Het roerspel en de comedies van Coornhert
(1955)–D.V. Coornhert– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Die rymere aen zyne twee deuchtsame ende lyeve nichtenGa naar voetnoot*Stem. psal 8 Voorreden
Als ic, nichtgens, in een merck beyde u namen
Noch omghekeert soo recht vruntlijc versamen,Ga naar voetnoot1-2
Noem ic salich t volcx eendracht minnelijc
Als oorsaec van cracht onverwinlijc.
5[regelnummer]
V bynamen sendt Godes lieft int goede.Ga naar voetnoot5
Al die hy lieft, straft sijne Brederoede;
Nochtans so sacht datse ons niet mach Verlaen,
Bereydt helpt hy en heylt doort goedich slaen.
Recht so sloech Godt sijn bruydt met slavernye
10[regelnummer]
En so maecte hy d'Egipsce slavin vrye
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Daer vroedtwijfs vroedt spaerden tmanlic geboordtGa naar voetnoot11
En vreesden Godt, niet den Coning verstoordt.
Recht so vlucht ghy den dienst van daer[t]sche vroechden.
Oock bercht ghy tlijf der mannelijcke doechden
15[regelnummer]
Die in u siel van Godt werden geteelt;
Es dan niet recht dat u dit wordt gespeelt?
Twee Annen, twe Brederoden twee ghespelen
Stelt een Coornhert hier in een; zou een / een delen?Ga naar voetnoot18
| |||||||||||||||||||||||||||||
Aen allen Rijmers vroom verstandich en constich erbiedet sich recht vruntlich heur Coornhert ionstich.Ist niet recht vrunden, dat hy opentlijcken boet
......die opentlijcken mesdoet?
zonderling int quetsen van yemants name?
schijnt dit door haest en onbedachtheyt ghevallen
5[regelnummer]
van my teghen u allen
tes recht dat ic my des weerroeps niet en schame.
Als de lange gemaecte Rijckeman wert ghedructGa naar voetnoot7
was mijn zinne zo verructGa naar voetnoot8
door veel wercx, dat ic de voor reen nau had doorlesen.
10[regelnummer]
Daer had ic uyt yver wat vuyrichlijc geraest
zonder dat ick zach uyt haest
dat ic d'ongerijmde Rijmers had mespresen.
Maer niet u allen, u heb ick in mijn ghedacht
met geen voornemen veracht
15[regelnummer]
met wil met opset met ernst noch met meninge.
die meestehoop, die zelden best is, was t verstandtGa naar voetnoot16
van mijne Rijmende handt,
niet die goeden, dien is zulcx geen vercleninge.Ga naar voetnoot18
Wie vroom, onder wat volck, zou niet zonder belgenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
gelijckmoedich verswelgen
als t quaedt gerucht zijns volcx zijn name verdonkert?
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zoo heet d'engelsch bedriechlick, die Fransman putierich,Ga naar voetnoot22
d'Italiaen wraeckgierich,
de Spangaert hoochmoedich en de duytsch een dronckert.
25[regelnummer]
So noemde ick int Jaer viiftich scamper pasquillenGa naar voetnoot25
om den meesten hoops willenGa naar voetnoot26
die, welcker schamp doe de const schantlick had verneerdt.
dit belchden sich doe geenssins 't cleyn hoopken goeden
als die niet en vermoeden
30[regelnummer]
dat sy, daermen den quaden straft, werden onteerdt.
So en zietmen ooc geen goedt mensch sich aentrecken
die ghemeene schandtvlecken
zijnre Lantsluy oft zijner ghesellen verkeerdt.
zulcx doet oock geen beleeft Rijmer deser tyen
35[regelnummer]
dien die pasquilleryen
der ouden niet treft. Want ghy zijt gereformeerdt.Ga naar voetnoot36
Wat zoudt ghy, eel gheesten, u daerom vertoornen,
die onder stekeldoornen
als Lelien bloeyet, zacht, zoet en vriendelick?Ga naar voetnoot37-39
40[regelnummer]
neen, want ghy als sterren claer inde zwarte nacht
onder sulck duyster gheslacht
loflick blinct met rijm en zeden verdiendelick.
Had ic die scamp allen Riimers toe gheschreven
waer waer Coornhert ghebleven?
45[regelnummer]
waer die niet zelf getreft? Riimde die niet mede?
O neen, die beleefden heb ic geenssins gemeendt;
daer met bliif ick vereendt,
by dat Loflick volck zoeck ick ionst ende vrede.
Dus neemt dan princen dat woort (min dan omsichtich)Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
door u beleeftheydt stichtich
niet gezeydt van u, dien miin Rijmkens oyt eerden.Ga naar voetnoot51
om veelheyt van schuym veracht ick geen louter goudt.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ick meynde spotvogels stout,
niet Riimers oprecht, maer gedeformeerden.
| |||||||||||||||||||||||||||||
PersonagienInde Comedie vanden bruydt Christi
| |||||||||||||||||||||||||||||
Die eerste comedie vanden bruijt Christi
Charitas, Sponsus Christus, Rex Deus
[Charitas]
Sal dan, waerde Vader, u goetheyt lancmoedichGa naar voetnoot1
ewelicken gram zijn ende ter wraecken spoedich?Ga naar voetnoot2
zult ghy het ontfermen stadelijck vergeten?
zult ghy van my, u lieft, dan oock niet meer weten?
5[regelnummer]
lust u het verstooten, verderven, vernielen
van dellendige Unica met veel duysent zielen?Ga naar voetnoot6
Ach, die sucht so deerlijck avont ende morghen.
is dit voor u ogen, diet al sien, verborghen?
acht ghijt niet met allen, dat u viant dus plaechtGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
die u eens tot een bruijt voor u soon heeft behaecht?Ga naar voetnoot10
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||
of verdwijnt u doechde, eeuwich en ghetrouwe,
dat ghy niet wilt helpen dees verlaten vrouwe?
of zou d'almogentheyt willen maer niet moghen?
of weet nu die wijsheyt geen middel te toghen?
15[regelnummer]
ghy moecht ende condt helpen, Vader, als ghy maer wilt.
wilt maer, lief vader, wilt, haer commer wert gestilt.
Groot zijn haer misdaden, groot is ooc haer ellent,
groot is haer rouwe ende groot is u goetheyt bekent,
goedertieren Vader, helpt, ontbermt en verlost,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
u schat es oneyntelijc, ten scaet niet wat het cost.
zoe mach elck de waerheyt van u woorden mercken,
dat u bermherticheyt gaet voor al u wercken.Ga naar voetnoot22
Sponsus Christus
Och ia, waerde Vader, mijn suster spreect eerlijc,
ick beminne Unicam, my deert haer leet deerlijc,
25[regelnummer]
ontbermt haer, dat bid ick met hert ende sinne,
geeftse my tot een bruyt ende Coninginne.
Rex deus
Wat nu lief zoon? dat waer wel een vreemt houwelijc,
ghy zijt edel, zy snood, ghy scoon, zy grouwelijck.
ghy zijt een Conincx zoon, zy een eygen slave,
30[regelnummer]
ghy zijt duechdelijc, zuyver, cuysch en rijc van have,
zy is boos, vuyl, oncuysch en heeft minder dan niet.
voecht u oock sulcken Bruyt?
Sponsus
Alsment al recht in siet,
zeer beminde Vader, zy is mijns geensins waert,
maer boven onsen staet is niemandt zo van aert
35[regelnummer]
in eeldom, macht oft duecht, zy en moet my wijcken.Ga naar voetnoot35
neven my is ooc geen die my mach ghelijcken,
boven of neven my is dan niet te vinnen,
zoe moet ic immers niet oft neder beminnen.
Unica is nu neder, ooc cleyn in haer ooghen,
40[regelnummer]
zalt ons niet eerlijck zijn het laech te verhooghen?Ga naar voetnoot40
al meynt haer onverstant dat haer quaey wanderinge
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||
in u wijse goetheyt maect een veranderinge,
zo dat u der weldaet aen haer zou berouwen,
dat mach ick (die u ken) u niet toebetrouwen.
45[regelnummer]
ick kenne uwen raet onbeweechlijcken vast,
die heeft my Unicam hier voormaels toegepast
voor een Bruijt, dat sy nu haer ellende gheneest,
zy is gants ootmoedich en gebroken van geest.
Rex
Gaet haer noot u beyden dan zo hooch ter herten,
50[regelnummer]
zo wil ic ontfermen en helpen uyt smerten,
ooc thouwelijc sluyten, niet om haer weerdicheyt
maar om u beyder wil. doch moet rechtveerdicheyt,
u Suster, gehoort zijn op dees groote saecken,
die groote swaricheyt in desen sal maecken.
Justitia. Misericordia. Veritas. Charitas. Rex. Sponsus.
Justitia
55[regelnummer]
Ick hoor, waerde vader, Coninck almogenden
u voornemen te zijn, uyt liefdmededoogenden
dat Unica balling, door haer snootheyt veracht
en om haer boosheyt in ellenden ghebracht,
nu weder niet alleen in u Hof sal keren,
60[regelnummer]
maer datmense ooc (dats meer) haest sal doen begeren
tot een Coninginne van mijn Heer broedere.
zoectmen dan sulcken vrou tot zijn stams moedere?
ick en vergonne haer genade noch eere,
ick lijde ooc dat mijn Broeder sich opt diepst vernere,
65[regelnummer]
maer dat ick, u dochter, een so eedele maecht,
uyt u coninckrijcke soude worden veriaecht,
met scaemten, met scanden ende met scoffiericheyt,Ga naar voetnoot67
ter liefden van een boel snoodt vol putiericheyt,Ga naar voetnoot68
die ghy rechtvaerdelijck van hier hebt doen iaghen,
70[regelnummer]
mach ick met geen reden aensien noch verdraghen.
het sparen der quaden is een straff der goeden.
alsmen de boosheyt eert, moet duechde sich hoeden.
gesciet hier sulck onrecht, moet ic niet met suchten
om zo scantlijcken vrou wt u Hof vluchten?
75[regelnummer]
voorwaer, recht zo weynich als tleven byder doot,
woont rechtvaerdicheyt byden zondaren groot.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Misericordia
Wat dingh, lief Sustere, wildy my verstoten?
wat heb ick oyt gedaen, dat u heeft verdroten?
ist recht onrechtelijc d'oprechten te quellen?
80[regelnummer]
blijft Unica balling, zo moet icks ontgellen
en zelfs balling worden uyt ons heer Vaders huys.
hebdy lieft tot mijn leet? lust u mijn smertich cruys?
Bruyctmen my niet aen haer, hoe mach ic met loveGa naar voetnoot83
zijn, blijven oft woonen in ons Vaders hove?
85[regelnummer]
sal onse heer Vader aen niemants smerticheyt
lieffelijck gebruycken my, zijn bermherticheyt?
zal hy niet ontfermen, quijtscelden, vergeven,
waer toe ben ick dan nut? waer toe sal ic leven?
iae hoe mach ick (segt doch) hier levendich blijven,
90[regelnummer]
als ick geen bedroefden met hulp mach gerijven?
zo qualijck, als het vuer mach zijn sonder wermen,
zo qualijc mach ic zijn zonder te ontfermen.
Veritas
Beminde Susterkens, ic zie met claricheyt
truerichlijc u beyder ancxtige zwaricheyt
95[regelnummer]
in dees wichtighe zaeck zo verwert loopende,
dat dees so rechtlijcken vreest, tgundt die es hopende,
zo datmen tvoornemen moet stellen ter zijden,
wilmen niet uwer een onschuldich doen lijden
ellende, ballingscap om truerich te swerven
100[regelnummer]
en in onverdient leet iammerlick te sterven.
doch en mach dees handel zo seltsaem niet lopen,Ga naar voetnoot101
een van u beyden sal eere en leven hopen.
Maer met my, ach leyder, ist veel arger ghestelt,
want dit werck, hoet oock gaet, mijn eer en leven gelt.
105[regelnummer]
voor elck van u is hoop, ghy moechter uytcomen,
maer my is alle hoop ende uytcomste benomen:
sprack ick tvonnisse niet vande ballingscap clachtich?
roeptmense nu weder, hoe blijf ick warachtich?
tvertreden beloofde ick vant scalcke slangen hooft,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
gheschiet dat niet, van wien werd ic meer ghelooft?
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||
tgae dan hier in zo twil, mijn woort moet bedrieghen,
mijn trouwe moet falen, mijn mont moet lieghen,
zo moet ick verdwijnen met schandelijck verdriet,
want liege ic maer eenmael, ick ben die waerheyt niet.
115[regelnummer]
Soe luttel als de Son zonder licht mach wesen,
zo luttel mach ick zijn zonder trou ghepresen.
my gelt het dan, ten waer dat ons Heervadere
middel vindende sy, ons troosts beradere.
Charitas
Jae, zoete Maechdekens, cuysch ende goetaerdich,
120[regelnummer]
eedel, scoon, doorluchtich, goddelijc ende eerwaerdich,
lieve ghesusterkens, waerde Coninginnen,
rust doch, rust, segghe ick, doch u anxstige zinnen.
ons heer Vaders wijsheyt, voorsichtich en heerlijckGa naar voetnoot123
en onbreect hier geen wech, recht, nut en eerlijck,
125[regelnummer]
by hem langhe voorsien wel en wijselijck,
die wil ick u segghen, ghy vintse prijselijck.
Ghy en merct niet, o waerheyt, op u eygen woorden,
die wy int vonnissen uyt u mont eerst hoorden,
die houden ballingscap en dat vant leven lustich,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
pijne, verdriet, arbeyt, smert en sweet onrustich.
maer is daer ooc een woort van eewige straf verhaelt?
de tijtlijcke acht ick, is recht by haer betaelt.
heeft zy niet dus lange in ellende ghedwaelt?
des viants slaef geweest? segt doch Susteren, wat faelt
135[regelnummer]
aen die tijtelijc boet? is die niet wel voldaen?
ick noem die noch tijtelijck, want hoe mach het bestaen
dat die Coninck door u haer dede verconden
die belofte troostelijck vergevinge van sonden,
als tverstant waer geweest haer in eeuwicheydenGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
uyt zijn vrolijck Hof te bannen ende te scheyden?
roeptmense dan weder, segt doch, wie van tween
ghescieter te cort? tis gheschiet met gheween,
dat ghy, o waerheyt, spraect. Want ghi, rechtvaerdicheyt,
volbrocht terstont die straf nae daets onwaerdicheyt.
145[regelnummer]
Sijdy dan beyde in als wel ten vollen vernoecht,Ga naar voetnoot145
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ist ooc al recht dat ghy u self dus quelt en wroecht?Ga naar voetnoot146
Boven dien, om immers noch te verhoeden
by d'onverstandigen alle quaet vermoeden,
om u, rechtvaerdige Suster, volcomelijck
150[regelnummer]
te voldoen vant oordeel voldaen verdomelijck,
om te beelden in den menschelijcken verstanden
een warachtich voorbeelt van lieft tot vianden,
En oock om Unica naect te openbaren
's Conincx lieft, op dat sy, haer anxstich vervarenGa naar voetnoot154
155[regelnummer]
van zijn ghewaende toorn ter siden stellende,
ontfang zijn genade tot haer vrientlijck hellende,
Soo heeft ons heer Vader de Coninck besloten
datmen haer sal lossen, die nu is verstotenGa naar voetnoot158
ende dat niet met gelt of verganckelijck goet,
160[regelnummer]
maer met ons heer broeders zeer hoochwaerdige bloet,
waer af een druppelken ghestort wt ghenaden
diep sal overweghen al haer misdaden.Ga naar voetnoot162
dits dan het voornemen des Conincx in desen,
hier in bewillicht ons heer Broeder ghepresen.
165[regelnummer]
diens lieffde tot haer is zo hertelijcke groot,Ga naar voetnoot165
dat hy gaern wil lijden een smertelijcke doot
om haer te verlossen van smert menichfuldich
door zijn smertich lijden heylich en ontschuldich.
ist zoo niet, lieff Broeder?
Sponsus
Jaet, Suster vercoren.
170[regelnummer]
ick liet eer mijn self dan Unicam verloren.
Rex
U Susterliefd zeyt recht, hertslieve kinderen.
dit is mijn voornemen twelck niet sal hinderen
noch vercorten yemant van u al te samen,
noch in lijff noch in goet nocht int lof zijnder namen.
Veritas
175[regelnummer]
O prijselijck raet, rechtvaerdich, warachtich,
bermhertich en heylsaem voor Unica clachtich!
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Justitia
Dat ist ongetwijfelt, ich ben des te vreden.
Misericordia
Om die te volbrengen moetmen int werck treden.Ga naar voetnoot178
Rex
Men moet de partije met thantscrift onbiedenGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
om die voldoeninghe self te sien gheschieden.
lief kint Justitia, doet ghy dit gheringhen.Ga naar voetnoot181
Justitia
gaerne waerde Vader, ick gaet stracx volbringhen.
Pharao. Caro peccati
Pharao
Dit ontbieden lief wijf, doet een ontfangen briefGa naar voetnoot183
vanden groten Coninc, my als hy selve lief,
185[regelnummer]
dat is opt hoochste leet.
Caro
Laet sien.
Pharao
Ghy sout missen.Ga naar voetnoot185
hoort: an Pharao, Coninck vanden duysternissen.
hoe dijn Vader om hem int hoochste te stellen,Ga naar voetnoot187
int diepste es geraect met zijn snoy ghesellen,Ga naar voetnoot188
vergeet dy zoo weynich, dat du niet rustende
190[regelnummer]
maer nae leets gheselschap nydichlijck lustende,
donwijse Unicam met dijn schalcke snootheyt
door een valsch beloven van godtlijcke grootheydt
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vercleynt iae vernielt hebt, en gebracht met schanden
onder tpijnlijck ghebiet van dijn felle handen.
195[regelnummer]
ende om noch immers volghen dijn boosheyt,
ons schicking te weren door verkeerde loosheyt,
steldi D'edel siele, die na des redens eysch
boven hoort te wesen, onder tonnedel vleysch,
welck dijn mishandeling die du niet moecht laten
200[regelnummer]
wy niet meer willende op ons ondersaten
ghedoghen, toelaten, lijden noch ghehenghen,Ga naar voetnoot201
om weer alle ding in ordene te brenghen
en achtervolgende ons natuer ghenadich,Ga naar voetnoot203
den droeven te troosten door lieffde goetdadich.
205[regelnummer]
oock zo wel het cleyn groot, alst groot cleyn te maken,
hebbende wy te vooren dy van dese saken
willen verwittighen ende doen vercondighen,
datmen nu Unicam vanden dienst der sonden
zal vrijen, verlossen ende van daer ontbieden.Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
hoe wel zulcx zonder betalinghe mocht gheschieden,
zo si ons hoort, niet dy, die sonder coop of gave
dy valschelijck heer maect van d'onsalighe slave,
zo hebben wy nochtans om saeck hier versweghen
zulcx ons gerechticheyt doch niet willen pleghen,
215[regelnummer]
maer volle betaling doen int openbare,
recht of zy dijn eyghen ende niet ons en ware.Ga naar voetnoot216
om welck te sien doen, du dy self mocht wenden
of yemant met volmacht uyt dijn name zenden
opten berch (daer d'onschult voor de schult sal lijden
220[regelnummer]
van rechtsculdige om haer te verblijden
met zijn Dootlijck verdriet) Calvarien genaemt,Ga naar voetnoot221
den sesten dach des tijts vast daer toe geraemt.Ga naar voetnoot222
ghegheven in ons hof van euwighe vrede
binnen Jerusalem, ons Conincklijcke stede,
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||
225[regelnummer]
opten palmdach inden Jaer van swerelts versyckeGa naar voetnoot225
vier duysent ende twaelf teynde van u rijcke.Ga naar voetnoot226
dats de brief; wat doen wij wijf? ghy scijnt vernuftich.
raedt nu wijselick, condi, het is ons nootdruftich.
Caro
Eerst salmen hart sijn recht an die slaef negeren,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
helpt dat niet, prescriptie moetmen allegeren,Ga naar voetnoot230
want alwaer schoon oprecht sijn titulatie,Ga naar voetnoot231
de tijt is verlopen van revindicatie.Ga naar voetnoot232
Pharao
Prescripti dijent by doot vande memorie.
dits hier niet, int rechten leyt ons gheen victorie.Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
hier wert des rechter ooch door gonste dick mistich,Ga naar voetnoot235
maer daer sijn twe dochters ons al veel te listich.
deen heet Veritas, dien ghy niet helen moocht,Ga naar voetnoot237
dander Justitia die niet onrechts ghedoocht.
Caro
weygerts hem dan plat uyt, wildi immers niet rechten.Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
wat die tong niet vermach, can de vuijst beslechten.
Pharao
Dat dient veel min, hi heeft noch een dochter genaemt
Omnipotentia. Die alle dat hy raemt,
wil, ghebiet of beveelt, volbrengt dadelijck.Ga naar voetnoot243
Caro
Wats dan? hij doet ons gans ongenadelijck.Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
wat moghen wy argers van hem nu verwachten?
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Pharao
Vraechdi wat? unica stracx quytgaen met clachten!Ga naar voetnoot246
neen, ick weet noch wat raets, thelpt zoo alst wille.
trect ghy heen, neemt met u Hipochrisim stille.Ga naar voetnoot248
sprect schoon, toont valsch berou, hout die lossing voer goet,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
ghelaet u des blijde, looft met woorden zoetGa naar voetnoot250
met unicam aldaer persoonlijck te comen,
dien ghy voorts te dienen hebt voorghenomenGa naar voetnoot252
twelck ick (zegt) op reden ghevestighet vinne,Ga naar voetnoot253
want zy is seer edel, ick bin een boerinne.
255[regelnummer]
wye weet of dantwoort sacht en tsoetelijck smeecken
den scherpen toorne voer een tijt mach breecken?
zo mocht dit heet voortstel int coelvat versonnen.Ga naar voetnoot257
ghelooft my, die tijt wint, heeft zeer veel ghewonnen.
Caro
Maer of hy daer mede niet te vreden ghestelt
260[regelnummer]
noch aenhielt Unicam te halen met ghewelt?
Pharao
Alst ghewelt comt (seytmen) zo ist recht uyt.
doch scheyde ic zo niet vande sondighe Bruijt.
Justitia. Sponsus. Rex
Justitia
Die self begeerde noot, die bloetstortinge root,
die doot dodende doot is met liefde zeer groot,
265[regelnummer]
met nedere ootmoet en met lijden gheduldich,
stantvastelijck ghedoocht by mijn broer ontsculdich.
ach, mijn hert grouwelt noch, alst de mont verhaelt!
noyt was schult, iae liefde, zo bitter betaelt.
Unica, unica, ick gon u wel vryheyt,
270[regelnummer]
maer hadt ghy self gesien wat druck om u blijheyt
u vryer int vryen ghedoochde vrywillich,Ga naar voetnoot271
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||
u herte zou beven in u Lichaem grillich.
o, dier ghecochte Bruijt, condi recht bekinnen
dees liefde ws Brudegoms, ghy sult hem so minnen
275[regelnummer]
dat ghy hondert dooden liever zout beproeven
dan dat ghy doer sonden hem eens zout bedroeven.
Lijt de duecht voor u quaet zo smertige wonden,
wat verwacht de sondaer voor zijn eyghen zonden?
nu 't oude is vergeven, begeeft zy doude paden,
280[regelnummer]
en thantschrift is betaelt uyt loutere ghenaden,Ga naar voetnoot280
gheschoort en geslagen als zeechteken aent cruys.Ga naar voetnoot281
Sponsus
Nu is oock tijt datmen Unicam hale t'huys.
Justitia
Maer of si (alsmen haer dees bootschap sal bringen)
niet en wilde comen?Ga naar voetnoot284
Rex
Men salse niet dwingen.
285[regelnummer]
dat waer teghen mijn aert, lieft maect willige ganck.
gave is aenbieding milt, maer geen nootlijc bedwanck;
gifts ontfanck moet zo wel willich sijn als het gheven.
had ick willen dwingen, zy waer hier ghebleven.
als zy hier was en dwanck ickse niet tot blijven,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
zoude ick haer, wech synde, gheweldich hier drijven?
dat sy willich by my sou blijven off wech wanderen
wast eerste opset, dwong ick, most ic niet veranderen?
Sponsus
Neen heer, u vast opset blijft niet min ghestadich
dan u gaefrijcke lieft milt en goedadich.
295[regelnummer]
doer haer was noyt mensche met ghewelt getrocken.
zy dwingt niet, maer can wel met weldaden aenlocken.
zoe de ghedwongen eedt u niet lief is maer leet,
zoe meshaecht u noodtdienst, u die de herten weet.
die uyt bedwanck vrunt schijnt met een beveynst gelaet,
300[regelnummer]
is inwendich vyant en draecht sijn dwinger haet.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Mijn hert en scept ooc niet ware lust oft vroechde
uyt een bedwongen lijeft of scijnende doechde.
immers, hoe macht lieft zijn als zy wert gedwongen?
comtsy niet vrijwillich in ouden en Jonghen?
305[regelnummer]
ist nyet goetheyts beiach daer door si wert gheboren?Ga naar voetnoot305
dus waer alle moeyte tot lijefts bedwanck verloren.
Men zal haer dan vruntlijck, lieflijck en minlijck
mijn grote lieft tot haer recht maken kinnelijck,
mijn trouwe verclaren, mijn weldaet ontdecken
310[regelnummer]
om haer lijeft door de mijn te baren en trecken.
wil sy dan niet comende, zy blijve int versmachten.Ga naar voetnoot311
veracht sy mijn liefde, ick sal haer verachten.
Maer ick weet wel dat haer slavernye ellendich,
haer sonden grouwelijck en haer snootheyt scendich
315[regelnummer]
haer zo groot ende claer nu schijnen voor ooghen,
dat zy uyt smert van last, wroegen en schant te dogen
d'aen gheboden vrijheyt en ghenade heerlijck
vrolijck sal ontfangen met herten begeerlijck.
Rex
Men schicke dan int lant ons vyants hatelijckGa naar voetnoot319
320[regelnummer]
om Unicam te locken, een bootschap statelijck:
een Coninck, een hertoch en Propheet claersichtichGa naar voetnoot321
met een rechtsgeleerde wijs in saecken wichtich.
zendt daer de stercke hant David, vroom en goedich,
den getrouwen Moysen boven al zachtmoedich,
325[regelnummer]
die Historische Propheet Esaiam manierich
met Paulum bescheyden, mijn lijefhebber vyerich.Ga naar voetnoot326
Unica
Ick was gants ellendich, mijn ellende is vermeert
door den groten Coninck om sijn goetheyt geeert.Ga naar voetnoot328
die zant my zijn genade, genaemt de voorcomende,
330[regelnummer]
ic hoopte quyting, zi was eerst recht verdomende,
want sy my naect toonde met waerheyt verwijtich
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||
mijn misdaet, mijn ellende en mijn vyant spijtich.
des ick recht kennende mijn boosheit onrechtvaerdich,
my self moet oordelen der genaden onwaerdich.
335[regelnummer]
leyder, wast niet genoech te slaven nootlijck?
most ick noch my selven verdoemen doodelijck?
wast niet genoech dat ick onbekende godloosheytGa naar voetnoot337
diende, most ick noch sien en haten sulcke boosheyt?
zeer hert valt het dienen tot svyants verblijden
340[regelnummer]
want donwils vermering vermeert oock het lijden.
O mocht ick genieten de beloften wenschelijck
hier voermaels gegeven het geslachte menschelijck!
Maer neen neen, die worden alleenlijck vercreghen
by die tquaedt laten en tgoede plegen.
345[regelnummer]
ick laet doecht, doe sonde, ach dits cativicheyt groet.Ga naar voetnoot345
den arbeyt, die pijnen, ia oock den bitter doot
lijde ick nu willich, want dats recht, zo ic can mercken,
maer dat ick, onwillich, tquaet gehaet noch moet wercken,
pijnicht my boven al, wat helpt mijn goede wille,
350[regelnummer]
als zy doende is int quaet, maer int goet leech en stille?
Aldaer droefheyts oorsaeck is wil sonder machte,
baert goewil dan oock vroecht? neen, sy teelt druckige clachte
in mijn bedorven vleesch, dat doet veel wederstoots.Ga naar voetnoot353
wye sal my verlossen van dit lichaem des doots?
355[regelnummer]
Hy straft sonde met sonde, ic hebbe sijn waerheit veracht,
dus val ick met doling diep inder sonden geracht,
maer wie weet of hy my (al ist my verholen)
noch te recht wil brengen door dit smertich dolen?
of hy pijnelijck wont om ghesontheyt te gheven
360[regelnummer]
of hy troerichlijck doot om vrolijck te doen leven?
en of hy my de sonde op hoochste maect condich
om die doer dees kennisse te vernielen grondich?
Hoet sy, hy is de heer; hy doet soot hem behaecht.
wil hy gans verdoemen, werde ick euwich gheplaecht,
365[regelnummer]
my gesciet geen onrecht, ick salt willich dulden.
wil hy mijns ontfermen met quyting van sculden,
my gheschiet ghenade, ghenade ende geen recht.
zijn wil moet ghescieden, doch weet ick dat hy plecht
ongaern te verstooten om gans te vernijelen
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||
370[regelnummer]
en gaerne te ontbermen den gebroocken zijelen.
zijn oor plach te aenhooren der bedructen kermen.
wye weet of hy mijnder noch eens moch ontfermen?
Moyses. Unica. David. Esaias. Paulus
Moyses
Hoort dochter van Israel, u Coninck ende heere
die u hadde verciert met vryheyt, macht en eere,
375[regelnummer]
en by u zoo dwaeslijk als ondanckbaer is versmaet,
dwelck u rechtschuldelijck bracht in dees ellende staet,
schickt ons noch hier, niet door u waerdicheyt,
maer door zijn genade en milde goetaerdicheyt
den willekeur van doot of leven te bieden,Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
op dat ghy tleven kiest en den doot moecht vlieden.
neemt nu wat u behaecht, het leven vol blyheyt
of die truerighe doot, ghy hebt macht en vryheyt,
maer dat ghijt leven kiest is des Conincx vermaen.
doedijt en volchdi hem, hy sal u nemen aen
385[regelnummer]
en geven vrijheyt, eer, ghenesing van smerten
met ware besnijding van boosheyt ws herten,Ga naar voetnoot386
zo dat ghy met al u hart, ziet ende sinnen
den Coninck bovenal sult eeren en beminnen.
Unica
Tbevinden doet my licht zijn goetheyt geloven,
390[regelnummer]
maer ic weet ooc, ick weet mijn quaetheyt verscoven.Ga naar voetnoot390
wie ben ick doch, dat hy mijns weer aannemen sou?
wat nut mach hem werden van een maert zo ontrou?Ga naar voetnoot392
wat dienst verbeyt zijn macht van mijn swacke broosheyt?
wat lust wacht zijn goetheyt van mijn arge boosheyt?
395[regelnummer]
wat vergelding mach hem mijn armoede betoghen?
wat zoude hem dan porren 't verworpen te verhogen?Ga naar voetnoot396
David
Hy soect u niet om u maer om zijn selfs goedicheyt.
ghy hebt niet goets, hy alle overvloedicheyt.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||
hy ontfangt van nyemant en geeft met spoedicheyt
400[regelnummer]
elck arm sondaer die bidt met ware ootmoedicheyt.
Hoort, dochter, mijn woort met begeerlijcken ooren,
vergeet dijn volck en 't huys dijns Vaders alvooren,Ga naar voetnoot402
dijns Vaders, daer deur ghy in zonden zijt ghebooren,
want die Coninc heeft lust tot u schoonheyt vercooren.
Unica
405[regelnummer]
Mijn schoonheyt? ach leyder, die is lanck verlooren
door mijn mesdaet, men mach niet scoons aen my sporen,
maer vuyl leelijckheyt vol schantlijcke vlecken.
Esayas
U Bruydegoms schoonheydt sal leelijcheyt decken,Ga naar voetnoot408
want hy is schoon en comt met rooden ghewade
410[regelnummer]
in zijn gherechticheyt tot u vol ghenade.
dees u leelijck gedaent bemint den bruydegom niet,
maer zijn schoonheyt, die hy door hem in u voorsiet.
zijt ghy arm, hy is rijck, zijt ghy quaet, hy is goet,
zijt ghy vercocht om schult, hy verlost met zijn bloet.
415[regelnummer]
O dochter van Syon, rijst uyt dit stoff lichtvaardichGa naar voetnoot415
van d'aertsche lusten vuyl, scut af, tes ws niet waerdich,
werpt wech u halsbanden, uyten kercker wilt treden
met ons tot u Bruydegom door veel strijts in vreden.
Unica
'Tis groot dat zijn miltheyt my om t'ontfangen aenbiet.
420[regelnummer]
het willen heb ick wel, maer 't volbrengen niet.
Paulus
Die int cleyn ghetrou is, wort ghestelt over meer.
diet willen in u werct, sal oock om zijn selfs eer
het volbrenghen vandien gewisselijck wercken,
zijn macht sal u zwacheydt crachtelijck verstercken.
425[regelnummer]
wat onmoghelijck is byden crancken menschen,
dat valt God licht, die sulcx in ons werct na wenschen.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Emanuel, u lieff, zal by ons op weghen zijn,Ga naar voetnoot427
dats God; is God met ons, wie mach ons tegen zijn?Ga naar voetnoot428
Unica
Zoude Emanuel my tot zijn bruyt begeeren?
430[regelnummer]
my, zijn vyant, die met zijn vyant ging hoereren.
Paulus
Voor u O unica, als ghy noch zijn vyant waert
heeft die Coninck zijnen lieven zoon niet ghespaert.
heeft hy u dan niet lief? hebdy hem niet veel ghecost?
heeft hy u niet van wet van zonden ende van doot verlost?
Unica
435[regelnummer]
Ben ick verlost en vanden dienstbaerheyt ontbonden,Ga naar voetnoot435
hoe sit ick noch dus vast aen dees ketten der sonden?
ben ick vry? wie mach my tot quaet doen bedwinghen?
ben ick vry? wie let my tgoede te volbringhen?
nochtans bevinde ick dat dit heeft in my sijn ganck.
440[regelnummer]
tbevijnden gelove ick, niet uwer woorden geclanck.
Paulus
Hier is werring, dochter, den ondersceyt verstaet.
van schult sydy al vry, maer noch niet gants van tquaet.
als de mensch hem bevint inder ghenaden staet,
zodat hy doecht bemint en sondt hertelijck haet,
445[regelnummer]
dees is van goeden wil, al derft hy cracht inder daet
en heeft op sheren doot te recht sijn toeverlaet,
want hy is daer door vry van schult en verdomen,
dan werdt genadelijck de wil voor werck genomen.Ga naar voetnoot448
die dan boven lust volcht die getrouwe waerheyt,
450[regelnummer]
bevrijdt zy door kennis vander sonden swaerheyt
allenxkens vant quade zo gheheel volcomelijck,
datter niet in hem blijft strafbaer of verdoemelijck.
dit valt alsmen doot is wyen? die doodende sonde!Ga naar voetnoot453
twaer vreemt dat een doode den sond noch leven conde.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||
455[regelnummer]
siet, soe suldy de sond, dats tquaet, gantselijck sterven.
dan sal gerechticheyt plaets in u verwerven
en zult godt dienen in ware heylicheyt,
so ghy voormaels de sondt diende in onveylicheyt.
doe waert ghy geheel vry vanden gerechticheyt
460[regelnummer]
en volcomen eygen der sonden plechticheyt,Ga naar voetnoot460
zo dat ghy tquaet lustich en volmaect hanteerde
zonder doecht te doen die ghy niet en begeerde.
zoe sult ghy oock vrij zijn vant quade grouwelijck,
blijft ghy in u lijefs woort vlytich en trouwelijck,
465[regelnummer]
want dien de soon vrijmaect, wert inde waerheyt vrij.
Unica
O zalige vrijheyt, mocht ghy ghebeuren my.
waerde heeren, nadien die barmhartige Coning
u genadelijck sendt in dees droevige wooning
om zo blijden mare troostelijck te vercondigenGa naar voetnoot469
470[regelnummer]
my, zeer snode deerne, vercocht doort sondigen,
ydel van doecht, vol quaets, alle goet onwaerdich,
zo ben ick nu bereyt van herten wilvaerdich
om die grote genaey begeerlijck te ontfangen,
raedt my, gebiedt en leydt, ick volge u ganghen.
Bode Evangelium
475[regelnummer]
Die den ellendigen met blijden mare verhuecht
geniet self, is hy goet, een hertelijck vruecht.
dit bevinde ick in my, wiens minlijcke voeten
de bedruckte werelt met vre come groeten,
met vre tusschen gode en tusschen den mensche.
480[regelnummer]
hier is veel volx by een, hier mach ick nae wensche
mijn blijde last lossen in veel droeve ooren.
ick slae mijn trompette, elck sal stilder hooren.
Hy slaet syn gheluyt met een Tromppette
Loff zy dalderhoochste, vrede opter aerden
en tvolck een goede wil om dees vre tanvaerden
485[regelnummer]
tusschen den Coninck groot en Unicam snoot en cleyn.
hy had haer geheylicht, zy wert een boel gemeyn.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zo was haer quaetheyt saeck vande twist haer dootlijck,Ga naar voetnoot487
maer zijn goetheyt baert vree haer ten leven nootlijck.
O lofflijcke goetheyt, wie mach u uytspreken?
490[regelnummer]
neemdi niet een quaet wijf vol vuijle gebreken
tot een Coninginne en bruyt voer u enige zoon?
scenct u lief, niet haer haet, sulc goet voor quaet te loon?
heeft u zoon zijn vyant met zijn bloet niet dier betaelt?
heeftse u stercke hant niet uyt Egipten gehaelt?
495[regelnummer]
ist wonder dat ick my wonderlijck verwondere
in u deucht wonderbaer, ick, des selfs vercondere?
Hoort, hoort! men zal huyden de bruyloftfeest houwen.
twoort salt vleesch, de scepper zijn scepsel trouwen.
elck verlaet daertsche twist om vreetsaem t'aenscouwen
500[regelnummer]
dit hemels een worden doort geestelijck bedouwenGa naar voetnoot500
van Justitia en Vre die malcanderen cussen
en den brandenden tooren gants vruntlijck blussen.
De bruyloft is gereet, geslagen zijn de beesten,Ga naar voetnoot503
comt alle feestelijck ter vrolijcker feesten
505[regelnummer]
in Bruylofts gewade verciert met ware deuchden
en zuver door onscult om eeuwich te vervruechden.
heeft yemant geen scoon cleet of gelt om dat te coopen,
de bruygom scenctse om niet, hi mach rasch derwert lopen
na der genaden Son, noch claer schijnende int zuyden.Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
elck haest hem ter bruyloft de wijlt noch heet huyden.
David singende op sijn harpe
Stem psal. 8
Laet ons het loff des grooten Conings singhen,
diens grote macht volbrengt zeer grote dingen.
hy vrijt zijn bruyt met daden wonderlick
en vanct den schalck in zijnen eyghen strick.
515[regelnummer]
Hy bracht zijn bruyt uyt duysterheyts quaey plagen
op eenen wech van drie verlichte dagen.Ga naar voetnoot516
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||
die wech is self des levens helder licht,Ga naar voetnoot517
der blinden ooch en waerheyts claer ghesicht.
Sy nam op haer gedacht, wil ende wercken
520[regelnummer]
int hemels licht een wacker scherp aenmercken,
dacht wel en deed' na Goods behaghen soetGa naar voetnoot521
en tradt den wech van dees drie daghen goet.
Haer iaechden nae die sonden ongeneeslick.
daffecten quaet verscricten haer seer vreeslijck.Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
zy stont benaut omcingelt metter doot.
God hulp zijn bruyt, van menschen hulpe bloot.
Tgeloof sloech rasch met een gewillich lijden
daffecten quaet, dat meyr weeck hooch ter siden
en inde plaets van toverval onstuerGa naar voetnoot529
530[regelnummer]
wast water weeck den bruyt een stalen muer.Ga naar voetnoot528-530
Maer zo wast niet den nae iagenden zonden.Ga naar voetnoot530-531
want het beviel den bloetgierigen honden,Ga naar voetnoot532
zo datse al verdroncken cleyn en groot
en soncken diep te gronde als wichtich loodt.
535[regelnummer]
Kinderen des lichts, die eerst waert duysterlingen,
wandelt int licht, laet u geen iock aendwinghen
van Pharao, maer vry van sijn swaerheyt
u vryer prijst in geest en in waerheyt.Ga naar voetnoot511-538Ga naar voetnoot538
David spreect voort
O lieflijck ghedencken van daden zo heerlijck,
540[regelnummer]
hoe can ick verbreden therte en sien begeerlijckGa naar voetnoot540
tot eere mijns Godes en mijns naestens stichting
zulcx vrolijck te singen in zijns geests verlichting?
Neen dees heylige lust dringt mijn siele vierich
noch vrolijck te singen, hoe wel en manierich
545[regelnummer]
dees bruyt haer bruydegom thuys quam met verlangen
en hoe begeerlijck hy haer heeft ontfangen.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||
David singt weder
Stemme psal. 9
Die Vader sant zijn trouwe knecht
het Propheetsch woort om totter echt
zijns lieven soons een bruyt te halen
550[regelnummer]
nae zijnen beelde uyt daertsche palen.
Dees knecht vant haer by een fonteyn,
die doop, der sonden doot ghemeyn.
daer recht berou int hert woont binnen,
mach sheeren woort den sondaer vinnen.
555[regelnummer]
Die knaep verblijt in vruechden soet,
versiert de bruyt met duechden goet,
gehoor dat op het woort can mercken
met crachten dadich in goey wercken.
Soo lockte hy met minlicheyt
560[regelnummer]
die bruijt en vraecht haer sinlicheyt.
hy dwingt haer niet, wil vriendelijck leeden,
vrijwillich gaet si met hem treden.
Dus ging si uyt haer vaders huys.
zy volchde twoort, zy droech haer cruys.
565[regelnummer]
willich ging si haer self versaecken
om hoor lijef bruygom te ghenaken.
Deewige sin, Gods waerde zoon,Ga naar voetnoot551-567
Daelde af ter aerden uyt zijn troon
om Unicam daer te ghemoeten
570[regelnummer]
en zalichlijcken te begroeten.
Hy ging by slevens borne claer,
die siende heet, hy sach op haerGa naar voetnoot572
met sijn alsiende clare ooghen.
zijn lust is tcleyn hooch te verhoghen.
575[regelnummer]
Die bruijt sach hem oock spoedelijck.
sy daelde neer oetmoedelijck
van skemels bult crom en hovaerdich
en kent haer sheeren lieft niet waerdich.
Isack wiens naem lachen beduytGa naar voetnoot579
580[regelnummer]
verblijdt minlijck zijn droeven bruijt
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||
en brengt haer in sijn moeders woning,
daer sy verbeijdt zijn trou en croning
Moyses. Unica. Sponsus.
Moyses
Ist oock nodich, dochter, u mesdaet te vermanen?Ga naar voetnoot583
Unica
Leyder neen, ick gedencx met droevige tranen.
Moyses
585[regelnummer]
Zoude u dees genade ooc doer u verdienst toecomen?
Unica
Verdienst? wee mijns, dat waer 't euwich verdoemen.
Moyses
Machmen wel meer leets doen een vyantlick verrader
dan ghy moetwillich deedt sulcken lieven vader?
Unica
Machmen wel meer lijefts doen zijn waerste vrient gepresen
590[regelnummer]
dan die coninck my, my sijn viant heeft bewesen?
Moyses
Ghy hebt hem verlaten.
Unica
Hy heeft my weer ghesocht.
Moyses
Ghy hebt hem verworpen.
Unica
Hy heeft my dier ghecocht.
Moyses
Gy hebt hem veronneert.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Unica
Hy heeft my verheven,
zijn boedels doel, zijn soon tot een bruyt ghegeven.Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
O wat reden heeft hy om my te vernielenGa naar voetnoot595
en ick om hem te dancken wt gront mijnder sielen!
Moyses
Baert nu weldaet lijefde, zo is oock wel reden,
dat ghy doort bevinden van die goedicheeden
aen Vader ende zoon hem met hert en sinnen
600[regelnummer]
alst hoochwaerdichste goet boven al sult beminnen.
[Unica]
Och ia, dat wilick doen en wat aen my ghebrectGa naar voetnoot601
dat sal zijn lieft boeten, die is alleen perfect.
Moyses
Begeerdi dan eernstelijck dees bruygom te trouwen?
Unica
Met herten.
Moyses
Troudi hem, zijn trou zal u behouwen.
605[regelnummer]
ghy sult, blijfdi hem trou, het leven aenscouwen,
anders quelt u de doot met dootlijck berouwen.
ick roep tot getuygen den hemel en daerde
dat u voor wert gestelt het leven hooch van waerdeGa naar voetnoot608
met die leydige doot. kiest het zoete leven,
610[regelnummer]
zoe moecht ghy en u vruchte leven en aencleven
den heere u bruydegom in ghehoorsaemheyt veylich,
want hy is u leven zalich ende heylich.
off wilt ghy een ander? ghy moecht noch veranderen.
Unica
Tot wie anders soude ic doch zalichlick wanderen?
615[regelnummer]
zijn alle anderen niet vol dootlijck snevens?Ga naar voetnoot615
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||
heeft oock yemant anders die woorden des levens?Ga naar voetnoot616
wat vinde ick buyten hem dan wroegen met smerten?
Moyses
Kyest ghy dan dees bruygom?
Unica
Met gheheelder herten.
Moyses
Wert hy u man en heer, zoe moet ghy u verneren,
620[regelnummer]
hem alleen beminnen, dienen ende eeren.
Unica
Dat is mijn hoochste lust, wil en begheren.
Moyses
Hoort ghy dan de stemme vanden heer der Heeren
en leeft nae zijn verbont, ghy sult uyt alle menschen
zijn wtvercoren bruyt sijn.
Unica
O dat waer mijn wenschen!
Moyses
625[regelnummer]
Soo dees u bekeringhe totten heere gheschiet
met eernst, zo dat ghy al doet dat hy u ghebiet,
hy sal tot u keeren, by u comen rusten,
u herte besnyden vande quade lusten,Ga naar voetnoot628
zo dat ghy met herten, met siel ende met zinnen,
630[regelnummer]
met herten boven al sult grontlijck beminnen.
Sponsus
Ghy hoort daer, lijef, het lijef dat zy crijcht in waerheyt
die met my verenicht, maer het leet en swaerheyt
dat hem allen op comt, die uyt lijeft my volghen,Ga naar voetnoot633
is des werelts hate, woedich en verbolghen,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
daer tegen wy lijtsaem met saechtmoedicheyt strijden.
zijdy oock wel ghetroost dit leet om my te lijden?
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Unica
Wie ben ick dan, O Prins, ick boetwaerdighe deerne
dat ick mijn sculdich cruys niet en sou dragen geerne
ter lijefden van u, die mijn scult ontsculdelijck
640[regelnummer]
om mijnen twille droecht ter doot toe geduldelijck?
Sponsus
Maer lijef, het vleesch is cranck al is de geest bereyt.Ga naar voetnoot641
hebdy die oncosten al recht overgheleydt?Ga naar voetnoot642
moochdyt oock volbrengen daer ghy toe sijt genegen?
hebdy u vyants macht tegens u cracht gheweghen?
Unica
645[regelnummer]
Ic heb, mijn macht is niet, mijn viants macht scijnt grootGa naar voetnoot645
maer u macht, heer, is groot, u lijeft sterck als de doot
en u waerheyt verwint zondt, Doot, Duvel en Hell.
Als ghy dan met my zijt, O ghy Emanuel,
vallet u niet al licht, dat my is ondoenlijck?
650[regelnummer]
u sterckheyt is mijn scilt, op u hulpe roep ick coenlick:Ga naar voetnoot650
is de here met ons, wie mach ons teghen sijn?Ga naar voetnoot651
daer ghy de strijt vorst zijt, daer moet gewis segen sijn,
ghy wilt, ghy condt, ghi moecht helpen met een wencken.
zijt ghy help god met ons, wie mach ons crencken?
655[regelnummer]
u getrouheyt lijt niet dat ick werde becoort
boven mijn crachten, dit tuycht u zeecker woort.
dat is de vaste gront daer ick vast op bouwe.
Moyses trout Sponsus aen Unicam
Sponsus zeydt
Op dat vaste betrouwen geeff ick u mijn trouweGa naar voetnoot658
en sal met getrouheyt u trouwelijck bewaren
660[regelnummer]
voer der hellen poorten en alle den helschen scaren.
die sult ghy verwinnen, dan wert u crooninge.Ga naar voetnoot661
en tot u seeckertheyt stel ick u wooninge
boven inden Hemel inder zonnen claerheyt,
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dats in Dalmogende bestendige waerheyt.
665[regelnummer]
de loye bastaerden bouwen op drijftich zant,Ga naar voetnoot665-665
maer u ghehoorsaemheyt is op den steen geplant.
daerom lief Sustere, vercoren vriendinne,
mijn crone der eeren, waerde Coninginne,
bloeijende Lelye, nu recht cuysch van sinne,
670[regelnummer]
mijn enige, mijn scaep, mijn Duyfken dat ic minne,
1 Ick heb u nu bevrijt van al u quaden,
2 Met mijn goeden begaeft uyt milder ghenaden,
3 En sal u voorts hoeden met getrouheit vlytich
voort quade, nyet voer strijt, maer voer neerlaech verwytich.Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
1 Ick heb u nu bevrijt van alle uwe zonden,
van druck, rou, leedt, tranen en smert uwer wonden.
ick heb u nu bevrijt van slanghen listich
wiens hooft ick vertrede met sijn valscheyt twistich
en ick heb u ghevrijt van werelt, van hel, van doot
680[regelnummer]
van dienstbaerheit, blintheyt, doling, iamer en noodt.
2 Ick heb u oock begaeft met goetwillicheyt,
met oetmoet, met berou, met rusten en stillicheyt,
met ghelove, hope en met lijefde heylich.Ga naar voetnoot683
3 Nu zalick u voorts aen bewaren zo veylich
685[regelnummer]
als mijn selfs oochappel voor ongerechticheyt,
voor den dienst der sonden, een wreede knechticheyt,
en voor al dat u herte van my sou vervoeren.
volcht ghy my, de boose zal u niet aenroeren.
wandert ghy in mijn licht, ghy sult u niet stooten.
690[regelnummer]
zijdy de zond recht doot, heeft u die recht verdroten,
ghy sult hem nemmermeer weer met lusten leven,
niet meer sondigen, doolen nochte sneven,
want ick ben u leven, u wech, u licht, u lust
u hoop, wensch, verlangen en u enigen rust.
695[regelnummer]
dus verlaet u op my, maer waect ghy oock altijt,
in weelden ziet scerp toe, bidt om hulpe in strijt,
volcht gehoorsaem mijn wil, mijn doen geduldich lijdt,
u selfs wille dats quaet, in als zorchfuldich mijdt.
mij alleen laet in u hert begeerlijck woonen,
700[regelnummer]
ick sal, o waerde Bruyt, u eerlijck croonen.
Eynde. |
|