghedaan, tot betring uwer qualen,
2475[regelnummer]
En door 's drancx innemen uyt al u 's herten palenGa naar voetnoot2475
Ga naar margenoot+Mannelijck gheworpen alle u Afgoden,
En wandelt zo doende in des Heren gheboden,
Zo int laten vant quaadt, dats u zot begheren,
Als int goedt doen, leven na den wil des Heren.
2480[regelnummer]
Godt zal oock niet laten u goede wil te stercken,
Om na wil het goede dadelijck te wercken.Ga naar voetnoot2481
Al zydy nu noch swack, de krachte zal komen,
Zo ghewis als ghy dees quaadt-ruyming hebt vernomen.
Ga naar margenoot+Lapzalvers quychelen, en laten 't quaadt int herteGa naar voetnoot2484
2485[regelnummer]
Ghestadelijck blyven, met zyn truerighe smerte,
Makende het volck vroedt, met een bedrieghlijcke mondt,
Dat zy ghenezen zyn, al blijft de zieckt inde grondt.
Dit hebdy recht anders met Godt bevonden,
Ga naar margenoot+Die gheneest de ziele doort uytdryven der zonden,
2490[regelnummer]
En versterckt den zwacken door zyn gheest warachtigh,
Dat zy moghen na wil, int ghelove krachtigh.Ga naar voetnoot2491
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israel
Mijn hert is slap, mijn mondt heeft een bittere smaack,
Mijn hooft draayt, 't oogh schemert, ick weet zelf nau wat ick maack.
Johanna
Ga naar margenoot+'T hooft stil ick doort smeren met dees balsem fyn.
2495[regelnummer]
Reynight ghy nu den mondt met die Alzem wijn.Ga naar voetnoot2495
Israel
Die wijn is zo bitter, rechts of zy al vol roet hing.
Johanna
'T bitter zuyvert grondigh. neemt nu de verzoeting
Ga naar margenoot+Van des gheests vertroosting, dit waterken zoet en reyn,
Dat Cristallynigh vliet uyt des levens fonteyn.Ga naar voetnoot2499
2500[regelnummer]
Dit verzoet alle bitter, lieflijck in allen sticken,
En doet het swacke hert zoetelijck verquicken.
Israel
Ick danck u, Princessen, van u hulp gherievelijck,
Wat water is doch dat? noyt wijn zo lievelijck,
Zo edel, zo krachtigh, zo honich zoet, en zo klaar
2505[regelnummer]
En dranck ick mijn daghen, dat weet ick nu voorwaar.
Het versterckt mijn herte, het verblijdt mijn zinnen,
Het verzoet mondt en keel, en doet my waarlijck kinnen,
Dat al des vleesches wellust (oorzaack van mijn zware val)
By die zoetheydt Hemelsch, niet is dan bittere gal.
2510[regelnummer]
Dus zalt my licht vallen, die moeder alder klachten,
Die smekende wellust, nu voorts aan te verachten.
Maar zegt komt daar niet gaan met snelligheyt spoedigh
Het Ghebedt? ja zy ist, vrolijck en blymoedigh.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vierde handeling. VI uytkomenZo bidtmen na Gods wil, zo werdt men altijdt verhoort,
2515[regelnummer]
En zo krijght elck zijn wensch na Gods mildt belovende woordt.
Precatio
Ga naar margenoot+Al dat ick, o Israel, met ootmoedigh gheschrey badt
Heeft Godt goedtlijck verhoort, op als hebben wy fiat.Ga naar voetnoot2517
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet alleen quijtschelding van u zonden verleden,
Maar oock vryheydt van die noch heerschen in u leden.
2520[regelnummer]
Volkomen verlossing heeft ons de Heer toeghezeydt,
Wiens goedtheydt ghenadigh nu ontfarmt over u leydt.
Dees mare Evangelisch, dees vrolijcke tydinghe,
Breng ick u blydelijck tot uwe verblydinghe.
Zendt my vry, als ghy wilt, met zulck verzoeck begheerlick,
2525[regelnummer]
Ghy krijght al u wensch, en ick verzoeckt gants eerlijck.
Hoe minlijck neyghde Godt zijn ooren aandachtigh,
Hoe goedtlijck merckte hy op mynen woorden klachtigh,
Hoe lieflijck, hoe vrundtlijck, hoe recht ghenadelijck
Wischte hy u zonden uyt! hoe heel goedtdadelijck
2530[regelnummer]
Loofde hy u te vryen met zijn moghende ermen,
Van al u vyanden, en voorts veyligh te beschermen!
Ende dit al met ghelaat zo troostlijck tot my ghehelt,
Dat doort zoet herdencken mijn hert noch van vrueghden smelt.
Israel
Ga naar margenoot+Nu smake ende zie ick hoe zoet dat die Heer is.
2535[regelnummer]
Groot is mijn quaadtheydt, maar zijn goedheydt al veel meer is.
Mijn quaatheyt zal vergaan, zijn goedtheydt eeuwigh duren.
Hoe vrundelijck is Godt! looft hem t'alder uren!
Mijn ziel is zo vrolijck, ick magh my niet bedwinghen,
Den barmhertighen Heer een Lof-sang te zinghen.
Stem: Psalm iij
2540[regelnummer]
Lof, prijs, roem, danck en eer,
Zingt nu den groten Heer,
Mijn ziel met al haar krachten.
Zijn hoghe goedigheydt
Daalt op d' ootmoedigheydt,
2545[regelnummer]
Die troost van hem wil wachten.
Zijn liefde mildt en zoet
Haer meer tot gheven spoedt,
Dan wy ons tot begheren.
Zo ons 't verkryghen rust,
2550[regelnummer]
Is hem 't schencken een lust,
Zijn mildtheydt moet ick eren.
Zijn mildtheydt eeuwigh groeyt,
Zijn goedtheydt overvloeyt,
Om haar te doen ghenieten.
2555[regelnummer]
Hy is des dueghdts fonteyn,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En spoort na daalkens kleyn,
Daar in hy neer magh vlieten.
Van niemandt hy ontfangt,
Maar die na hem verlangt,
2560[regelnummer]
Krijght al zijns herten wensche.
Gheen schepsel was hem noodt,Ga naar voetnoot2561
Wt weldoens luste bloot,
Schiep hy den goeden mensche,
Die heeft zijn Godt veracht;
2565[regelnummer]
Zo heeft oock zijn gheslacht,
Die daarom mosten sterven.
Ons misdaadt was zeer groot,
Wy laghen inden doodt,
Int voorburgh vant verderven,Ga naar voetnoot2569
2570[regelnummer]
Wy waren Gods vyandt,
Als hy uyt liefden zandt
Den troost van zijn ghenaden;
Wy konden bidden niet,
Zijn hulp hy ons aan biedt,
2575[regelnummer]
Eer wy daar oyt om baden.
Hy zagh op ons ellendt,
En maackte ons die bekent,
Oock zijn mildtheydt gheprezen,
Die schenckt met volle maat,
2580[regelnummer]
Elck die 't ghebreck verstaat,
En wil beschoncken wezen.
Ga naar margenoot+Oock om te gheven veel,
Gheeft hy 't ghebedts beveel,
En looft (om op te bouwen)
2585[regelnummer]
Dat hy wil gheven al,
Daar elck om bidden zal,
Na zyn wil met betrouwen.
Godt gheeft die hem ghelooft,
Boven 't vernuft verdooft,Ga naar voetnoot2589
2590[regelnummer]
En die zijn woordt aanhoren.
Hy schenckt den armen meest,
Oock die hem lieflijck vreest,
En die in schulden smoren.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die d' armen troostlijck gheeft,
2595[regelnummer]
Diens oogh droef nat aankleeft,
Diens ziel verdruckt moet zwerven,
Die bidt met recht ootmoedt,
Die 't quaadt laat en doet goedt,
Zal vast zyn beed' verwerven.
2600[regelnummer]
Wil dan de milde Godt
Gheven, zo zyn Ghebodt
En beloften doen blijcken,
Zo gaan wy armen al
Tot die ontfarmen zal
2605[regelnummer]
Beden ootmoedelijcken.
Hy zal in volder kracht,
Ons gheven wil en macht,
En hem getrou bewyze.
Betrout zyn ware woordt,
2610[regelnummer]
En bidt zo dat behoort,
Ghy zult zijn goedtheydt pryzen.
Dat heb ick ghezonghen uyt vuyrigher herten,
Door bevonden troost na langduyrigher smerten.
Helpt die goede Godt zo d'onwaardighen uyt noden,
2615[regelnummer]
Wiens hert zou niet lusten te doen na zyn Gheboden?
Tis 't hooghste verlanghen inden grondt mijnder zielen.
O zaagh ick daar gantselijck mijn vyanden vernielen,
Dat ick Godt moghte dienen van al 't quade bevrydt!
Cognitio
'T zal werden, komt binnen, waackt, bidt, benaarstight met vlyt
2620[regelnummer]
Te blyven in Gods woordt, en wacht met ghedult den tijt
Van u verlossinghe, zo werdy haast heel verblijdt.
Eynde. |
|