Het roerspel en de comedies van Coornhert
(1955)–D.V. Coornhert– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Namen der personen in dese comedieGa naar voetnoot*
Exhodus. 1.5.
Auctor
Joseph d'eeuwighe sonne der waerheytGa naar voetnoot1
met zijn Broeders, elf sterren vol claerheyt,
waren naden vleesch al lang gestorven,Ga naar voetnoot3
als des nietemin crachtich verworven
5[regelnummer]
Israels kinderen des beloofts begherenGa naar voetnoot5
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van menichfuldelijck te vermeren
als Hemelsche sterren, lichtende claer
int duystere Rijck van D'egiptenaer,
want sy vermeerderen snel en spoedelijckGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
als 't zant vander zee overvloedelijck.
Ga naar margenoot+Middeler tijt wast menschelijck ghesicht
heel afghekeert vant Goddelijck licht
doort volcx sonden die als een middel wantGa naar voetnoot13
verduijsterden al 't hemelsche verstant.
15[regelnummer]
Oock was int ondergaen vant licht gepresen
een nieu eerloos Coning opgheresen,
die van aenbegin niet hadde gheweest,
des hy niet wist van Joseph of zijn gheest.Ga naar voetnoot18
Ga naar margenoot+Dees was Godloos en der goeden smerte,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
oock so hoveerdich dat hy int herte
dorste seggen: daer is gheen ander Godt
dan ic diet al heerschapt met mijn gebodt,
want ick heb zulcken wijsheyt voorsichtichGa naar voetnoot23
en daer by zulck vermoghen grootwichtich
25[regelnummer]
van mijn zelf uyt eygender naturen,
dat ick verstant noch macht der geburen
ontsie noch behoef, maer alles vermachGa naar voetnoot27
vanself dat my lust na wensch en behach.
Doch al is mijn voorsichticheyt godtlijck,
30[regelnummer]
zo waert ooc een onachtsaemheyt spotlijck
dat ick heel Reuckeloos zoude luykenGa naar voetnoot31
voorsichticheyts ooch en dat niet bruyken.
Dit voorsiet nu claer en voorsichtelijck
dat Israels kinderen lichtelijck
35[regelnummer]
ons verde over thooft zullen wassen,
zoo hen mijn list niet eerst gaet verrassen.
dit voorsien dringt oock mijns herten crachten
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't begin van dit quaedt niet te verachten,
maer te poghen om dat te voorhoeden
40[regelnummer]
door mijn raedt en door daet vande vroeden.
die heb ic uyt mijn Princen en volcke
daer toe versaemt inden bruynen wolcke
van mijn Palleys vol nevelen mistich,
genaemt wijsheyt des vleyschs argelistich.
45[regelnummer]
daer gae ick nu heen mijn sin tondecken,Ga naar voetnoot45
oock bevel geven die te volstrecken.
Dit was geseyt, hy heeft niet lang gesuft,
tradt inden raetcamer 's menschen vernuft,
daer hy by een vant na zijn begheren
50[regelnummer]
de vroeste zijns volx, Princen en heren.
zy deden hem eerbieding altemael.
hy besat zijn stoel pestilentiaelGa naar voetnoot52
en began met vernuftiger talen
zijn meeninge aldus te verhalen:
Rex
55[regelnummer]
U altsamen, Rijcx leden ghetrouwe,
is condt dat ghy zonder druckich rouwe
met my geniet een wenschelijcke rust,
oock die zalige menschelijcke lust
in dit mijn Coninckrijck loflijck vermaert
60[regelnummer]
door mijn wysheyts bestier godlijck van aert,
oock door mijn machten onverwinnelijck;
want ons heyl (dits u medekinnelijck)
en bestaet niet in een dromerie
alst heyl vande waen Philosophie,
65[regelnummer]
maer in waer en lustich ondervinnen
zo onse gevoelijcke vijf sinnenGa naar voetnoot66
met waerheyt stijf diemen niet mach buyghen
doort ondervinden crachtich betuyghen.
Ons vleesch geniet lust onophouwelijc,
70[regelnummer]
ons hert dientse stadich en trouwelijc
en ons ghemoet bemintse boven al.
waert dan niet een iammerlijck ongheval
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat die zoete wellust schoon en lieflijc
door schijndeucht behendich, schalc en dieflijc
75[regelnummer]
onvoordachtelijc zou werden berooft
u, O leden des Rijcx, ooc my u hooft?
Dit ongheluck, dit iammer, dit verdriet
drijcht ons, zomer niet tijtlijck in voorsietGa naar voetnoot78
doort onderdrucken en verminderen
80[regelnummer]
des tovenaers van Israels kinderen,
want die aenwas is zo groot en crachtichGa naar voetnoot81
dat haer menichte als is te machtich.Ga naar voetnoot82
die moetmen spoedelijck onderdrucken
met list of macht of 't zal ons mislucken.
85[regelnummer]
Voorwaer ick sie met opene oghen
zo wy daenwas versuymel ghedoghen,Ga naar voetnoot86
oock 't hanteren vander droomdeuchden loopGa naar voetnoot87
namentlijc liefde, gelove en hoop,
wijsheyt, rechtvaerdicheyt, stercheyt prachtichGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
en maticheyt ons voor al verdachtich,
wy zullen uyt ons rijck moeten ruymen.
waer ons dat niet een schadelijck versuymen?
waert ons niet een versuymen schadelijck
dat muyters door listen verradelijck
95[regelnummer]
ons Rijck innamen, ons daer uytiaechden,
vernielden, quelden en deerlijck plaechden?
Dit wacht ick van dit volxken verschovenGa naar voetnoot97
laetmense toe anderen te gheloven,
op andren te hopen en verlanghen
100[regelnummer]
en haer lijefde aen andren te hanghen,
want zy sullen ons woorden mestrouwen,
voor ons beloften vreesen met rouwen
en onse goetheyt vyantlijck haten.
comt hem dan noch 't hanteren te baten
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
105[regelnummer]
van hare wijsheyt bedriechlijck geschildert,Ga naar voetnoot105
heur zinnen werden flucx zo verwildert
dat zy 't aertsche goet willens verliesen
om een waen euwich goet te verkiesen.
dan geeft elck 't zijn haer waen rechtvaerdicheyt,
110[regelnummer]
't lijf slecht voetsel, Godt lijeft na waerdicheyt.
dan zal haer waen cracht door oefning verstijftGa naar voetnoot111
licht temmen die teerheyt weeldich verwijft.Ga naar voetnoot112
En dan zal die magere maticheyt
doden die vette en lecker vraticheyt,
115[regelnummer]
die lijeve geijlheyt (o deerlicheyt)
ons Hooftgoddin des vleeschs begeerlicheyt
met al haer wenschelijcke lusten.
zouden wy hier toe swijgen en rusten?
Het is ghewis dat wy moeten wijcken,
120[regelnummer]
woonden dees meesters in ons rijcken.
of zou die duysterheyt blijven connenGa naar voetnoot121
beneven die claerheyt vander zonnen?
Neen, neen, even zo veel zy vermeren
door oefning van haer waenderichts hanteren,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
mosten wy door ons oefnings ontberen
afnemen, verminderen en verneren.
wat zoudt dan noch worden, zo ons vyandt,Ga naar voetnoot127
ic meyn den waen van een Godt diep gheplant
int herte van een onser gheburen,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
hem zo betoverde door zijn curen
dat hy ons vyantlijck quaem bevechten?
zoud' hy geen hulp vinden aen dees knechten?
zouden dan dees muijtersche catijvenGa naar voetnoot133
met ons vyant ons niet licht verdrijven?
135[regelnummer]
mach ons dit goetduncken of ghevallen?
geensins, noch my noch geen van u allen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ick dan voor u luy sorgende vlijtich
en zulcke veranderinge spijtich
door wijsheyt vernuftich te voorhoeden,
140[regelnummer]
ons rijck te vestighen in voorspoeden
om dees quade slaven te bedwingen,
heb ick u willen verclaren dees dinghen,
niet om te vernemen u luijder raet,
maer om te vorderen u luijder daet
145[regelnummer]
die versnellen sal nu ghy luy verstaet
u zelf (niet min dan mijn) aenstaende quaet,
om welcx voorcomen ons geen macht gebreect,
want elck moet doen zo wat mijn tonge spreckt.
mijn eygen wil is wet, mijn lust ghebiedt.
150[regelnummer]
nyemant der sondengewoent en ontvliedt,
maer elck ghehoorsaemt wat haer hant beveelt,Ga naar voetnoot151
hart, sterc en swaer doort dick en harde eelt.
mach een lupaert veranderen haer vlecken?
mach de moor een witte huyt aentrecken?
155[regelnummer]
mach dit volc die tquaet nu lang sijn gewoenGa naar voetnoot155
't quaet verworpen als een mensch doude schoen?
dats verde, zo ghy maer beschict stedichGa naar voetnoot157
dat dit volck tot geender tijt zy ledich,
want ledicheyt tot alle boosheyt spoet.
160[regelnummer]
die niet en doet, en doet nemmermeer goet,
niet doen is quaet doen, want sy dan dencken
om heer te worden en ons te crencken.
Om nu tvolck int oude werc te houwen
zuldy twee steden voor my doen bouwen,
165[regelnummer]
Ga naar margenootd.Phithoms bou zal mijn Ga naar margenootc.Princen betamen.
der ondersaten werck wert Ramesses
die inden schijn een moeylijck les es,
maer deerste timmering sal versoeten,
170[regelnummer]
want gewetens knagen zal niet meer wroeten
als valsche wane, het looflijcke werck
van valsch oordeel, door partijdicheyt sterck
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
getimmert is my tot eenen luste
en totter zondaren zielen ruste.
175[regelnummer]
Ghemerct mijn Princen tvolck vol gebrekenGa naar voetnoot175
daer veylige vrede zullen preken,
oock valt arbeyt int vergaren van schat
lustich, al ist schoon voor dieff ofte mat.Ga naar voetnoot178
in die steden wil ick dan oock stellen
180[regelnummer]
Ga naar margenoot+die slaven, wat ancxt mach ons dan quellen?
heur veylige zekerheyt in zonden
verzekert ons weelde talder stonden.
als ghy dan o Princen constich int woort
hem vroedt maect dattet hier also behoort,
185[regelnummer]
oock dat niemant mijn handen mach ontgaen
en ghy mijn ondersaten onderdaen,
henluy stadich geeft werck bevleckelijc
in daertsche wellusten aentreckelijck,
zo moeten zy minderen in dienst onrustich
190[regelnummer]
en wy heerschappen in weelden lustich.
Autor
Daer mede eynde de Coning zijn reden.
daenhoorders hebben hem aengebeden,Ga naar voetnoot192
zijn wijsheyt gepresen, afscheyt ghenomen
en sich gespoet om aent werck te comen
195[regelnummer]
na sConincx ghebodt en welbehaghen.
hen luste van zelf Goods volck te plagen,
want daer was een hate aengeboren
inden Egiptiers op tvolck vercoren.Ga naar voetnoot198
Die Princen locten met smekelicheytGa naar voetnoot199
200[regelnummer]
tot blint toestemmen van weeckelicheyt,
van weeldicheyt en van svleesch wellusten,
maert Egipsche volc lietse niet rusten
en drevense met doornroeden stekelijck
tot des Lichaems begeerten wekelijck
205[regelnummer]
door donwegen swaer der zonden smertich
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en quelden hem dan noch onbermhertich
Ga naar margenoot+zeggende: waer blijft Populus, u gedroomde godt?Ga naar voetnoot207
ist een Godt? weet hy al watter gheschiet?
betroudy hem recht? hoe helpt hy u niet?
210[regelnummer]
ist ooc geen Godt, maer een valsch liegere,
waerom betroudy zulcken bedriegere?
off ist geen bedrieger, wiens valsche praet
bystant belooft en ter noodt verlaet?
Ga naar margenoot+wat volhert ghy in blintheyt zottelijc?
215[regelnummer]
lastert met ons u waen-godt spottelijck.
sterft uwe schijndoechts begeren onwijs.
leeft na tlants gewoont, ghy crijcht gonst en prijs.Ga naar voetnoot217
Met zulcke spotternijen hatelijck
verbitterden zy seer onmatelijck
220[regelnummer]
't leven ellendich der armen slaven
Ga naar margenoot+dijen sy daer toe noch hardt werck gaven
in tichelen swaer en clevende slijck,
verhopende sy souden al ghelijck
doort sware Juck en dienst ongemeten
225[regelnummer]
horen Godt metten vrijheyt vergeten,
den Coning dienen willich en stadich
en door zulcken bedwang ongenadich
wanhopich in slaeflijcker pijnen
allenxkens minderen en verdwijnen.
230[regelnummer]
Maer tonverstant van hoer duyster ooghen
heeft henluy hier in groflijck bedroghen,
want in Israels kinderen nu al leefde
een lust ter vrijheyt daer [t] hert aencleefde
om heurder vaderen Godt ghepresen
235[regelnummer]
inder waerheyt gehoorsaem te weesen
en den quaden lusten te vernielen
om comen tot rusten haerder zielen.
daerom henluijden 't gevoel smertelijck
van dit heerschappen onbermhertelijck
240[regelnummer]
des Egypschen Conincx fel en wreedt
met haer stadighe onrust, druck en leedt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet anders en was dan oly int vuer,
nu al vanself in heur nieuwe natuer
totter vrijheyt en rust hittich ontstecken,
245[regelnummer]
zulcx dat d'aenwas te meer is gebleken
recht zo die stormwint eens tijrants vergrammen
te meer ontsteect den lijdenden vlammen.
D'Egyptsche Coning zach dit spoedelijck.
diens loosheyt wilde niet onvroedelijck
250[regelnummer]
voortgaen met 't eerst ghebots hanteren,
als die nu tvolc daer door ziet vermeren.
mijn dunct (spraken sijn schalcke gedachten)Ga naar voetnoot252
dat dese slaven den palm boom slachten,Ga naar voetnoot253
want somense swaerder neer doet nijgen
255[regelnummer]
hoesy weer crachtiger opwaert stijgen.
mach ic tvolc hier door niet minderen,
ick sal anders den aenwas hinderen.
ic sal tbegin wechnemen van dit quaet,Ga naar voetnoot258
anders (sie ic) compt alle raet te laet.
260[regelnummer]
ghelijc tbegin van zonde of van deucht
spruyt uyt inbeelding stadich met genuecht,
also ist begin vanden man een kindt.
neemtmen dat wech, geen man men daer en vint.
der mannen aenwas is my gevaerlijc,Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
maer der vrouwen lustich, ooc oorbaerlijc.
dus wil ic d'hebreeuwsche knechgens doden
en sparen Meyskens. door dees geboden
sal ic veel dienstbaer slavinnen tellen,
maer luttel slaven welcker muyt mach quellen.Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
dit doden wil ic vroetwijfs bevelen,
wantmen voor haer geen kinderen mach helen.Ga naar voetnoot271
Terstont deed hy halen twee vrouwen vroet,
Ga naar margenoota.
Sephora en Ga naar margenootb. Phua, elc quam met spoedt.
hy spracse an aldus met woorden minlijc:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rex
275[regelnummer]
my is vroukens int zeker wel kinlijc,
gelijc als geen menschelijc gedacht
tot een volmaect werc mach werden gebracht
zonder verlichting van een goedt verstant
en bestier van een gheouffende handt
280[regelnummer]
welcke twee den ghedachten ontfanghen
en int werck brengen met verlangen
dat also mede [g]een kindeken cleyn
te recht mach comen in dees werelt gemeyn
zonder wel geouffende handeling
285[regelnummer]
met des versochten verstants wandeling
ende vroetheyt der goeder vrouwen goedt
diemen daerom noemt vroet en wijs van moedt.
zulcke zijdy beyde vroedt van zinnen
en ontfanct kinderen der Hebreuinnen.
290[regelnummer]
daerom beveel ic u met ernste grootGa naar voetnoot290
dat ghy inder Hebreuschen kinder noodt,Ga naar voetnoot291
ist een Ga naar margenoota. knechtgen int baren doodt,
ist een Ga naar margenootb. Meysken, bewaert voor wederstoot.Ga naar voetnoot293
spaerdy knechtgens, u sal ic niet sparen.
295[regelnummer]
doedy mijn wil, u sal wedervaren
al dat ghy wilt, ic beschenck u beyden.
Autor
Sy neychden diep, zijn van daer gesceyden
en hebben die knechtgens goetheyt betoont,
ia, meer dan haer eyghen ziele verschoont
300[regelnummer]
en also int ontfermen bewesen
datmen Godt meer dan menschen moet vresen.
zy leerden andren den vrees des Heeren,
schuylden den knechtgens, hulpense erneren,Ga naar voetnoot303
opvoeden en stieren tot Godes prijs.
305[regelnummer]
Ga naar margenoot+die moeders volchden oock haer onderwijs
en heelden zo dicht tot deuchts verstercken
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haer manlijcke vrucht der goeder wercken
als die schijnheyligen naerstich waken
om haer schijndeucht elckman condt te maken,
310[regelnummer]
zulcx dat int baren van deuchtsaemhede
Ga naar margenoot+deen hant niet en wist wat dander dede.
noch mocht dit bedect zwijgen der wijven
zo luttel int lang verholen blijven
als een brandent licht op een kandelaer
315[regelnummer]
off een Stadt op een berch by zonne claer.
daerom ooc de Coning dat haest vernamGa naar voetnoot316
die den vroedtwijfs ontboot met moede gram.
Dese waren int eerst ancxtich verbaest,
wel voorsiende wat haer ghenaecte haest,
320[regelnummer]
want zo zy faelden int verantwoorden,
die Coning zoude haer beyd' doen moorden.
ach, sprack Phua, nu genaect ons lijden,
ick zie ons benaut aen allen zijden.
zeggen wy waerheyt, t Lichaem moet sterven;
325[regelnummer]
liegen wy, die ziel moet den doot erven.
Sephora, sgeests verlichtinghe
Van t Lijf schijnt waer, maer condy betoghen
vander zielen doot door zulcken loghen?
Phua
Adam deed' zondt en sterf opter stonde!
Sephora
Hij deed' zondt, maer is dit liegen zonde?
330[regelnummer]
wat wet verbiet een logen wel te stueren?
Phua
Vraechdy wat wet? die wet der natueren!
Sephora
Die was ooc in Abraham met haer claerheyt.
hy looch nochtans doort swijgen der waerheyt,
int veynsen dat Sara zijn wijf niet waer.Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
wie heeft hem berispt voor een logenaer?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ia, wie heeft berispt die logens liechlijck,
Esau schadelijc door list bedriechlijck,
van Rebecca en Jacob ons vader?Ga naar voetnoot338
Phua
Dat was beduydings verholen ader,Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
maer tes geen exempel om na te ghaen.Ga naar voetnoot340
Sephora
Hier machmen ooc beduyding uyt verstaen.
wie verbiet my dan dat icx me poghe?Ga naar voetnoot342
Phua
Ghy zout niet willen datmen u loghe.
dit is (zeg ic noch) der natueren wet.
Sephora
345[regelnummer]
Hier hebdy, gevaer, qualijck op gelet.Ga naar voetnoot345
liever [heeft] men somtijts datmen ons liecht
dan waerheyt zeyt, alsmen nutlijc bedriecht.
Phua
Ick houde neen.
Sephora
Mogen toornicheyts vlammen
u oock onbesceydelijc vergrammen?
Phua
350[regelnummer]
Ja.
Sephora
Dicht nu sulcken toorn uwer zielenGa naar voetnoot350
of ghy u dochter zocht om vernielen
en ic u, die rechtsweechs na haer zochte,
door mijn liegen op een onwech brochte,
zoudt ghy comende tot redens besceydt
355[regelnummer]
willen dat ick u waerheyt hadde gheseydt?
waerheyt, zeg ic, tot u kints bederven?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Phua
Neen, dan waer best u liegen en mijn swerven,
want het zou my van schaden bevryen
ende niemant tot schade ghedijen.
Sephora
360[regelnummer]
Wien mach ons logen tot scade comen?
den Coning zelf niet, maer tsal hem vromen
dat hy door toornicheyt ongeduldich
aen donnozelen niet werde sculdich.
is dan dees logen niemant scadelijck,
365[regelnummer]
den Coning, tvolc en ons beradelijck,
niet iegen die wet ons angeboren,
canmer geen bescreven wet af sporen,Ga naar voetnoot367
volgen wy hier in Abraham vercoren,
ooc Jacob, wie mach sich met recht storen,
370[regelnummer]
als of ons ziel quaem in des doots vuycken
door tgunt ons vrystaet recht te gebruycken?
Phua
Ghy trect my u besceyt, het mijn verwert.Ga naar voetnoot372
Sephora
Licht trect waerheyt een onpartijdich hert.
maer zegt waerom ghy dit voor sonde hout?
Phua
375[regelnummer]
Om tbedroch, dats zond, twelc men door logen brout.
Sephora
Waerom stelt ghy tbedroch onder tquade?
Phua
Om datmens doet tot een anderscade,
dwelc die wet der natueren elc verbiedt.
Sephora
Tmost dan ooc quaedt zijn, bedroochmen niet,
380[regelnummer]
alst niet bedriegen yemant zou scaden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Phua
Hoe mach dat zijn?
Sephora
Zo ghy door toorns raden
u Dochter om te verderven sochte
en ic niet looch, maer u by haer brochte.
Phua
Dan waer my scade het niet bedriegen
385[regelnummer]
en waerheyt seggen arger dant liegen.
Sephora
Het liegen en bedriegen waer dan goedt
in sulcken zaeck.
Phua
Hoe wel ic dat kennen moet,Ga naar voetnoot387
prijs ic meer waerheyt eenvuldich en slecht
dan dubbelde logen, al waerse oprecht.
Sephora
390[regelnummer]
Zo doe ic ooc en zou buyten node
zo ongaern bruycken dier vuylheyt snode
als die Artz gebruyct venijn dootelijc,
zo hy doch veel doet tot nut grootelijc.
het woort is om den mensch, die mensch niet om twoort.
395[regelnummer]
als dan een goedt mensch zou werden vermoort,
of men zou in een woort moeten dolen,
waer daer de zond twoort niet bevolen?
Phua
Maer bruycken wy nu al schoon die loghen
en comet den Coning namaels voor oghen,
400[regelnummer]
zo treft ons noch wis die gevreesde doot.
Sephora
Tmach verholen blijven, maer waerheyt bloot
nu te seggen bracht ons vast omt leven.
zouden wy nu door een ancxtich beven
van namaels met het schip te versincken
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
405[regelnummer]
zelf inde zee springen en ons verdrincken?
waer dat niet gedollizeert of geraest?
Phua
s Conincx bode comt weer met snelder haest.
wy moeten gaen, ick volch u vermoeden.Ga naar voetnoot408
voert ghy twoort. De heer schicket ten goeden.
Sephora
410[regelnummer]
Amen, die weet dat wy met dit vercloeckenGa naar voetnoot410
zijn eer en tvolcx nut meer dan tleven soecken,
hy zal afweren tlijden ontschuldich
of stercken met lijtsaemheyt geduldich.
Bode. Stoornis
Ja zeker, zo zachtgens op zetelen?
415[regelnummer]
wat toefdy? zegt ghy oude vetelen?Ga naar voetnoot415
moet die Coning naer u clapstoel toeven?
comt tot hem, of tot u comt bedroeven!
Sephora
Wy waren doende voor onse naeste
en wisten niet dat die Coning zo haeste.
420[regelnummer]
nu gaen wy met u na sConincx woning.
Autor
So quamense beyde voor den Coning,
deden hem eerbiedinge behoorlijck
en wachten ancxtich zijn schelden stoorlijck.Ga naar voetnoot423
die zachse aen met ogen vlammelijck,
425[regelnummer]
sprac met dreygender stemmen grammelijck,
met woorden streng en met fel ghelate.
Aldus:
Rex
Kendt ghy mijn, noch uwen state?
ben ic geen Coning en ghy slavinnen?
zout ghy volghen u en niet mijn sinnen?
430[regelnummer]
wat hebdy gedaen? wat was mijn ghebodt?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ist u ontgaen? ben ick u een spot?
beval ic u niet in der wijfs noden
al de Hebreeusche knechtgens te doden?
die laet ghy leven om giften en baet.
435[regelnummer]
ist dan ooc recht dat ic u leven laet?
Autor
Die harde reen sloech den wijfkens teeder
moedeloos verschrict op daerde neder
met dieper eerbiedinge ootmoedelijck.
doch greep Sephora wat moets spoedelijck
440[regelnummer]
en sprac zedich met duchtich versagen:
Sephora
De Coning doe ons na zijn behaghen,
mach ons maer die ghenade gheborenGa naar voetnoot442
dat u goetheyt zijn maerten wil horen.Ga naar voetnoot443
mijn Heer de Coning gelief te weten
445[regelnummer]
dat wy 't bevel niet hebben vergeten,
noch veel min des Conings gebodt veracht,
maer tvolbrengen was niet in onser macht,
want de Hebreuinnen zijn niet van aert
als d'Egiptsche wijven teder en zaert.Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
oock hebben zy zelf die conste van ontfanghen,
daer door sy niet zeer na ons verlanghen,
maer hebben wel haer knechtgens gebaert,
versteken en voor den doot bewaert,
eer wy daer comen, zo gaen dees dinghen.
455[regelnummer]
dus connen wy tgebot niet volbringen.
vint nu de Coning in ons enich schult,
hy dode ons, wy lijdens met gedult.
Autor
Die zachte antwoordt in 's Conincx ooren
versachten zo zoetgens sijn harde tooren
460[regelnummer]
dat hyse liet gaen zonder te crencken
en bestont ander raedt te bedencken
om de Hebreusche Knechtgens te verdrucken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die twee, verblijt door dit wel ghelucken,
dancten van tbehoedt voor den Coning gram
465[regelnummer]
de Here, daer dees genade afquam,
die zy vreesden met troostelijck betrouwen.
Daerom hy ooc haer huysen ging bouwen,
heur kinderen met vruchtbaerheyt eerde
en (als Israel) hopelijck vermeerde.
besluyt
470[regelnummer]
So ghy ooc, die dit hoort, siet ofte leest,
den Coning des Hemels met harten vreest,
en zuldy daertse Coning niet vresen
noch zijn geboden gehoorsaem wesen
int dienen der vleeschelijcke lusten
475[regelnummer]
en in daertsche Rijcdommen te rusten,
maer weest ooc Vroevrouwen uwer zielen.
der deuchden begeerten wilt niet vernielen,
bercht en voedt het manlijck verstant,Ga naar voetnoot478
zo wasset en brengt u Int hemelsch Lant.
Finis |
|