Het roerspel en de comedies van Coornhert
(1955)–D.V. Coornhert– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||
T'Roerspel vande Kettersche Werelt,die metten lippen den God des Hemels, maar metter herten 't gheldt, des werelts God, dient ende eert. Ghemaackt eertijdts door D.V.C. Eccles 10. 19. Math. 6. 24 Ter Goude By Jaspar Tournay. Int Jaar 1590.
Een Troerspel vande Kettersche werelt | |||||||||||||||||||||||||
Personagien
| |||||||||||||||||||||||||
Eerste handeling. I uytkomen.
Loghen. Prijzende haar zelven met verachtinghe der waarheydt.
Want ick u oyt hebbe verlustight met kluchten,
Met beuselmart, fabels en nieuwe geruchten,Ga naar voetnoot2
Oock oorbaarlijck geweest ben in uwer kisten,Ga naar voetnoot3
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||
Met lieghen, bedrieghen en hendighe listen,
5[regelnummer]
En u daar boven noch int decken van schande,
Eerloos zijnde, de eerlijcxte maack vanden lande,
Zo twyfel ick niet, of mijn verdiende jonste
Doet u willigh horen mijn lieghen opt ronste,
Niet alleen te blusschen elcx quaadt vermoeden,
10[regelnummer]
Maar my oock met recht te pryzen byden vroeden.
Ga naar margenoot+Op dat ghy dan (wie ick ben) weten zoudt moghen,
Zo hoort eerst mynen name, men heet my loghen,Ga naar voetnoot12
Dat is een valsche schijn van woordt ofte daadt.
Dees trecken mijn nyders, oock lieghende, int quaadtGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
En zeggen: loghen komt wel op, maar gaat niet voort,
Hy werdt niet oudt, maar jonck van waarheydt vermoort,
Met meer loghens, die zy my t'onrecht naar gheven,
Want is dat waar, hoe koom ick dan noch te leven?
Ick, die Adam al int paradijs verblinde,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Oock in Hemel by Lucifer had bewinde,Ga naar voetnoot20
Lang te voren, daar hy door my uyt is gheraackt?
Ist dan oock dat de plaats of d'outheydt edel maackt,
Naar des eeldoms of Romeynsche roemen,Ga naar voetnoot23
Zo magh ick my wel d'eelste op aardtrijck noemen.
25[regelnummer]
Ick zwyghe noch d'edelheydt van mynen vader,Ga naar voetnoot25
Die een Enghel Godes was, want dits allegader
Buyten mijn toedoen en zonder mijn eyghen deught.
Maar hoort mijn daden, op dat ghy my pryzen meught.
God sprack daar boven, wie zal Achab bedrieghen?Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Hier was ick flucx by en vermat my te lieghen,
Als een valsche gheest in zijnder Propheten mondt.Ga naar voetnoot31
Die Heer zey tot my: ghaat heen, ghy moghet en kondt.
Merckt ghyt nu, inden Hemel is mijn woninghe.
God zelf bruyckt mynen dienst, dits een eeren kroninge,
35[regelnummer]
Magh hem nu yemandt te recht mijnder oock schamen?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||
Zo zandt hy my oock met Jonas in zijnder namen
Naar Ninive tot zo menigh duyzendt hoofden.
Maar want zy de zalighe loghen gheloofden
Ghingt hen bet dan Achab, de stadt bleef behouwen,
40[regelnummer]
Dies was de hoveerdighe Jonas vol rouwen.Ga naar voetnoot36-40
Ben ick dan elck eerlijck, wie maack ick schandelijck?
Abraham ghebruyckte my oock verstandelijck,Ga naar voetnoot42
Als hy Sara noemde zijn zuster te wezen.
Maar hoe hoogh zijn de vroedtwijfs door my gheprezen
45[regelnummer]
Die in Egipten Pharao fijn bedroghen?
God ghing haar omt lieghen in eeren verhoghen.Ga naar voetnoot44-46
Oock quam Rahab door my int Joodtsche gheslachte,
Die den verspieders weer uyt Jericho brachte.Ga naar voetnoot47-48
Zandt God Samuel oock niet als een gheveynsde?
50[regelnummer]
De schijn was offer; zijn hert wat anders peynde.
David most Koning zijn, dat hulp ick u helen.Ga naar voetnoot49-51
Hy bruyckte mijn dubbelheydt door Godes bevelen
En niet uyt zich zelfs, 't was God een welbehaghen.
Zoud ick al 't ander noemen, het liep veel daghen.
55[regelnummer]
Ist dan oock eere den vyandt te verwinnen,
Zo maghmen niemandt victoriozer vinnen
Dan de loghen, die verwint leeu, rues, noch beer,Ga naar voetnoot57
Noch Koningh, noch begheerte (dit achtmen eere)
Als Sampson, David, Socrates, Alexander.
60[regelnummer]
O neen, hy dempt der stercken meeste onderstander,Ga naar voetnoot60
Die den krancken schijnt te stercken door zijn klaarheydt,
Want ick verwin de onverwinnelyke waarheydt.
Zo daar staat: wy ginghen ons herten loghens kallen,Ga naar voetnoot63
En de waarheydt is opter straten ghevallen.
65[regelnummer]
Ende noch, zy hebben waarheydt in loghen verkeert.Ga naar voetnoot65
Zo is dan de waarheydt ghekleynt en ick vermeert.
Maar hoe magh yemants macht doch eerlyker blijcken,
Dan die d'alder sterckste verwint en doet wijcken?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||
Dit doe ick, ick dwing d'alder stercxste vyanden.
70[regelnummer]
En behaal eere, daar zy 't velt ruymt met schanden.
Merckt ghy ons gheboort, ten zal u niet verwonderen,
De waarheydt spruyt uyt der aarden van onderen
Als David tuyght, en mijn vader komt van boven,Ga naar voetnoot73
Daarom wordt de waarheydt licht van my verschoven.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Twyfeltmen noch aan mijn moghende waardigheydt?
Ziet wiemen meest dient, zo blijckt de rechtvaardigheydt,
Wie meest werdt gheeert, ghehanteert en bemint.Ga naar voetnoot77
Volght my den meesten hoop niet, alsment wel verzint?
Wat zeg ick meesten hoop? het dient my al eendrachtigh,
80[regelnummer]
Want alle menschen (zeydt David) zijn loghenachtigh,Ga naar voetnoot80
Oock zijn mijn dienaars door my in grooter waarden,
Rijck, machtigh, weeldigh en Heeren vander aarden.
Dat meyn ick, betuyghen alle Boecken van outs.
Maar zegt my doch, O heylighe waarheyd, Godwouts,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Hoe kondy eenighsins eerlijck ofte goedt zijn,
Ghemerckt de meeste quaden van u ghebroet zijn?
Vintmen oock boven den twist eenigh argher quaat?
Nu zeytmen: weldaat baart vruntschappe, maar waarheyt haat.
Mijn volck mint my: wie de loghen dient, die vaart wel,
90[regelnummer]
Maar de waarheyd geeft haar dienaars deerlijck gequel.
Zy maacktse ellendigh, veracht, vervolght en benijdt,
Met schanden, met pijn, met verdriet loont hy altijdt.
Waar bracht zy Micheam? in boeyens bewonden.Ga naar voetnoot93
Waar bracht zy Achior? aanden boom ghebonden.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Waar quam Jeremias door des waarheydts eeuwen?Ga naar voetnoot95
Inden put. waar Daniel? inden kuyl der Leeuwen.Ga naar voetnoot96
Mocht Sant Jans hooft op tafel uws diensts niet beweenen?Ga naar voetnoot97
Ick denck Sant Steven danckte u onder den steenen.Ga naar voetnoot98
Loondy u dienaars dus ghetrouwelijck quantsuys?
100[regelnummer]
Wat zeg ick dienaars? U meester hielpt ghy aant cruys.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||
Zegt my waarheydt: loont ghyze dus niet allegader?
Is dit u trouwe, blijckt ghy noch gheen verrader?
Is dit vrunden loon, wat wachten de dienaren?
Maar ick bent, die mijn volck veyligh kan bewaren.
105[regelnummer]
Die my dient krijght lust, eer en groote profyten.
Ick behiel by 't leven den Gabaoniten,Ga naar voetnoot106
Die Josue nutlijck en eerlijck bedroghen.
Is Bethulien den doodt niet fijn ontvloghen
Deurt lieghen en bedrieghen van Judith gheprezen?Ga naar voetnoot108-109
110[regelnummer]
Wie heeft zulck feyt oyt vande waarheydt ghelezen?
Hoe listigh dede Chusai Absolon vertraghen.
Zonder my, de zoon had den vader verslaghen.Ga naar voetnoot111-112
Wie doet dan ter werelt lang en eerlijck leven?
De loghen! wie doet hier zeer deerlijck sneven?
115[regelnummer]
De waarheyd! wie doet smerte, schande en doot ghedogen?
De waarheydt! wie brengt hier tot eeren? de loghen.
Boven waarheydts knaghen en wroeghen onrustigh,
Zo is zy zorghlijck, verdrietigh en onlustigh.
Wat macht heeft hy om wreken? hy is eenvuldigh.
120[regelnummer]
Wat is zijn hooghste lust? in lyden gheduldigh.
Dus is hy eenzaam, in als hem zelven ghelijck.Ga naar voetnoot121
Altijdt zingtmen 't oude deuntgen in zijn muzijck.
Maar hoe sterck ben ick door gherieflyke treecken!Ga naar voetnoot123
Hoe liefghetal doort verscheyden en lieflijck smeecken!Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Hoe lustigh door mijn eeuwighe verandering!
Ist dan wonder dat op dees aardtsche wandering
Des loghens broot (zo Salomon zeydt) dus zoet smaackt?Ga naar voetnoot127
Tis oock 't gemeenste, twelck my vrolijck van moet maact.
Maar waarheydt is zeltzaam vol leedts vol schennisse,
130[regelnummer]
Want op aarden is waarheydt noch Godes kennisse.Ga naar voetnoot130
Ben icx dan alleen, elckerlijcx Sant en heyligh,
Eerwaardigh, vrolijck, nut, lustigh, zoet en veyligh,
Zo ben ick de Heere vander werelt verheven,
Diemen t'onrecht schandt en oneer na wil gheven.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||
Eerste handeling. IJ uytkomen.Loghen zendt het Ghelt als zijn Apostel om al de werelt te verleyden.
Ghelt. Loghen.
135[regelnummer]
Hier moest ick mijn meester zoecken
In duyster winckelen en hoecken,
Daar hyt al met blinde doecken,
Fijn kan verblinden.
Ick helpt hem listigh verkloecken,
140[regelnummer]
Elck leest begheerlijck ons boecken,
Die zy te spade vervloecken,
Met veel ellenden.
Daar zie ick hem t'mywaarts wenden,
Wildy mijns?
Loghen
Ick moet u zenden
145[regelnummer]
Om al de werelt te schenden
Met valsche vonden.Ga naar voetnoot146
Ghaat op al d'aartrijcx enden,
By volck van ydelheydts benden,Ga naar voetnoot148
By vreemden en onbekenden,
150[regelnummer]
Mijn leer verkonden.
De stercken maackt kranck met wonden.
Zendt duyvels in 's menschen gronden.Ga naar voetnoot152
Doodtze die levendigh stonden.
Verkoopt bedroeven.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Spreeckt listigh, veylt met twee monden,
De kist vol ghelts, 't hert vol zonden.
Gheeft ghout en zilver by ponden
Hoeren en boeven.
Doet [u] vast aan 't herte schroeven.
160[regelnummer]
Loopt dan weer wegh zonder toeven.
Door hoogh teren doet behoeven
En ghierigh ghapen.
Laet u onghenoeghen proeven.
Mijdt die u eertijdts begroeven.
165[regelnummer]
Speelt valscheydt, bruyckt list int troeven.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||
En scerpt u wapen.
Streckt een wolf onder den schapen.
Het vet eet, haar bloet wildt lapen.Ga naar voetnoot168
Maackt twist, verdrijft rustigh slapen.
170[regelnummer]
Doet u besuren.
Laat woecker meest van u rapen.
Deylt u gheweldighe knapen.Ga naar voetnoot172
'T bedroch magh u reste schrapen
In valsche schuren.
175[regelnummer]
Belooft trou tot alder uren,
Maar wijckt flucx, wilt nerghens duren.
Speelt meesterlijck u kuren
Bercht u secreten.
Lieght, bedrieght, wilt onrecht sturen.
180[regelnummer]
Veynst u Godlijck van naturen.
Verleydt vrunden en gheburen.
Doet God vergheten.
Roemkonstigh wilt hoogh vermeten,
Maar schout de rechte Propheten,
185[regelnummer]
Want deze u oyt verbeten,Ga naar voetnoot185
En heel verachten.
Vernielt dees plompe Poëten,
Gheeft haer zuyr broodt, magher teten,
Door arbeyt vermoeyt int zweeten,
190[regelnummer]
Met zware klachten.
Eert boosheydt, doet deught versmachten.
Zijt een God in 's volcx ghedachten.
Mijn gheest wonderlijck van machten
Zal met u wezen.
Ghelt
Ich doet by daghen by nachten
195[regelnummer]
Belieft u meer?
Ghelt
Tis zonder vreezen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||
Dats een aardigh les ghelezen.
Waart verstaan, ick waar misprezen.Ga naar voetnoot199
| |||||||||||||||||||||||||
Eerste handeling. IIJ uytkomen
Zeltsaam Al de werelt. Ghelt.
[Zeltsaam]
200[regelnummer]
Wat macher te doen zijn buurman, zalmer preken?
Al de werelt
Dat jaacht my hier. ick hebber af horen spreken
Subtyle treken, en wonderlyke dinghen.
Dees Predicant werdt schier by een God gheleken,
Zo treffelyke reden weet hy by te bringhen.
205[regelnummer]
Ick en kan mijn nieugierigheydt nau bedwinghen.
Die zal my doen dringhen om een goede stede.
Zeltsaam
Mij verlangt oock zeer, dies spoede ick my gheringhen.Ga naar voetnoot207
Al de werelt
Elck schick zich neer, hy staat al om preken rede.
Ghelt
Zaligheydt, weelde, rust, ghezondtheydt en vrede,
210[regelnummer]
Een lang leven mede wensch ick u op aarden.
Amen, dat moet zo zijn, u gheschie na mijn bede.
Ziende, vrunden, datter veel secten openbaarden,
Die u tot verwerring jammerlijck beswaarden,
Quam ick hier met vaarden om u te behoedenGa naar voetnoot214
215[regelnummer]
En waarschuwen, eer zij u tot hen vergaarden.
De mensch, zeggen zy, behoeft tweereley goeden
Tot lijf en ziel. des gheests have zy vermoeden,
Zalmen na spoeden en des lichaams verlaten.
Merckt doch, hoe dees verdoolde menschen verwoeden.Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Zondigh zijnde, zoecken zy dueghdt boven maten.
Waart nu dat zy d'uyterlyke goeden haten,
Niet droncken noch aten, moesten zy niet sterven?
Wat magh dan 't benaarstighen der dueghden baten?
Diemen door nootdrufts ghebreck eewigh moet derven?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||
225[regelnummer]
Maar laatse noch rijck zijn van huyzen en erven,
Wie zietmen verwerven de dueghdt die zy droomen?
Zy leeren elcx hert moet ten Hemelwaart swerven,
Den vyandt minnen, en 't begheeren betoomen.Ga naar voetnoot227-228
Wie wordt dit? wie is dit? wie magh hier toe komen?
230[regelnummer]
Waar heeft menze vernomen, die zulcx verkreghen?
Gheen mensch is volmaackt, zy lieghen diet hen roemen.Ga naar voetnoot231
Dus quellen zyt lijf, en 't hert blijft tot quaadt gheneghen.
Vliet dan dees nieu secten, volcht u ouders weghen
Die naarstigh pleghen alleen naar 't ghelt te poghen.
235[regelnummer]
Daar is heyl van lijf en van ziel in ghelegen.
Ghelooft my niet, maar tast en ziet het voor oghen.
Men behoeft geen tweederley goedt. welvaarts vermogen
Staat ongheloghen aan ghelt, dat zal ick beweren.
Zaligheydt is gheen pijn aan 't lijf te ghedoghen,
240[regelnummer]
Met verkryghinghe van al des herten begheren.
De penninck magh alleen den noodtruft af keren,
Gheeft kost en kleren zonder arbeydt of ghequel,
En doet met ghemack eens anders zweet verteren,
Vrunden vermeren en vernielt vyanden fel.
245[regelnummer]
'T gout maact konstighe meesters voor zieckt of ghezwel,
Barmhertighe rechters teghens slimme daden.Ga naar voetnoot246
Rijckdom is den Hemel, armoed d'eenighe hel.
De rijcke magh 't lijf in rust, 't hert in lust baden.
Hy derft pijn, en kan oock 't begheren verzaden
250[regelnummer]
Met vroecht, genoecht en spel na wenschen tot zijn gerijf,
Dus blijckt zo 't ghelt vrolijck maact en vrijt van quaden,
Dat de ronde God zalight aan ziel ende aan lijf.Ga naar voetnoot252
Men maght zien en voelen, tghelt krijght met spoedigheyd
Alle overvloedigheydt van spyze en dranck,
255[regelnummer]
Heerlyke huyzen, kleeders vol hoogmoedigheydt,
Elck dient met goedigheydt rijcken om ghelts gheklanck.
Die gebruyken vrouwen, gebraat, wijn, snaarspel en zanck.
Alle wellustigheydt staat heel in zijn ghewout.
Tis nu een gulden werelt, de gulden heeft nu ghanck,
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||
260[regelnummer]
Elckerlijc dient, eert en mint, elck begeert het gout.
Doort gout schijnt de nar wijs, de schalck vroom, de blode stout.
Tgout is des werelts ziel, die dat heeft, krijght al tbedrijf.
Hy vint het, die 't ghelt bezit en daar op betrout,
Dat de ronde God zalight aan ziel ende aan lijf.
265[regelnummer]
Die dees God heeft is zaligh, hem magh niet krencken.
Wat kan hy bedencken ten staat op hem en wacht?
Zoeckt hy tuyghen, bystant, dienaars, naar zijn wencken,
Door gheven en schencken werdt shertsen wensch volbracht.
Maar der armen leven is ellendigh vol klacht,
270[regelnummer]
Een gheldeloos is vrundeloos, dees sterft als hy leeft.Ga naar voetnoot270
Zijn wijsheydt blijft verloren, zijn dueght werdt veracht.
'T ghelt ist daar door men eer, lust, macht en eeldom heeft.
Die ghelt heeft krijght al zijn wil, elck hem nicht en neeft,Ga naar voetnoot273
Al waart oock hoer, dief of een snoode en valsch katijf.Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Ghy merckt dan (nu 't gelt hertgen wat begheerdy geeft)
Dat de ronde God zalight aan ziel ende aan lijf.
Twyfeltmen noch aan 't gheen, dat elck eens doen vermelt,
Om dattet mijn mondt vertelt, zoudyt daarom myden?
Hoort Salomon: alle dinghen ghehoorzamen 't ghelt.Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
De rijcke regeert met ghewelt, d'arme moet lyden.
'T ghelt doet dan oock in staat, macht en hoogheydt ryden.
Kan 't gelt niet als de wijsheydt beschermen voor quaadt?
Goede arme trueren, quade rijcke verblyden.
Gheluckighe dwazen behoeven wijsheydt noch raadt.
285[regelnummer]
Gods zeghen maact rijdt, daar hem 't hert dan op verlaat.
Waar God mede zeghent, moet goedt zijn, buyten ghekijf.
Merct dan (nu men doort gelt komt tot macht, eer en staat)
Dat de ronde God zalight aan ziele ende aan lijf.
Prince
Der Princen personen worden van elck gheeert,
290[regelnummer]
Die handen smeert, magh veel vrunden ghelijck sommen.Ga naar voetnoot290
Tis de ghever al open, hy krijght zijn begheert.
Daar gifte verkeert, moet het recht door practijc krommen.
Tghebedt met aalmis is reyn, al zoudt uyt slijck kommen.
Aalmis verlost vander doodt ende reynight van zonden.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||
295[regelnummer]
Dus zijn der zielen verlossing des mans rijckdommen.
'T ghebedt des ghelts werdt verhoort tot allen stonden.
Wat zoectmen doch dat door 't ghelt niet werdt gevonden?
Krijght elck zijn volle luste niet door den gulden schijf?
Dus heb ick betoont en maght met recht verkonden,
300[regelnummer]
Dat de ronde God zalight aan ziel ende aan lijf.
Vliet dan secten, volght zuyver leer, man en wijf.
Want die staat zo stijf op schriftuur als op reden.
Maar wat noodt ist dat ick lang in dees tema blijf?
Wat wil ick bewijzen? dat het dagh is heden?
305[regelnummer]
Dat ick hier sta? Dat ghyluy zit daar beneden?
Want elckerlijcx zeden noch klaarder betoonen,
Dat het ghelt lijf en ziel verlustight met vreden.
Wildy vyanden krencken? 't ghelt kanze hoonen.
Wildy vrunden helpen? eertse met gouden kroonen.
310[regelnummer]
Zoeckt ghy welvaart voor u zonen? doet mijn ghebodt,
Dient het ghelt, dat kan weeldigh na wensche loonen.
Haackt elcx arbeyt, konst en leering niet na 't gulden lot?
Wie droomt, wie denckt, wie hoopt, wie zoect ander ghenot,
Dan den ronden God? den ronden God van 't aardrijck rondt?
315[regelnummer]
Maar vrunden, op dat uwer niemandt en bespot,
Zo doet als de verstandighen in ons verbondt,
Mint het ghelt metter herten, scheldet met den mondt.
Bedeckt uwen gront. Laat die gheen ander kennen.Ga naar voetnoot318
Want al dient en mint elck den penninck t'alder stondt,
320[regelnummer]
Noch wil altijdt de Duvel den nicker schennen.
Zy schelden 't ghelt meest, die daar gierighst na rennen.
Die den woeckerwaghen mennen ofte wisselbanck,
Spreken meest van God, daar wilt u mondt toe wennen.
Slacht de ydel tonnen, die gheven den hooghsten klanck.Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Van God, ziel, hemel en hel zy altijdt u sanck,
Maar ruymt met stanck, alst gelt kost; dan toont u treken.
Veynst u Godvruchtigh, neemt dickwijl ter kercken ganck,
Hoort daghelijcx (als goede kersten) mis en preken.
Maar zonderling wilt veel van conscientij spreken.Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Oock met troostelijck smeken int licht aalmis deelen.
Zo krijghdy 't gheloof. wat magh u dan ontbreken?
Dan mooghdy lieghen, bedrieghen, rooven en stelen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||
Dit zy u werck, dat u woordt om dit te heelen.
Zo krijghdy ghelt en juweelen buyten blamen.
335[regelnummer]
Dat zal u van noodt vryen en na wensch met spelen,
Van d'een wellust tot den anderen verzamen.
Dit gon u 't aartsche gheluck, mijn moeder, Amen.
| |||||||||||||||||||||||||
Eerste handeling. IIIJ. uytkomen
Al de werelt. Zeltsaam.
[Al de werelt]
Myn daghen hoorde ick noyt warachtigher zaken.
Hoe behaaght u dat buurman?
Zeltsaam
Voor list is te vreezen.
340[regelnummer]
Wat een niet en kent, zal hy pryzen noch laken.
Al de werelt
Mijn daghen hoorde ick noyt warachtigher zaken.
Dats een sermoon.
Zeltsaam
'Twelck my niet en kan vermaken,
Men en magh gheen hertzeer met plaasters ghenezen.
Al de werelt
Mijn daghen hoord' ick noyt warachtigher zaken.
345[regelnummer]
Hoe behaagt u dat buurman?
Zeltsaam
Voor list is te vreezen.
'T gaat qualijck daar 't ghelt boven dueght werdt geprezen.
Blijfdy, of wildy me? ick moet thuys wezen.
Al de werelt
Ick blijf noch.
Zeltsaam
Adieu dan buurman. Gods gheest uytghelezen
Wil ons door zijn waarheydt van twyfel ghenezen.
Zeltsaam gaat binnen.
| |||||||||||||||||||||||||
Eerste handeling. V uytkomen
Al de werelt
350[regelnummer]
Daar gaat hy binnen. o plompe ruyde zinnen,Ga naar voetnoot350
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||
Slechte duypen, wat zalmen met u beghinnen?Ga naar voetnoot351
Verstady dat niet? hoe maghment grover spinnen,
'T weeldigh ghelt te minnen boven beroyde deught,
Wie ziet niet dat dueght quelt en rijckdom verheught?
355[regelnummer]
De goede zit voor de kerck, de rijcke leeft in vreucht,Ga naar voetnoot355
In rusten, in lusten, in blyschap, in gheneucht.
Nu ghy dat niet en meught, arm bloet, blijft in u dromen.
Menich verzuymt zijn welvaart door onnut schromen.
Dats een loflijck sermoen, 't zal my altijdt vromen.
360[regelnummer]
'T ghelt is d'aartsche God, maar ick heb niet vernomen
Hoemer licht aan magh komen. dat waar best ghevraaght.
Lang te ontberen, dat boven al behaaght,
Is 't grootste mishaghen, dat eenigh mensche plaaght.
Dus moet voor al vernomen zijn hoemens belaaght,
365[regelnummer]
En waarment bejaaght, dit houdt my noch wat belaan.Ga naar voetnoot365
Sprake ick den leeraar eens, mijn twijfel waar ghedaan.
Hy is zelfs in stadt, zeydtmen, tot hem wil ick ghaan.
Die zalt my verklaren, en ghoedtlijck doen verstaan.
| |||||||||||||||||||||||||
Eerste handeling. VJ uytkomen
Loghen komt uyte
Al de werelt. Loghen.
[Al de werelt]
Ziet doch, daar ick af vermaan, komt hier rechts opt slagh.Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
God groet u mijn Heere.
Loghen
God gheef u goeden dagh.
Hoe ghaan de zaken al? zydy uyt u gheklagh?
Volghdy ons leering noch, zo u vader oyt plagh?
Al de werelt
Mijn hert verblyde my, Heere, als ick u zagh.
Want het in twyfel lagh en was rechts op weghen
375[regelnummer]
Om mijn Heer te zoecken. nu quaamdy my teghen.
Ick ben onrustigh, tis noch niet al te deghen.
Nochtans is hert en moedt tot het ghelt gheneghen.
Maar hoe dat werdt verkreghen is my verholen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||
Loghen
Dat krijghdy ghenoegh, doet zo u werdt bevolen.
380[regelnummer]
Nu ghy zo veel verstaan hebt in onze scholen
Dat rijckdom zaligheydt is, mooghdy niet dolen.
Maar zult met u zolen ghaan op weeldighe paden.
Hoort dan zoon, ick zal u van als wel beraden.
Daar zijn vier makelaars, die met rijckdom verzaden,
385[regelnummer]
Bedrogh, dieft, woecker en roof, gheweldigh van daden.
Roof is eerlijck by Princen (ick meyn die quaden)
Hy staat oock armen in staden, maar tis met duchten,
Want de straatschenner moet altijdt anxtigh vluchten.
Woecker is ghewis, maar schandelijck van gheruchten.
390[regelnummer]
Dieft is veyligh int gros, en krijght wellusts vruchten,
Want hy steelt dan met cluchten zo grote hopen,
Dat hy zich met de helft vande galghe magh kopen.
Doch zietmen arm dieven veel aan een dweershout knopen.
Kleyn diefkens hangtmen, de grote laatmen lopen.
395[regelnummer]
Maar voort bedrogh ist al open, hem prijs ick meest.
Dees maackt rijck, zonder datmen straf of schande vreest.
Al breket uyt, tis eer, men noemt u een kloeck gheest.
De bedriegher is loos, de bedroghen een grof beest.
Is hy daar eens gheweest, hy leerts hem voorts wachten,Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Waar hy niet dwaas, die zijn waar wilde verachten?
Dus leert Salomon om 't wroeghen te verzachten,
Weest niet al te rechtvaardigh in u ghedachten.Ga naar voetnoot402
Dus zijn bedroghs crachten dick goet, dats licht om togen.
Zo heeft Rebecca Isaac dueghdelijck bedroghen.Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Jahel Sisara, Michol Saul. Dus blijckt voor oghenGa naar voetnoot405
Na schriftuurs vermoghen tot machtigh veel steden,
Dat bedrogh eerlijck is, nut, vol dueghdelijckheden.
Dees zal u dan best tot rijckdom konnen leden.
Want hy is listigh, hendigh en loos van zeden.
410[regelnummer]
Hy verdrijft de reden om zijn eyghen bate.
Ick zal hem u doen ghebruycken vroech en late.
Daar by noch een eerbaar man, zoet van prate,
Hoogh gheacht, en bemint, ghenaamt Grooten State.
Dees zal u boven mate rijck en groot doen schynen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||
415[regelnummer]
Des werelts cadetten zijn meest al zijn cousynen.Ga naar voetnoot415
Door hem zult ghy by groote hanssen kennis vynen,Ga naar voetnoot416
Door kennis gheloof, door 't gheloof ghelt in u schrynen,
Door 't ghelt weelde, en door weelde vryheydt van pynen.
Dan zydy oock recht zaligh als alle de mynen.
420[regelnummer]
Hier help ick u aen, volght my achter de gordynen.
| |||||||||||||||||||||||||
Tweede handeling. J uytkomen
Bedroch
Hoe reyn hoe net?
Veel behoeven, een vrouwe
'T heeft gheen belet,Ga naar voetnoot421
Bedroch
ist wilt int net?
Veel behoeven, een vrouwe
alsmer op let,
Bedroch
Hy zocht de laghen.Ga naar voetnoot423
Veel behoeven, een vrouwe
Zijn onverstant,
Bedroch
daar wy in laghen.
Veel behoeven, een vrouwe
spoort onderstant,Ga naar voetnoot424
Bedroch
425[regelnummer]
Ons Predicant,Ga naar voetnoot425
Veel behoeven, een vrouwe
Die hem tot zonden.
Bedroch
helpt hem van cant,
Veel behoeven, een vrouwe
nu heeft ghezonden.
Bedroch
Volghde hy niet ras,
Veel behoeven, een vrouwe
Veel te pas?
Bedroch
int zondigh marras
Veel behoeven, een vrouwe
ons compas?
Bedroch
Dorst hy niet waghen?
Veel behoeven, een vrouwe
Hoe reyn hoe net?
Bedroch
430[regelnummer]
voor wint voor waghen?Ga naar voetnoot430
Veel behoeven, een vrouwe
ist wildt int net?
Bedroch
'T heeft gheen belet,
Veel behoeven, een vrouwe
Hy zocht de laghen.
Bedroch
alsmer op let,
Veel behoeven, een vrouwe
daar wy in laghen.
Bedroch
Zijn wegh schijnt wijt,
Veel behoeven, een vrouwe
Hy zoeckt jolijt,
Bedroch
't eynde is verwijt,
Veel behoeven, een vrouwe
die haastigh lijt,Ga naar voetnoot434
Bedroch
435[regelnummer]
Men zal hem plaghen.
Veel behoeven, een vrouwe
Hy volght zijn hert,
Bedroch
zo wy oyt plaghen.
Veel behoeven, een vrouwe
't valt hem noch hert,
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||
Bedroch
Als hy eens wert,
Veel behoeven, een vrouwe
Met vlam bewonden,
Bedroch
zondigh verwert,
Veel behoeven, een vrouwe
eeuwigh vol wonden.
Bedroch
Hoe reyn hoe net?
Veel behoeven, een vrouwe
'T heeft gheen belet.
Bedroch
440[regelnummer]
ist wildt int net?
Veel behoeven, een vrouwe
alsmer op let.
Bedroch
Hy zocht de laghen.
Veel behoeven, een vrouwe
Zijn onverstant,
Bedroch
daar wy in laghen.
Veel behoeven, een vrouwe
spoort onderstant,
Bedroch
Ons Predicant,
Veel behoeven, een vrouwe
Die hem tot zonden,
Bedroch
444[regelnummer]
helpt hem van cant,
Veel behoeven, een vrouwe
nu heeft ghezonden.
Bedroch
445[regelnummer]
Wy zijn bey in hure, vast aan hem ghebonden.
Veel beh.
Konst hy ons nature, hy liet ons verbonden.
Bedroch
Al de werelt zal ons ghebruycken talder stonden.
Veel beh.
Zy myden ons vuycken dat zy ons doen verstonden.Ga naar voetnoot448
Bedroch
Doe ick niet tellen Croonen en Jochemdalen.Ga naar voetnoot449
Veel beh.
450[regelnummer]
Doet ghy niet ter hellen int verdoemen dalen.
Bedroch
Rijckdom werdt door my verworven en ghevonden.
Veel beh.
De ziel werdt oock bedorven door u valsche vonden.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||
Int helsch bedroeven doedy elcx ersgat verstalen.Ga naar voetnoot453
Bedroch
Doort veel behoeven de groote dieven oyt stalen.
455[regelnummer]
Al 't meeste bedroch komt uyt veel behoevens noot.
Veel beh.
Ick kent u noch, ghy zijt mijn beste speelghenoot.
Want valscheyds ghewin moetmen voor my betalen.
Bedroch
Ghy kondt uwen zin wel meesterlyck vertalen.
Ghy draghet goetgen uyt
Veel beh.
En ghy vult den schoot.
460[regelnummer]
Arghlistighe guyt die noyt verwe en schoot.Ga naar voetnoot460
Bedroch
Ghezelle van boosheydt, waar woondy by vromen?
Veel beh.
Wie bruyct doch u loosheydt dattet hem magh vromen?
Bedroch
Helpt u hoogh teren niet vande wal in sloot?
Veel beh.
Wat moght vroom armoey deren, datmer u uytsloot?
Bedroch
465[regelnummer]
Gheen goede mannen zullen zich uwer beromen.
Men hoort u te bannen naar de stad van romen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||
Veel beh.
O waart ghy dan mijn ghezelle, ick reysder garen.
Gheen armoets ghequelle zou by ons vergaren.
Ghy condt elck pluysteren. O bedrieghlijck komen.Ga naar voetnoot469
Bedroch
470[regelnummer]
Zacht, laat my luysteren, hy zal haast buyten
Ick magh hem horen, dus wilt niet meer openbaren.
Quaamt hem te voren, hy zoud' vreemdelijck misbaren.
Ja, heel van ons scheyden en elders ghaan varen.
Men moet hem voor ons beyden gheensins vervaren.
Veel beh.
475[regelnummer]
Wy willen hem wieghen, als gheesten die } waren.
Bedroch
Ick zal hem doen bedrieghen in alle zijn } waren.
Ghy kondt door lieghen 't goet meren en be- } waren.
Dus wilt binnen vlieghen, my docht zy daar } waren.
| |||||||||||||||||||||||||
Tweede handeling. IJ uytkomenGa naar voetnootII 2
Al de werelt. Hooghe staat. Veel behoeven.
[Al de werelt]
O wat blyder leven zal ick nu beproeven
480[regelnummer]
Door uwe kennisse, mijn vrundt uytghelezen.
Maar u dochters ghezelschap doet my bedroeven.
Mooghdy dan nerghens wonen zonder veel behoeven?
Moet die dispensier zijn? dit doet my weer vrezen.Ga naar voetnoot483
Grote staat
Waar groote staat woont moet veel behoeven wezen.
485[regelnummer]
Ist gheen ghemeen zegghen, d'eer kost veel te houwen?
Maackt gheen swarigheydt, bedroch kant al ghenezen.
Die voedt veel behoeven door list vol ontrouwen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||
Magh behoeft een pint, bedroch zal stoopen brouwen.Ga naar voetnoot488
Wat schaat groot behoef, daar bedroch overvloedich wint?
490[regelnummer]
Dees zal al 't spel dryven, dies zuldy aanschouwen
Rijckdom en weelde. want hys licht en spoedigh vint.
Ghy zult my noch dancken (die ghy hooghmoedigh mint)
Als ick u nieuwe pomp en kosten zal leerenGa naar voetnoot493
En behoeft vergroot die 't ghoedt onbehoedigh slindt
495[regelnummer]
Door pronck, leckerheydt, ende boven alle man t'eeren.Ga naar voetnoot495
Al de werelt
Zoud' ick door 't ghewin veel behoevens begheren?
Grote staat
Zoudy niet? bedroch zalt u hoopelijck winnen,
Veel behoeft uytgheven en ick staat vermeeren.
Dan zalt u zelf verdrieten met hert en zinnen,
500[regelnummer]
Yemandt boven u in grooter pracht te kinnen.
U zal lusten hoogher styghen vroegh en late.
Ick doe den Koopman des eeldoms pomp beminnen,
D'eelman des ridders, den Ridder baroenen state,
De Baroen wil Graaf zijn, dees Hertoogh t'zijnder bate,
505[regelnummer]
Daar na gaatmen de kroon, voorts t'Keyzerdom verbeyden,
Dan den Keyzers ghebieden, heeft dit oock mate?
Koopt dan vry landen, hoeven en heerlickheden,
Plant boomgaarden, lusthoven d'ooghen te weyden.
Timmert huyzen heerlijck na tshertsen behaghen,
510[regelnummer]
En stelt u neer of ghy nemmermeer zoudt scheyden.
Houdt zanghers, hoeren, en zots die u kapproen draghen.Ga naar voetnoot511
Steect, breect, tuyscht, ruyscht, wilt oock vlieghen en jagen.Ga naar voetnoot512
Volght ws hertsen wensch, dan zuldy zaligh leven.
Al de werelt
Ghy maact my lustigh, dat sweer ick by gans daghen,Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
My ontbreeckt niet om my tot vreughden te gheven,
Dan de kennisse van u dochter verheven,
En van Bedroch, die my 't ghelt zal doen aankleven.
Grote staat
Dats al recht, die werdt uwe lusten verzader,
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||
Hier is mijn dochter, zy komt ons rechts beneven,
520[regelnummer]
Komt herwaarts kindt.
| |||||||||||||||||||||||||
Tweede handeling. IIJ uytkomen
Veel behoeven. Grote staat. Al de werelt.
[Veel behoeven]
Wat ghelieft u vader?
Grote staat
Dit zal u Heer, u meester zijn, u weldader,Ga naar voetnoot521
By wien ghy verhuurt zijt zijn huys op te houwen,
Daar af ick u gister sprack om dees tijdt of wat spader;
Wilt hem 't profijt ws diensts een weynigh ontfouwen.
Veel behoeven
525[regelnummer]
Gaarne vader, God behoede u voor rouwen
Waarde Heere.
Al de werelt
Goeden dagh dochter, zijt ghy die meyt
Die by my besteet zijt? magh icx betrouwen,
Dat ghy zo nut zult zijn, als u vader my zeyt?
Veel behoeven
Ghy zullet groter vinden door mijn naarstigheydt.
530[regelnummer]
Mijn vader magh my met eeren pryzen noch laken.Ga naar voetnoot530
Ghy zult haast zelfs my loven met verzocht bescheyt.Ga naar voetnoot531
Al de werelt
Zegt my dan u werck en dienst, wat kondy maken?
Waar toe zuldy my nut zijn in myne zaken?
Grote staat
Met oorlof Heer, dat ick u reden ga breken,Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Ghy zult nu tsamen zonder my wel voort raken.
Dus ga ick thuys, my is noch niet al ghebleken
Wat daar al ghebreck is. Dit dient best doorkeken,
Zo werdt u huys boven al fraay uytghestreken,
Belieft u meer?
Al de werelt
Zoeckt mijn eer.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||
Grote staat
Met zulcke treken,
540[regelnummer]
Datmer over 't ghantsche landt van u zal spreken.
| |||||||||||||||||||||||||
Tweede handeling. IIIJ uytkomen
Veel behoeven. Al de werelt
[Veel behoeven]
Ghy vraaghde naar mijn doen en nut hier te voren.
Wildy antwoort Heere? nu zal ons niemandt storen.
Al de werelt
Wat kondy, laat horen, toont u dienst manierich.Ga naar voetnoot543
Veel behoeven
Ghelijck Heer van schandelyke spaarlijckheydt gierich
545[regelnummer]
Doort begheren vierich niemandt te bet en heeft,
Dies zy altijdt ghehaat, veracht, verworpen sneeft,
Van datter leeft, zo doe ick rechts daar teghen
Door milde tering, dat elck in alle weghen
Jonstigh is gheneghen tot mijns meesters aardigheydt.
550[regelnummer]
Ick doe tvolck wonderen door prachts hovaardigheydt
Die dan met eerwaardigheydt mijn meesters pryzen.
Ick anghel met giften, weet met hoeck aas te spyzen
'T welck tot hoogheyd doet ryzen, zijn dat quaay rancken?
Wie hoogh teert heeft veel ghenieters die hem dancken.
555[regelnummer]
Wat schant magh hem krancken? die huys houdt rijclijck,
Die bont en zyd' draaght, eert hem elck niet ghelykelijck?
Oock schijnt blijckelijck, dat schenck is staten verpachtigh.Ga naar voetnoot557
Schenctmen met macht machtigen, men werd ooc machtich.
Dit is zo warachtigh dattet kinderen verstaan,
560[regelnummer]
Bewijstmen 't gene blijckt, tis moeyte te vergeefs gedaan.
Dus wil ick voorder ghaan en komen op doorbaar.Ga naar voetnoot561
Die dunckt u in my onghelooflijck en zwaar.
Ist niet zo?
Al de werelt
Jaat voorwaar, dat kan ick niet bevroeden.
Veel behoeven
Vintmen oock yet nutters onder 's menschen ghoeden
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||
565[regelnummer]
Dan dat hem doet spoeden om beter te zyne?
Dat het ghoedt meert en gheeft den man een schyne
Weeldigh zonder pyne de best te zijn van allen?
Al de werelt
Toont ghyt zulcx te konnen, weet ghy zo te kallen,
Ghy zult my bevallen, bewijst dat vlitelijck.
Veel behoeven
570[regelnummer]
De beste mensch is 't meeste volck profitelijck
Daer elck hier tijdttelijck meest oorboors af gheniet,
Acht ghy zulck een oock den besten mensche niet,
Die yghelijck hulpe biedt, en niemandt beswaart?
Al de werelt
Ja ick in trouwen.
Veel behoeven
Nu ick by u ben ghepaart
575[regelnummer]
Heb ick u zulcx van aardt te makene ghepast.
Al de werelt
Zou dat Veel behoeven doen? liefde (zeydtmen) vastGa naar voetnoot576
Hongherigh voor een ghast, dees derft om te schencken.
Sparen kan den armen mildelijck bedencken.
Maar Veel behoevens krencken niet dan kommer brout.
Veel behoeven
580[regelnummer]
Hy doet emmers wel die bermhertigh onderhout,Ga naar voetnoot580
Den hongher spijst en deckt de koudt vande armen bloot
Al de werelt
Ja.
Veel behoeven
Die een eerlijck ghezinde, dat uyt honghers noodt,
Zou moeten gaan om broodt, werck en loon bezorghen,
Daar duer zy huyden winnen en teeren morghen,
585[regelnummer]
Zonder lortsen of borghen, met dueghdt en eeren,Ga naar voetnoot585
Als die den bedel schouwende huer zelfs gheneren,
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||
Door arbeyts hanteren, is dit niet beter daadt
Dant noch is den bedel te voeden?
Al de werelt
Zeker Jaat,
Want dit verhoedt met raadt, datter min bedelen,
590[regelnummer]
Met lieren, met zackpypen of met vedelen.Ga naar voetnoot590
Veel behoeven
Dus kan ick veredelen en met doeght bedouwen.
Door my zuldy veel volcx inden arbeydt houwen,
Die anders broodt bidden zouwen als arme zypers.Ga naar voetnoot593
Ick geneer printsnyders, schilders, zanghers en pypers,
595[regelnummer]
Dyamantslypers, boorduerwerckers, juweeliers,
Beeldtsnyders, verwers, goutsmeden en tapessiers,Ga naar voetnoot596
Van aptekers, en kruyeniers werdt ick niet ghelaackt.
Doe icx niet datmen quaartspel, taarling en ballen maact?Ga naar voetnoot598
Maar al waar ick bespraact met duyzent kloecke tongen
600[regelnummer]
Met duyzent kelen daar duyzent stemmen duerdrongen
Luydt en onbedwonghen, alsmen van Stentor gelooft,Ga naar voetnoot601
Die vyftigh mannen met zynder stemmen heeft verdooft,
Ick waar eer af gheslooft, dan icx al mocht verhalen,
Die ick hou werckende, en die ick doe betalen.
Al de werelt
605[regelnummer]
Dees mochten teenemalen wat anders beginnen.
Veel behoeven
Wat?
Al de werelt
Ploeghen, zayen, mayen, nayen, weven, spinnen,
Om den kost te winnen met oorbaarlyke wereken,
Als wy oock in smits, backers en schoenmakers mercken,
Leecken en klercken behoeven al dit nootelijck.
Veel behoeven
610[regelnummer]
Met oorlof meester, ghy doolt hier grootelijck.Ga naar voetnoot610
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||
'T waar elck een doodttelijck, pleechde men alleene
Den noodtruftige ambachten en anders gheene.
Dees zijn slecht en ghemene zonder eer of jonste.
Elck man zouder vijf of zes leeren, tis gheen konste.
615[regelnummer]
Datmen zulcx begonste, wie zou tander behoeven?
Al de werelt
Wat waar meer te wenschen?
Veel behoeven
Wat mocht meer bedroeven?
Niemant zou rijckdom proeven, noch die verwerven.
Al de werelt
Wat noemdy rijckdom?Ga naar voetnoot618
Veel behoeven
Niet dat lustigh is te derven,
Overvloet te erven, door 't ghebruyck van ghelt en schat.
Al de werelt
620[regelnummer]
Tot dees rijcdom is kleyn behoeven 't naaste, padt.
Veel behoeven
Die krijght wel wat, maar doet het gebruyck ontberen.
Zy raapt en schraapt, maar verbiet winst te verteren.Ga naar voetnoot622
Haar krygen meert begeren, haar rijcdom maact arm van moet.
Sparen is een willigh ghebreck. zy leyt midts int ghoed,
625[regelnummer]
Recht als een niere doet, magher zijnde midts int vet.
Wat baat doch rijcdom, als ghy u zelfs 't gebruyck belet.
Waarom steldt elck zijn net en listighe vuycken
Na de rijckdom, dan om die weeldigh te ghebruycken,
Die 't ghoedt dan wil beluycken, 't gelt in kisten bewaart,Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Die 't gheen dat hy heeft ontbeert, derft, mijdt en spaart,
Altijdt zoeckt, wint, verghaart en helet in potten,
Vintmen zotter zots dan deze verzotte zotten?
Oock most lieft vermotten, ja heel verloren zijn.
Elck zoude hem zelfs, niemandt een ander gheboren zijn.Ga naar voetnoot634
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||
635[regelnummer]
Wat zouder te voren zijn, wie zou anderen baat doen?Ga naar voetnoot635
Wie zou tot eens anders behulp, raadt of daadt spoen?
Mochtmen meerder quaadt broen dan lieft te verdryven?
Waar zoude vruntschap, gemeenschap en miltheyd blyven?
Als om eyghen gheryven, minsten ende meesten,
640[regelnummer]
Huer zelfs alleen leefden ghelijck wilde beesten,
In wouden en foreesten daar elck hem zelfs aankleeft?
Vintmen oock lidt aant lichaam dat zich zelven leeft?
Neen, elck deylt, spreyt en gheeft zijn naaste lidt voetsel.
Of gheniet den boom zijn vrucht, de dieren haar broetsel?
645[regelnummer]
Gheenzins, maar tis een verzoetsel op 's menschen dis.
D'aarde teeldt hem oock alle noodtruft, dats ghewis.
Het water gheeft vis, de loght athem en reghen dicht.
De zonne, mane en sterren schynen licht.
Voor wiens gezicht? voor 't huere? ons dienen zy puurlijck.
650[regelnummer]
Ziet: dus is hem zelven te leven heel onnatuurlijck,
En ick sta gheduurlijck de werelt dienstbaar in staden.Ga naar voetnoot651
Maar boven dees oorboor schut ick zeer veel quaden.
Want zo een boer kan verzaden vijftigh gezinden,
Welcke een wever gherijft met wollen en linden,
655[regelnummer]
Een schoenmakers onderwinden kanze al schoeyen,
Waer met zullen zich de neghen en veertigh moeyen?
Hoe zullen die groeyen? wat zal haar doch voeden?
Zullen die ledigh ghaan en bedelaars broeden?Ga naar voetnoot658
Of zullen zy spoeden tot stelen en moorden?
660[regelnummer]
Tis den meesten hoop, wie zal dees zuyden en noordenGa naar voetnoot660
Binden met koorden, verdoemen en hanghen?
Straftmenze niet, wie zal met vreden ontfanghen
De vrucht en 't zoet verlanghen van zijn neringhe?
Dus quam door u nodruftighe hanteringhe
665[regelnummer]
De werelt in verkeringhe, in werring verwert.
Die most hollen en rollen, over aars over stert,
Dat icx niet met hert en zin daar teghens ghing pynen.
Ja zy most verghaan, verderven en verdwynen
Zonder mijn medecynen en dienst hoveerlijck.
670[regelnummer]
Ghy ziet dan dat ick jonstigh maack, machtigh en eerlijck.
Elck mint my begheerlijck door mijn nut en zedigheydt.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||
Ick deyle d'armen, win noodtruft en verdryf ledigheydt
Met alle onvredigheydt die daar uyt ontspringhen.
Ick koppel de menschen deur weldaadt onderlinghen
675[regelnummer]
In vruntschap gheringhen met vreedzame practijcke.Ga naar voetnoot675
Ben ick dan niet eerlijck en nut int aardtsche rijcke?
Al de werelt
Ghy hebt ghelyke, al scheent my eerst onmoghelijck.
'T bewijs versta ick, het docht my onbetoghelijck.Ga naar voetnoot678
Dus prijs ick u hoghelijck om u nut en tale.
680[regelnummer]
Maar wijst my nu waar ick u Behoefte hale.
Daar leyt het altemale, dat my magh nopen.Ga naar voetnoot681
Veel behoeven
Dats gheen zwarigheydt, bedrogh zalt ons by hopen,
Door koopen en verkoopen ghenoegh besporen.Ga naar voetnoot683
Al de werelt
Zulcke middel lust my nu oock wel eens te horen.
685[regelnummer]
Want die zorghen verstoren noch al mijn ghenuecht.
Veel behoeven
Wildy dat ick hem haal meester, op dat ghy muecht
U herte tot vruecht, volkomelijck wennen?
Al de werelt
Blijft ghy, ick zal wel een ander om hem zennen.
Veel behoeven
Die zoud hem niet kennen, al waart oock dat ick zeyde
690[regelnummer]
Waar hy woont.want ick den wegh tot hem meest bereyde.
Ick bent die hem altijdt by mijn meesters leyde,
Dus ist best dat ick gha meester, ick ken zijn weyde.
Al de werelt
Ghaat dan, en zegt dat ick hem hier verbeyde.
| |||||||||||||||||||||||||
Tweede handeling. V uytkomen
Bedroch Al de werelt
[Bedroch]
Hier zoude ick hem (zeyde Veel behoeven) vinden.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||
695[regelnummer]
Daar staat hy, ick zal my t'spreken onderwindenGa naar voetnoot695
Belieft u mijns, Heere?
Al de werelt
Ja Bedroch, komt hier quant.
Uwer behoef ick, door Veel behoefs en Grote staat
Dat zijn nu twee mijn alderbeste beminden
Die u eerst in mynen dienst hulpen verbinden.
700[regelnummer]
Doet my nu dienst, toont u abelheydt en verstandt.Ga naar voetnoot700
Bedroch
Wat belieft u meester? ghebiedt maar, ick weet raadt.
Al de werelt
Kondy ghelt winnen, zo helpt my aan rijcke baat.
Bedroch
Ghenoegh Heer, ghenoegh, ick win ghelt boven de maat.
En kant hendigh, listigh en spoedigh bekloeckenGa naar voetnoot704
705[regelnummer]
Boven yemandt opter aarden.
Al de werelt
Zegt in wat wyzen?
Bedroch
Gaarne, maar ghy moet, eer de reden voorder ghaat,
Een zaack verstaan.
Al de werelt
Welck?
Bedroch
Hebdy noyt gheestelijck Prelaat
Swerelts wijsheydt, als dwaasheydt voor God hooren vloecken?
Al de werelt
Ja dickmaal, maar wat meyndy met dees devyzen?Ga naar voetnoot709
Bedroch
710[regelnummer]
Wie hoortmen ter werelt de verstandighste pryzen?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||
Al de werelt
Die hem zelfs laat, en Christ volght ten Paradyzen,Ga naar voetnoot711
Die den kruyswegh bewandert, en derft zijn wenschen,
Die dueghdt mint, lust vliet, en sterft om wel te leven,
Somma, die honghert naar de Hemelsche spyzen.
Bedroch
715[regelnummer]
Ghy spreect recht, want dees in lofwaardigheyd ryzen.
Men eert zulcke als dueghdzame wyze menschen.
Maar zegt nu, zoudt ghy zulcx voor wijsheyd aankleven?
Zelfs ghebreck te lyden en 't zijn anderen te gheven?
Wellust te vlieden, om in verdriet te sneven?
720[regelnummer]
Eer te vlieden en minnen smaatheydt schandelijck?
'T gheluck ontloopen, om teghenspoet te verpachten?
Met meer diesghelijcx by henluyden bedreven?
Al de werelt
Altijd heb ick zulcx den prijs van dwaesheyd toegeschreven
Maar in mijnder herten.
Bedroch
O ghy spreeckt verstandelijck.
725[regelnummer]
Wie zou zulck oordeel by 't ghemeen volck verwachten?
Zy zijn dan niet al wijs, die 't volck voor wijs achten?
Al de werelt
Neen, maar zot.
Bedroch
Zo verstaan u kloecke ghedachten,
Dat wereltsche wijsheyd een dwaasheydt voor God is?
Al de werelt
Ja, hoewel ick (waart heen wil) noch qualijck rame.Ga naar voetnoot729
Bedroch
730[regelnummer]
Het dient om 't quaadt gerucht mijns naams te verzachten.
Op dat ghy int valsch oordeel 't volck niet zoudt slachten,Ga naar voetnoot731
En noemen zulck wijs, die inder waarheydt zot is.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||
Waarheydt heten zy loghen, eerwaardigheydt blame,
En rechtvaardigheydt valscheydt, met een snode fame.
735[regelnummer]
Zo heet ick me Bedrogh met een verkeerde name,
Hoe wel ick voor al trou ben, vol gherechtigheydt,
En maack mijn meesters rijcke in dueghdt en eeren.
Dies ick my dien valschen naam oock niet en schame.
Zy noemden Christ een verleyder, Goods zoon eerzame.Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Zoud' ick my dan belghen? dat waar een slechtigheydt.
Dus stoot u niet aan mijn naam, wildy 't goedt vermeeren.
Al de werelt
Ick ben zo kints niet, dat ick my daaraan zou keeren.Ga naar voetnoot742
Maar wilt my 't verkryghen van veel inkomsten leeren.
Bedroch
Zegt eerst meester, wat houdy van rechtvaardigheydt?
Al de werelt
745[regelnummer]
Datter af getuyght Sant Jan d'Evangelist,Ga naar voetnoot745
Dats dat God de werelt straffen zal en verneren,
Om de rechtvaardigheydt valsch, die zy doet leeren.
Bedroch
O dats een wyze antwoordt, vol waardigheydt.
Zegt voort, hebdy dueghdt liever of ghelt inde kist?
Al de werelt
750[regelnummer]
Schijt dueght alst gelt kost, op 't gelt heb ik oyt gegist.
Krijgh ick dat, ick achts niet, of my de dueghdt al mist.
'T ghelt zietmen, ghevoeltmen, en ghebruycktmen lustigh,
Als niemandt zijn eyghen ziele kent, verstaat of tast.
Ick swijgh van de zeltsame dueght, vol kijf vol twist,
755[regelnummer]
En van die verborghen God, daar noyt mensch af wist,
Wiens nasporen 't hert quelt met twyfel onrustigh.
Bedroch
Bylo meester ghy hebt u eerste casus vast.Ga naar voetnoot757
Dats verachtinghe Gods, maar hoe ghyt werct of vlast,
Schict dat ghy zulcx met schijn van dueght te decken past.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||
Al de werelt
760[regelnummer]
Dat weet ick al wel, ick hebt oock op mynen duym,Ga naar voetnoot760
'T welsprekende ghelt hevet my fijn onderwezen.
Bedroch
My ghebreeckt luttel, nu u opzet meert en wast,
Te doen zo de leeraar groot ghebiedt en belast.
Al de werelt
Wie meyndy?
Bedroch
De Loghen. zijn wegh is breet en ruym,
765[regelnummer]
Zijn jonghers zijn weeldigh, machtigh en gheprezen.
Al de werelt
Dien heb ick al zelfs een lesse horen lezen.
Zijn wet is licht, lustigh en shertsen ghenezen.
Door hem huurd ick u om verlichten de smerten mijn,
Dus ghaat voort.
Bedroch
Ick zal. maar ziet dat ghy daar wel op let,
770[regelnummer]
Want ick wil een secreet zegghen, volghdyt na dezen
Ghy zult ghelt en guldens winnen zonder vrezen.
Eerst, hier let op, moet ghy dubbelt van herten zijn.
Vischt voorts altijdt na eyghen baat met valscheyds net,
Tot alle mans schade, houdt voorwaart steeck noch wet.Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
Schout gheen bedrieghlijck ghewinne, al waart oock met
Ws broeders verlies en met elcx bederffenisse.
Want ghy en zult van een anders zeer niet hincken.
Wildy, ghy mooght hen weer dueght doen, zo krijghdy te bet
Danck van eens anders goed, dats een loflijck trompet.
780[regelnummer]
Die maackt een milde naam, der eeren erffenisse.
Aanghaande valscheyd, mijn broer kloeck int bedincken,
Die zal u zijn abelheydt ghaarne toedrincken,
En zijn konst int meten, weghen, en tellen schincken,
Dat ghys int ontfang ghebruyckt, vol en overvloedigh,
785[regelnummer]
Maar int leveren wat tekort, en te lichte.Ga naar voetnoot785
Hy zal 't schoonste broodt opt venster doen blincken.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||
'T web linnen, buyten best, rollen, 't grof diep in zincken,Ga naar voetnoot787
En u toonen dat een aanzicht schoon, fier en moedigh,
Wel een schurft aarsgat verkoopt van Sant Jobs nichte.
790[regelnummer]
Ist koren vunstigh, met beter betert hyt slichte,
De koop ghaat naat munster, ghoedt int ghezichte,
Hebdy quade wijn, brouwen is zijn hanteringhe,
Men gietze inde best, voorts in droncken buycx bedoven.Ga naar voetnoot793
Ist laken onghekrompen, gatigh, ondichte,
795[regelnummer]
Bestiert den benauden voor meerder ghelts ghewichte,
Op wat daghs, woecker is 't vet van alle neringhe.Ga naar voetnoot795-796
Hy leert met twee monden spreken en listigh hoven,Ga naar voetnoot797
Oock beloven en houwen (tot u beloven)
In u zelfs kist, en gheeft luttel om veel te roven.
800[regelnummer]
Al dees wonderlyke dinghen uyt hem spruyten,
Die noyt man om ghoedt te winnen en besweken.Ga naar voetnoot801
Oock meynedigheyt, valsch boeckhouden noch daar boven,
Valsche hantschriften, tuyghen vol valscheydt bestoven,Ga naar voetnoot803
Omkoopinghe der rechteren duer gulden duyten,
805[regelnummer]
Die rijckelijck uyt valscheydts oorbaarlyke beken
Met overvloet vlieten, stroomen ende leken.
Wie zoudet al teenemale uyt moghen spreken?
Dat zy van valscheydt gheroert met licht bewerpen,Ga naar voetnoot808
Als een schilder botseert met kolen of met keyen,Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
Want zoud' icx al zegghen, 't gheduurde veel weken.
Hoort nu van eyghen baat, die is oyt groot ghebleken.
Die kant vernuft listigh en subtijl verscherpen.
Valscheydt magh vryen, maar deze doet bedyen.Ga naar voetnoot813
Want valscheydt dient eyghen bate tallen tyen.
815[regelnummer]
Mindt, volght, zoeckt en jaaght die dan aan allen zyen.
Hier moet ghy hendigh en looflijck om handelen.
Dits in welkopen en dier verkopen gheleghen.
Int kopen stroyt valsche tyding met boeveryen
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||
Van afslach zo zal u den nutten koop verblyen
820[regelnummer]
Doet anderen luttel bieden, en dan ghaan wandelen.
Hebdy oock zulcke waar, koopt die zelfs twelf voor negen
Van ghehuurde vreemden, dat ghoedt pryst dan te degen.
Dat ghy kopen wilt, laackt, schelt en veracht daar teghen.
Kloecke koopluy zoecken oock meest benaude luyden
825[regelnummer]
Die steken zy de kele af met ghereedt ghelt.Ga naar voetnoot825
Slockt oock met den groten kleyn viskens tallen weghen,
Acht de werelt een roof, pluckt en grypt zo rovers plegen,
Raapt als een raper, rapen zijn de beste kruyden.
Tis al verbuert ghoedt, kryghet met list of met ghewelt,
830[regelnummer]
Elcke handt zy als een meshaack opt nemen versnelt,Ga naar voetnoot830
Schroemt niet, de schaamschoen is best aan d'een zyde gestelt.Ga naar voetnoot831
Ick zal u aanzicht aan de wolle ghaan verwen,Ga naar voetnoot832
Elck is een dief in zijn nering, dit blijct heel naackt,
Schraapt vry, al waart van Gods outaar, op dat ghi maar telt.
835[regelnummer]
Meyndy dat een gestolen kroon min dan anderen geldt?
Ghestolen broodt smaackt beter dan betaalde terwen.
Ziet oock dat u niemandts verdriet ter herten en raackt,
Wat schaad' u yemants armoe die u ryker maackt?
Wat let u eens anders leet daar ghy vruecht uyt schaact?
840[regelnummer]
Alst 't hemt verbetert, wat hindert den rock te schennen?
'T hemt is naast, best een goet vrundt dan zelf bedreten.Ga naar voetnoot841
Wien magh hy nut zijn, die voor hem zelfs niet en waact?
Koopslaaght zonder tuyghen, zo mooghdy alst u smaackt
Den koop lochenen, verzaken en ontkennen.
845[regelnummer]
Hy doet oock wel die vele ghelts op voorkoop besteedt,Ga naar voetnoot845
Daar met men den huysman, oock landt en luyden eet.Ga naar voetnoot846
Vallet baat, 't blijft koop, of is hem den handel leet,Ga naar voetnoot847
Men vint haast een Jan van Dam die is menighvuldigh.Ga naar voetnoot848
Voorts aant rechten, plechten, en appelleren.Ga naar voetnoot849
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||
850[regelnummer]
Dit wint tijdt; datmen gheen valsche tuyghen en vergheet.
Hebdy oock altemet veel penninghen ghereet
En zydy teffens veel grote sommen schuldigh,
Maact banckeroet, ruymt, wijct, vlucht om weer te keren,
Biedt d'achtste penning, men zal nau meer begheren.Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
Dits wisse quint, quelt u niet metter oneeren,Ga naar voetnoot855
Vreest niet men vindt maar één schande, dats niet hebben.
Die zuldy licht vluchtigh metter vlucht ontvluchten,
Maght schande zijn dat de beste des landts hanteren?Ga naar voetnoot858
Ghelooft my, hebben is eer, schand' ist ontberen,
860[regelnummer]
Dit zal u zee altijdt doen vloeyen zonder ebben.
Somma, als ghy rijck zijt, wilt voor gheen schande meer duchten,
Maact dan monopolien van gantse vruchten,Ga naar voetnoot862
Muyt, koopt heele waren, veracht des volcx gheruchten.Ga naar voetnoot863
Verkrijght door schenck alleen te moghen verkopen
865[regelnummer]
Aluyn, meede, koren, zout en dierghelyken.Ga naar voetnoot865
'T zal u verblyen en 't heele landt doen zuchten,
'T zal elck man verderven en vullen door kluchten
U kisten met gouden en zilveren hoopen.
Dit zal mijn dienst zijn, met zo abele practijcken,
870[regelnummer]
Dat elckerlijcx verarmen u zal doen rijcken.
Al de werelt
Waarlijck dat zijn middelen die oorbaarlijck blijcken.
'T herte wenscht, och mocht ick de vruchten terstont mayen.
Noyt vant ick begheerlyker lust in myne zinnen,
Maar waar na toeven wy? wat staan wy hier en kijcken,
875[regelnummer]
Laat ons de zaack spoeden, wat helpt dus te staan prijcken?
Hier zullen ons gheen braenhoenders inde mondt waayen.Ga naar voetnoot876
Bedroch
Ghaat ghy voorheen meester, ick zal u wel vinnen,
Schickt u op reys om den handel te beginnen.
Ick volgh terstont, met valscheydt quaadt om bekinnen,Ga naar voetnoot879
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||
880[regelnummer]
En willen u tsamen zo veel ghoedts doen winnen
Dat ghy ons boven al zult eeren en beminnen.
Al de werelt
Doet zo bedrogh, volght terstont, ick ga voor binnen.
| |||||||||||||||||||||||||
Tweede handeling. VJ uytkomen
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Hach hach haay,Ga naar voetnoot883
Bedroch.
Hier klappaay,
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Dat was fraay,
Bedroch.
'T ging behendelijck.
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
885[regelnummer]
Ons fenijn,
Bedroch.
Zoet int schijn,Ga naar voetnoot886
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Spreyt zich fijn,
Bedroch.
In veel winckelen
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Dats een draay
Bedroch.
Die hy spaay
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Met onghenaay
Bedroch.
Boet ellendelijck.
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Hach hach haay,
Bedroch.
Hier klappaay,
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
890[regelnummer]
Dat was fraay,
Bedroch.
'T ghing behendelijck.
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Ick belaay,
Bedroch.
Maar ick paayGa naar voetnoot893
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Als ik zaay
Bedroch.
Druck inwendelijck.
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Zulcke wijn
Bedroch.
Streng als brijn
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Stroyt haar pijn
Bedroch.
Door merch en schinckelen.
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
895[regelnummer]
Hach hach haay,
Bedroch.
Hier klappaay,
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Dat was fraay,
Bedroch.
'T ging behendelijck.
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Ons fenijn
Bedroch.
Zoet int schijn,
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Spreyt zich fijn
Bedroch.
In veel winckelen.
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
Valsch Cozijn,
Bedroch.
Schalcke trijn,
Veel behoeven. uyt de gardynen kykende.
900[regelnummer]
Boosheydts schrijn
Bedroch.
Laat bellen rinckelen.
Zo moghen wy dansen, springhen en hinckelen.
Hoe reyn bracht ick dien armen dwaas ter snoevel.
Veel behoeven
Hoe net deckt' ick zijn hooft met een narren koevel.Ga naar voetnoot903
Bedroch
Wy zijn zeker twee aartighe scheminckelen,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Nichte vertellet my doch, hoe hebdy ghevaren?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||
Veel behoeven
Gaarne. maar zuldy my u doen oock verklaren?
Bedroch
Trouwen ja.
Bedroch
Ghy slachte de ghoede waren.
Veel behoeven
Ick maackte hem vroet dat paerdenstront vyghen was.
910[regelnummer]
Mijn groot opgheven deed' hem begheerlijck zwygen ras.
Eerst loofd' ick hem door miltheydt eerlijck te vermaren.Ga naar voetnoot911
Daar na door veel ghenietens alle mans jonste.Ga naar voetnoot912
Oock macht door mijns vaders ruym teren opt ronste,
Zonder dat de Nar merckte 't bedrogh mijnder spraken,
915[regelnummer]
Magh d'eerloos yemandt eeren of hyt al begonste?Ga naar voetnoot915
Bedroch
De meeste hoop is eerloos in alle zaken,
Hoe zou svolcx lof d'oneerbaar mensch eerlijck maken?
Een blind' zoud' eer recht leeden door eenighe konste,
Maar daar teghens onteert het lof van d'oneerlyken,
920[regelnummer]
Want ghelijck prijst en eert zijns ghelijck begheerlyken,
Dies de vroede svolcx eere altijdt schandelijck acht.
Veel behoeven
Zo gingt oock met elcx jonst, die docht hem heerlyken,
Men mint zijn ghelt dat elck (als roof) vyandelijck wacht,Ga naar voetnoot923
Maar hem niet, zo de Nar onverstandelijck dacht.Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Die om spoet vrundt werdt, wijckt in onspoet deerlyken,Ga naar voetnoot925
Wat voorspoet verzaamt, scheyt teghenspoet met verdriet.
Oock verstont Diogenes wel (maar deze geck niet),
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||
Dat het een ellendigh ding is alder dinghen,
Al had yemandt al datter is onder zijn ghebiet,
930[regelnummer]
En konst de werelt als Alexander t'onder bringhen,
Kan hy zyne quade lusten niet bedwinghen,
Want die is machtigh, diens wille altijdt gheschiet,
Diet al volbrenghen magh dat zijn wil is poghende,
Die dan zorgh, anxt, vrees, met wroeghen is doghende,
935[regelnummer]
En nochtans altijt na 't seker ghenoeghen spoort,
Blijckt dees niet veel meer onmachtigh dan moghende.
Al dit geloofde de dwaas licht, doe ging ick voort
Totten oorboor daart al na jaaght, maar doe was mijn woort
Zo wel niet ghehoort, dies ick daar al betooghende
940[regelnummer]
U listen ghebruyckte met wonderlyke kluchten.
Ick bewees dat liefd' en vrundtschap mosten vluchten
Wter werelt daar zy al roven en moorden zouwen,
Voede icx niet al met mijn oorbaarlyke vruchten.
Bedroch
O grof vernuft, ziet hy u 't contrarie niet brouwen?
945[regelnummer]
Twist verjaaght lieft en vruntschap om 't hebben om 't houwen,
En verdrijft die zoete gemeenschap met ontuchten,
Door u die meer begheren doet dant wel recht is,
En maackt dat den aardtbodem vol kijf en ghevecht is.
Maar hoe ghingt voort
Veel behoeven
Hy ghing my doen hooghelijck pryzen,
950[regelnummer]
Maar hem beswaard' ghelts winnen zo hy noch slecht is.Ga naar voetnoot950
Ick sprack van Bedrochs overvloedighe excyzen,Ga naar voetnoot951
Die zoud' hem haast met ryke inkomsten spyzen,
Want dat een abel, listigh, en schalck knecht is.
U meyn ick neef, want ick u voort stracx quam halen,
955[regelnummer]
Daar hebdy 't mijn, wilt my 't uwe nu oock vertalen.
Bedroch
Hy ontfinck my vrundelijck, als ick hem kluysterde
Met valscheydts boeyens, zijnder zielen qualen,
Ick leerd' hem mijn list, daar hy naarstigh na luysterde,
'T scheen een swerte konst, want zijn verstant verduysterde.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||
Veel behoeven
960[regelnummer]
Stiet hy hem niet aan u schandelyke galen?Ga naar voetnoot960
Aan u boosheydt, valscheydt, en leelyke ghebreken?
Bedroch
Ke neen hy, nicht, daar bruyckte ick mijn oude treken.Ga naar voetnoot962
Veel behoeven
Welck van allen?
Bedroch
Daar mede ick den Nicker ving.Ga naar voetnoot963
Flucx wasser een verwe op de vlecken ghestreken,
965[regelnummer]
'T beviel hem al zeer wel. 'T was enckel lecker ding,
Ick verschoonde mijn naam, God weet hoet den gheck verging.
Veel behoeven
Hoe ging dat te wercke?
Bedroch
Schriftuur was mijn deken,
Daar me ging ick hem valschelijck betonen
Dat alles anders schijnt by wereltsche personen,
970[regelnummer]
Dant by God waarlijck is in rechter aardigheydt.Ga naar voetnoot970
Dus noemtmen my Bedroch of ick yemandt zou honen.Ga naar voetnoot971
Valsch en ontrou en was (zeyd'ick) de rechtvaardigheydt,Ga naar voetnoot972
Zomen Christ t'onrecht lasterde met onwaardigheydt.
Veel behoeven
O arghe schalck, hoe kondt ghy u boosheydt verschonen.
975[regelnummer]
T' onrecht werdt den Leydtsman van verleyders verleyder ghenaamt,Ga naar voetnoot975
Maar te recht zijt ghy by vromen voor bedroch befaamt,
Dat zydy oock, al willen u die bedroghen zijn
Voor gheen bedriegher houden, twelck met recht betaamt.
Zo bedrieglijck bedrieght ghy die inde loghen zijn.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||
Bedroch
980[regelnummer]
'T komt hem noch al ten besten.
Veel behoeven
Dat zal dan moghen zijn.
Zo haast vuyr en water eendrachtigh verzaamt.
Bedroch
Als daar twee zondaghen in een weke komen.
Veel behoeven
Als der zonnen schijn inde hel werdt vernomen.
Bedroch
'T begin is emmers schoon.
Veel behoeven
Dat maackt een goedt behaghen,
985[regelnummer]
Hy ziet u noch achter niet.Ga naar voetnoot985
Bedroch
'T eynd' zal hem niet vromen,
Dat moet jammerlijck alle den last noch draghen,
Hy meent hier te leven ten eeuwighen daghen.
Veel behoeven
Hoe zal hem noch int sterven vanden Duyvel dromen
Door u veel loven.
Bedroch
Veel loven en luttel gheven
990[regelnummer]
Doet den dwaas in vluchtigher vruechden sneven.
Veel behoeven
Tis een bot ghezel, wiens oordeel slecht en kranck is.
Bedroch
Mijn konst heeft hy vast, 't schijnt met wigghen inneghedreven.
Hy onthout wel als de reden van ghelts gheklanck is.
Veel behoeven
Tis een ezel die over twee zyden manck is,
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||
995[regelnummer]
Al draaght hy gheen zacken, d'oren staan hoogh verheven,
Tis een plompaart, ick wed hy komt uyt plompaardyen.
Bedroch
Neen.
Veel behoeven
Van waar dan?
Bedroch
Komt horet zacht aan mijnder zyen.
(Hy luystert)
Veel behoeven
Dats waarlijck waar, hy werdt hoe ouder hoe zotter,
Waar haaldyt al?
Bedroch
Waar haalt de spin t'allen tyen
1000[regelnummer]
Zijn garen?
Veel behoeven
Wt hem zelfs.
Bedroch
Ick ben oock uyt my zelfs een spotter
Van dezen Wl, hy werdt noch alle daagh botter.
Veel behoeven
Zo dient hy op bot.Ga naar voetnoot1002
Bedroch
Dats daar laat ons hem verblyen.
Ick moet doch nu zijn coopmanschap beghinnen zaan.Ga naar voetnoot1003
Veel behoeven
Maar wie zal van ons beyden doch eerst binnen gaan?
Bedroch
1005[regelnummer]
De beste.
Veel behoeven
Volght dan.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||
Bedroch
Zoudy u boven my achten?
Veel behoeven
Wat waardy zonder my ghy mocht aant spinnen slaan,Ga naar voetnoot1006
Dat mijn behoeften 't volck niet in razerny brachten.
Bedroch
Wat baat mocht ghy zonder droch en boevery wachten?
Hoe zou Veel behoeven in alle mans zinnen staan?
1010[regelnummer]
Maack ickze door schoone schyn daar toe niet ghenegen?
Veel behoeven
Wie zou doch bedrieghen willen en valscheydt pleghen
Zonder Veel behoevens?
Veel behoeven
Niemandt bedrieght om 't geen dat hy wel wil ontberen.
Bedroch
1015[regelnummer]
Kan ick den wensch niet na 't onnodruftighe keren?
Veel behoeven
Wordt al 't valsche ghewin voor my niet verkreghen?Ga naar voetnoot1016
Ick verteerdt, Bedrogh moet my dienstelijck gheryvenGa naar voetnoot1017
Als dienaar zijn vrouwe.
Bedroch
Laat ons niet langher kyven
Veel behoeven
Ick weet raadt.
Wat?
Bedroch
Ghaan wy ghelijck bruygom en bruyt
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||
1020[regelnummer]
Zo magh elck in waardigheydt blyven.
Veel behoeven
Daar hou ick veel af want dat wel sluyt.
Bedroch
Adieu nichte ick gha dryven.
Veel behoeven
Adieu neefken archlistighe guyt
Daar hou ick veel af want dat wel sluyt.
Bedroch
1025[regelnummer]
Adieu hoere.
Veel behoeven
Adieu vuyl schuvuyt.
Bedroch
Adieu schuym vande helsche wyven.
Veel behoeven
Daar hou ick veel af want dat wel sluyt.
Bedroch
Adieu nichte ick gha nu dryven
Om verghaderen gulden schyven.
| |||||||||||||||||||||||||
Derde handeling. Eerste uytkomen
Zeltsaam
Schamelijck ghekleet, de rechter handt als verbrandt zijnde in een doecke voor den borst hanghende.
1030[regelnummer]
Beswaart, benaudt en bitter ghequelt
Door onspoedt in ghoedt, in bloedt, en moedt
Gha ick vertreden int ruyme veldtGa naar voetnoot1032
Om zien wat mijn herte dus onsteldt
'T welck eertijdts leefde in rusten zoet.
1035[regelnummer]
Ben ick oock alleen? dats best voorhoedtGa naar voetnoot1035
Want ick mijn ghedacht wil vertellen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||
Troeren verduystert mijn reden vroedt.
De zaack die 't bloedt dus doet om wellen,Ga naar voetnoot1038
Moet ick nu mellen.
1040[regelnummer]
God zeghende mijn naarstighe handt.
Die hadt een huysken overghespaart;
Met wat noodtlijck huysraats, slechte pandt.
Dits al (ach met twee zoonkens) verbrandt.
Laas daar smoorden mijn kinderkens waart.
1045[regelnummer]
Ick sprang int vuyr, (liefde toondt haar aardt)
En greepse, zy waren ghestorven.
Die stoute handt was ghezengt, gheblaart,Ga naar voetnoot1047
Gheschroockt, ghekoockt, met vlam doorkorven,Ga naar voetnoot1048
En heel bedorven.
1050[regelnummer]
Doe nam ick een Bethlem in huyre.Ga naar voetnoot1050
Al ons ghoedt waren kleren aan 't lijf,
Wy ledens, licht paaytmen nature.Ga naar voetnoot1052
Terstondt (helaas, dit viel my zure)
Starf mijn trou dienstbaar, vrundtlyke wijf.
1055[regelnummer]
O wat derf ick ghemack en gherijf
Nu icx veel meer (dan oyt) behoeve,
De handt wint niet, schade is haar bedrijf,
Ist onrecht dat ick my bedroeve?
Streng is dees proeve.
1060[regelnummer]
Wapen, wat lijden menighvuldighGa naar voetnoot1060
Zendt my de Heere nu opten hals.
Maar noch meer zijns mijn zonden schuldigh,
Dit maackt my lijdzaam en gheduldigh.
Al zandt hy noch zo veel onghevals,
1065[regelnummer]
Wat schaadt veel uytwendigh verdriet, als
Zijn troost binnen van leedt bevrijdt vry?
'T schaapken zoeckt hy met veel onghevals,Ga naar voetnoot1067
Godes liefde staat my inden strijdt by.
Den zoon kastijt hy.Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Ghedoogh icx willigh zonder klaghen,
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||
Dees lieve harder zal my vinden,
Op zijn schouder nemen en draghen,
My met alle mijn lydens plaghen,
Inde schaapskoy by zyne beminden.
1075[regelnummer]
Maar kan druck reden zo verblinden,Ga naar voetnoot1075
Dat ick 't uyterlijck wil betroeren
Door 't hert aan tydelijckheydt te binden?
O dat moet nemmermeer gheboeren,
'T scheyden zou schoeren.Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
Maar als ick de zake mijns drucx aanschou,Ga naar voetnoot1080
Zo ist waan veronghelijckt te zijn.
Dit onrecht is oorzaack van mijn rou,
Dat ick die niet ben, yet erghens hou.Ga naar voetnoot1083
Waar toe magh ick zegghen, dat ist mijn?
1085[regelnummer]
Komt het niet al uyt der liefden schrijn?
Wat heb ick ken hebs eerst ontfanghen?Ga naar voetnoot1086
Diet nu neemt ghaft oock, zendt brijn voor wijn.Ga naar voetnoot1087
Maar 't hert blijft aan de ghaven hanghen
Met zot verlanghen.
1090[regelnummer]
Wat onrecht magh my dan gheschieden?
Ken heb niet, wie kan my beroven?
Maar ick doe teghens Godes ghebieden,
En wil zijn Godlijck wil ontvlieden.
Ick eyghen 't zijn, 't komt al van boven.Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
Dus zit ick midts in dieft bedoven,Ga naar voetnoot1095
En ben de twaelfste vande elven.Ga naar voetnoot1096
Mijn zond' quelt my ick moets gheloven.
Niemandt werdt ghequetst (hoe wyt delven)Ga naar voetnoot1098
Dan van hem zelven.
1100[regelnummer]
'T hoort God dan al wie lijdt hier schaden.
Dus zondight elck die 't verlies beweent.
Zijn milde lieft kant al verzaden.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||
Die heeft my dus langh uyt ghenaden,
'T huys, ghezontheydt, wijf, en kindt verleent,
1105[regelnummer]
Zonder woecker. zoud' 't hert versteent
Nu hyt weer eyscht, wenen en jancken?
Tis zijns, al heb icx eyghen ghemeent.
Dies wil ick als vruchtbare rancken,Ga naar voetnoot1108
Loven en dancken.
1110[regelnummer]
Tis dan best dat wy leende ghoeden,
Vrolijck en danckbaar weder gheven.
Wil God in al 't lijf zieckte voeden,
Blindt, doof, lam, 't verstandt doen verwoeden,
Wil hy nemen lijf en leven,
1115[regelnummer]
Oock mijn ziele om hem t' aankleven
Fiat, want icx dan oock beghere.
Die Gode volght en magh niet sneven.
Gheeft d'eenighe meester en Heere,
Lof, prijs en eere.
1120[regelnummer]
Hy is de wijsheydt die beter weet,
Dan ick waar zijn schepsel nut by vindt.
Dat hy schickt ist best, al scheent my leedt,
Dus gheef ick hem mijn wille ghereedt.
Want hy my meer bezorght en bemindt,
1125[regelnummer]
Al veel meer dan eenigh mensch zijn kindt,
Ons liefde koelt, Goods magh niet vervriezen,
Die Goods wyze liefde dus verzint,Ga naar voetnoot1127
Waarom zoude hy dwaaslijck verkiezen,
Welvaarts verliezen?
1130[regelnummer]
Zijn ghoedtheydt ziet, kent, en weet het al,
Wie zou zulcken Vader mistrouwen?
Daarom maackt ons bidden gheen verhal,Ga naar voetnoot1132
Van [den] schepper, al schept hyt groot en smal,
Want al 't schepsel dat wy aanschouwen,
1135[regelnummer]
Noodtlijck zijn wet moet onderhouwen,
Zy moetens volghen alleghader.
Maar ons ging vryheydt bedouwen,Ga naar voetnoot1137
En leert bidden uyt shertsen ader,
Onze Vader.
Hy knielt.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||
1140[regelnummer]
Onze Vader, daar uyt wy zijn gheboren,Ga naar voetnoot1140
Gheestelijck naden gheest buyten alle ghediert,
U tot een beelde in heyligheydt verkoren,
Ghy zijt die ons mildelijck voedt wijslijck stiert
En heylighlijck wijst, leert, kastijdt, en maniert,
1145[regelnummer]
Niet anders dan vrye beminde kinderen.
U liefde treckt, lockt, en smeeckt om te minderen
Ons leedt door u overvloedighe weldaden.
Dus leerdy ons broeder niet te hinderen,
Maar lieflijck, zo ghy ons doet, te staan in staden,Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
En te woeckeren met u heylighe liefde
Om u te winnen veel zalighe vruchten,
Zo moghen wy zegghen, alst u Zoon verbriefde,
Niet mijn, maar onze Vader met troostlijck zuchten.Ga naar voetnoot1153
Ghy zijt inden Hemel, hoogh inder luchten.
1155[regelnummer]
Ghy zijt ghy waart, en zult eeuwigh wezen,
Wy zijn schau, en niet, ghy zijt het al gheprezen,Ga naar voetnoot1156
Zijn wij dan noch yet door u vaderlijck herte,
Dat zijt ghy, in ons, onzer zielen ghenezen.
Dat zijn oock beneden op d'aarde met smerte,Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
Int jammerdal, daar wy blindelijck wanderen
Vol troerens, drucx, verdriets, en bitter tranen.
Maar ghy zijt inden Hemel zonder veranderen
In eeuwigher vruecht, groter dan men magh wanen,
Oock groter dan ons gheloof ons kan vermanen.
1165[regelnummer]
Gheheylight werde u wonderlyke name.
Maar wat naam hebdy, heylighe Vader lofzame?Ga naar voetnoot1166
Dit werdt van dat met een name onderscheyden,Ga naar voetnoot1167
Maar ghy zijt het al, wat naam vindtmen u bequame?
Wie zal u, o al in al, een name bereyden?
1170[regelnummer]
Ghy zijt oyt onnomelijck nameloos ghebleken.
Nochtans lust ons 't schouwen, en 't Goddelijck verbeelden
Ons ghemoedts yet wat met woorden uyt te spreken,
Zo wy best konnen en zoot u ghaven ons deelden
Om de heyligheydt uwer namen vol weelden
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||
1175[regelnummer]
Met onze monden te bieden lof, eer, en prijs.
Alzo noemen wy u almachtigh, ghoedt en wijs
Met veel dierghelyken uyt rechter aandachtigheydt.Ga naar voetnoot1177
Gneeft daarom vader dat wy al na u advijs,
Willighlijck ghehoorzamen u almachtigheydt,
1180[regelnummer]
U wijsheydt eeren, u ghoedtheydt alleen beminnen,
Op dat wy t'uwer eeren tot welvaart des naasten,
U naam, in ons recht te heylighen beginnen.
U rijck toekome ons dan oock ten laatsten,
Als wy u dienstbare onderzaten ons haasten,
1185[regelnummer]
U te eeren, Koning, bermhertigh en rechtvaardigh.
U wijsheyt zal ons 't best voorzien, u goetheydt waardigh
Zalt in ons willen, u macht zalt in ons volbringhen,
'T ghoed vermoghen wy niet, int quaadt zijn wy aardigh,Ga naar voetnoot1188
Wy weten, willen noch moghen gheen ghoede dinghen.
1190[regelnummer]
Dus hebben wy oock niet, niet wy van zelfs gelijck zijn.Ga naar voetnoot1190
Hierom laten wy ons ydel begheerlijckheydt,
Ten zal, O Koning, niet ons, maar u heyligh rijck zijn.
U zal zijn lof, prijs, glory, eer, en heerlijckheydt,
Want ghy zijt zelfs de glory, 't lof en de eerlijckheydt.
1195[regelnummer]
Daaromme dan oock u wille moet gheschieden,
In dit rijck zult ghy Hemelsche Keyzer ghebieden.
Wiens wille zoud daar anders wel konnen willen?
D'onze? helaas, haar zotheydt kiest datmen zou vlieden,Ga naar voetnoot1198
Haar boosheydt zoeckt het quade om ons te stillen,Ga naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Haar machteloze nietheydt kan als verrader
Anders niet doen wercken, noch verkryghen dan niet.
Want zy wil altijdt anders dan ghy wilt (O Vader)
Dies lijdt zy eeuwigh druck, pijn, ghequel, en verdriet,
Om dat niet haar, maar u almachtighe wil gheschiedt,
1205[regelnummer]
Zy ruyme dan, zy verdwijn, en haast haar te sterven,
Op dat ick daarvoor als Koning magh verwerven
U lieve wille voorzichtigh en almachtigh,
Om meester en Prins te zijn binnen uwer erven.
Die ghebiede in ons met u moghentheydt krachtigh,
1210[regelnummer]
Verkieze door u wijsheydt u ghoedtheydt veyligh.Ga naar voetnoot1210
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||
Wille door u eendrachtighe liefde met vreden,
Tot lof, prijs, en eer van uwen name heyligh
Om u glory (Hemelsche Keyzer) te verbreden.
| |||||||||||||||||||||||||
Derde handeling. IJ uytkomen
De wyle d'ander noch spreeckt komt Al de werelt uyte zegghende:
Al de werelt. Zeltsaam
[Al de werelt]
Ghoeden dagh buurman.
Zeltsaam
Die wil u God oock verleenen.
Al de werelt
1215[regelnummer]
Lieve man hoe vaardy? my deert u ongheval,
'T komt u wel teffens op, men zoude niet meenenGa naar voetnoot1216
Dat ghyt lyden moght zonder u doodt te weenen.
My deert uwer.
Zeltsaam
Dat loon u God, die verzoet het al.
Al de werelt
Zo veel zulck lydens, quaamt my toe, ick werde mal.
1220[regelnummer]
Ick hielt voor tovery, of Goods plaghen.
Zeltsaam
Al hielt icx voor tovery, ken had gheen verhaal.
Verhengdet God, most icx niet even wel draghen?Ga naar voetnoot1222
Ghy achtet een plaghe, en ick zoudts niet verjaghen,
Al had ick de macht, want dits 't heylighe rechte kruys,
1225[regelnummer]
Daar de Duvel voor vlucht, met zijn schalcke laghen.
Al de werelt
Dat zoud' ick oock zegghen, zonder meenen, quansuys.
Zeltsaam
Ick gelooft, want elck man pleeght zulcx buyten en thuys.
Maar waarom meyndy my te spreken teghens 't hert?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||
Al de werelt
Ghy zijt mede vleesch, buyrman, zulck druck en lyden
1230[regelnummer]
Druckt u oock druckigh met een druckelyke smert.
Zeltsaam
Nochtans zeydt Sant Jacob, broeders, wanneer ghy wertGa naar voetnoot1231
Met bekoring bezocht, zo wilt u verblyden.
Al de werelt
Dat mogen Goden doen, maar menschen zien wyt myden.
Zeltsaam
Ghy zegt wel.
Al de werelt
Elck vliedt het, hoe zoud' mer vrucht uyt smaken?
1235[regelnummer]
Waar door magh lyden lust zijn t' eenighen tyden?
Zeltsaam
Zeker dat gheschiet door veelreleye zaken.
Want lyden betuyght Goods liefde int ghenaken.
God castijdt aldermeest die hy meest bemint.Ga naar voetnoot1238
Oock kan lyden door oeffening verstandigh maken.
1240[regelnummer]
Wat weet hy die niet en bezoeckt of ondervint?
Maar die veel bezoeckt, moet veel lyden, als hy begint.
Al de werelt
Zegt dat ghy wilt. ick naam de doodt voor u leven.Ga naar voetnoot1242
Dies wensch ick u gheduldigheydt van hier boven,
Om 't lydens ghedoghen.
Zeltsaam
Amen, God wils my gheven.
1245[regelnummer]
Maar zegt doch, acht ghy mijn staat zo lastigh doort sneven,Ga naar voetnoot1245
En u leven zo lustigh?
Al de werelt
Ghy mooght my ghelooven,
In u blyschap wensch ick mijn vyanden bedoven,Ga naar voetnoot1247
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||
Behalven noch u lyden int bloedt, dats te deeren.Ga naar voetnoot1248
Zeltsaam
Wat lyd' ick meer?
Al de werelt
U schamel leven verschoven.Ga naar voetnoot1249
Zeltsaam
1250[regelnummer]
Waar in leef ick armelijck?
Al de werelt
In spijs, dranck, en kleren,
In woning, in huysraat, in alle lusts ontberen.
Zeltsaam
Ghy acht u zelven dan zaligh, om 't leven ryckelijck
Dat ghy nu begint te leyden, doort hanteren
Van koopmanschap vol groot ghewins practykelijck.
1255[regelnummer]
Doedy buurman?
Al de werelt
Ick bent oock, dats elck een blykelijck.
Zeltsaam
Om datmen u leven lustigh waant te zyne,
Ist niet zo?
Al de werelt
Recht.
Zeltsaam
Hoe achtmen mijn leven?
Al de werelt
Vol ghequel,
Vol jammer, vol druck, vol verdriet, vol pyne.
Zeltsaam
Of icx recht anders bewees, dant is in schyne?Ga naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Dat mijn leven een hemel waar, en 't uwe een hel?
Wat zuldy zegghen als ick zulcx blykelijck vertel?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||
Al de werelt
Dat in zee gheen water en is, noch boom int woudt!
Maar ghaat te wercke.
Zeltsaam
Acht dan dat ick voor u stel,
Een lecker warme kappoen, in een schotel van hout,Ga naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
En droogh rogghen broodt in een platteele van gout,
Waar zoudy na grypen?
Al de werelt
Twyfelt ghy? na den kappoen!
Zeltsaam
Ick gheloove wel dat ghyt droogh broodt laten zoudt,
Hoewel dat de schotel veel slechter is vant hoen.
Al de werelt
Wat kan de dierbaar schotel tot der smaken doen?Ga naar voetnoot1269
Zeltsaam
1270[regelnummer]
Int wel smaken leydt dan de luste vant eten,
En niet in datter ontrent is.
Al de werelt
Dats klaar en bloot.
Zeltsaam
Hebdy noyt recht hongherigh in spijs ghebeten?
Al de werelt
Ick was eens hongherigh aan tafel ghezeten
Int reyzen, daar ick gierighlijck at onghenootGa naar voetnoot1274
1275[regelnummer]
(By faut van spijs) swert verschimmelt droogh rogghen broodt,
Ken gaafs hier mijn honden niet.
Zeltsaam
Hoe smaackte u dat?
Al de werelt
Als enckel peperkoeck, ja 't scheen suycker by gans doot.Ga naar voetnoot1277
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||
'T verhueght my noch, want ick noyt zoeter spyze en at.
Zeltsaam
Nochtans eet ghy daghelycx leckerder en bat.Ga naar voetnoot1279
Al de werelt
1280[regelnummer]
Dat komt anders bij.
Zeltsaam
Hoe?
Al de werelt
De lecker morseelenGa naar voetnoot1280
Houden my doorgaande zo vol en zat,
Dat ick walghende aan tafel zou zitten queelen,Ga naar voetnoot1282
Brachtmer gheen slicker beetkens door mijn bevelen.Ga naar voetnoot1283
Die locken my noch den vollen maagh te verladen.
1285[regelnummer]
Noch ick verwerck mijn spyze niet, als menigh wel doet.
Zeltsaam
U ontbreeckt dan appetijt?
Al de werelt
Ghy hebbet gheraden.
Zeltsaam
Nochtans zeydtmen, de beste sauce by 't ghebraden
Is appetijt, want hongher maackt rou bonen zoet.
Al de werelt
Dat is waar.
Zeltsaam
Ick hebbe al heel een ander voet,
1290[regelnummer]
Want ick eet daghelijcx met goeden apetijt.
Al de werelt
Ha, ha, he, Ick gheloofs wel! dat komt arme bloedt
Door magherman, die roert u pot met zulcken vlijt,
Dat ghy door veel etens u gordel opent noch wijt.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||
Zeltsaam
'T komt uyt gheen ghebreck. Ick had, God danck, oyt broots ghenoech,Ga naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
Maar d'arbeydt maackt dat ick hertich inden brode bijt,
Als oock 't spel opt best is, rijs ick van de tafel vroech.
Ick eet nemmermeer zat, maar hebbende mijn ghevoech,
Ga ick half zat op mijn werck, om niet te verzuymen,
Anders zoud' ick respende, slaperich sluymen.Ga naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
Het blijckt dan dat ick altijdt met lusten gheniet
Mijn slechte kost, maar ghy u leckere cruymen
Onlustigh van zadtheydt, walghende met verdriet.
Al de werelt
Dat laat ick niet toe.
Zeltsaam
Ghy doet, het is al gheschiet.
Want ghy hebt ghekent, dat de luste niet en leytGa naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Inde spyzen, maar dat de smake den luste biet.
Al de werelt
Ick kent noch.
Zeltsaam
Oock lydy dat hongher den smaack bereyt.Ga naar voetnoot1306
Al de werelt
Tis zo.
Zeltsaam
Daar ghy dan gheen tijts ten hongher toe en beydt,
Eet ick immers altijdt lustigh, maar ghy nemmermeer.
Hier zwijgh ick noch, dat ick door mijn werck en matigheydt
1310[regelnummer]
Gheen lustighe wackere ghezontheydt en ontbeer,
Daar u ledighe en gulzighe zatheydt, vol zeer
Als een onmatighe proppende vratigheydt,
Zieckte baart, met onlust, met geeuwen, met gapen,
Met verdriet, met dromen, en met onrustigh slapen.
1315[regelnummer]
Al dat ick vanden kost zeg, maghmen oock verklaren
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||
Van leckere dranck, die me gheen lust en doet rapen.
Al de werelt
Laat noodtlyke matigheydt armoets dochter varen.
Kan my dit schone kleet niet heerlijck vermaren,
By zulcken snoden rock die ghy moet oorboren?
Zeltsaam
1320[regelnummer]
Hier zijn meer zotheyden in, dan in d'ander waren.
Mijn kleedt heeft meer ghemacx, deckt oock van achter en voren
Zo werm als 't uwe, dus blijckt u kost verloren.Ga naar voetnoot1322
Al de werelt
Ghy swijght de eere.
Zeltsaam
De schande, want ghy werdt belacht.
Zegt waardy niet garen de schoonst van habyte gheacht?
Al de werelt
1325[regelnummer]
Ja ick trouwen.
Zeltsaam
Dat en mooghdy niet volstrecken,
Want altijdt vindy menschen, chierlijck boven u macht.
Wat zeg ick van menschen, die huer naactheydt bedecken
Met hovaardigh ghebreck als verwaande ghecken?
De dieren verwinnen u, met chierlijckheydt schone.
1330[regelnummer]
De Lupaart is frayer, door zuyverlyke plecken,
En den Paau spant door zijn lustighe staart de krone.
Maar dit weet elck, dus ist gheen noodt dat icx vertone.
Ghy zoeckt dan svolcx lof met schoon kleederen te dragen,
Met zyd', met bont, met chieren van uwen persone.
Al de werelt
1335[regelnummer]
Ick zoeck lust uyt elckerlijcx prijs en wel behaghen.
Het kleedt eert den man.
Zeltsaam
Antwoordt dan op mijn vraghen.
Zoudy oock wel een heerlyke gaalderye
Doen bouwen, en verchieren met maalderye,
Met marberen pilaarnen op d'antijckschen aart,
1340[regelnummer]
Breet en recht ghestreckt, na een onghefaalde rye
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||
Voor 't ghemeene volck, om huer jonste vermaart,
Tot huer behaghen, en tot uwe kosten bezwaart
Van 't ghelt dat ghy met moeyte, zorghen en vreezen
By een hebt gheraapt, vergaart en gespaart?
Al de werelt
1345[regelnummer]
Wat hangt my daar aan?
Zeltsaam
Dunckt u dit anders te wezen?
Ghy chiert straat, mart en kerck met u pomp uytghelezen,Ga naar voetnoot1346
Twelck u niet dan voor een spieghel magh verblyden.Ga naar voetnoot1347
Aanghaande 't lof en eer, hoort, dus werdy gheprezen.
Int eerst doet ghy u vanden ryken benyden,
1350[regelnummer]
Dat ghy boven huer klimt, dwelck zy niet en lyden,
Als die door u (int nadoen) nieuwe kosten ghelden.
Van d'armen hoordy lasteren, vloecken, en schelden
Als die, met den ryken, huer naacktheydt decxel ontreckt.Ga naar voetnoot1353
'T ghemeen volck spot uwer meest en prijst u zelden
1355[regelnummer]
Dat ghy u als een lamme maghere guyl bevleckt,Ga naar voetnoot1355
Met een fraay ghereyde, toom en zadel bedeckt,
Ende u doort behangsel verwaant zo blindelijck.
Ghy brengt gheen innerlyke dueghdt, die tot eere streckt,
Maar vreemde pluymen en chieraat uytwendelijck.
1360[regelnummer]
Vertoondy aldus u snoodtheydt niet schendelijck?
Dat ghy eerloos zijnde, eer door kleeren wilt halen?
Zo dooldy oock met de woning onbekendelijck,Ga naar voetnoot1362
Wie zoud' niet liever met een ruym hert zonder qualen,
Zonder zorghe, zonder ancxt, met vrueghden dalen
1365[regelnummer]
In een kleen huysken (ja in Diogenes vat)
Dan benaut van herten wonen in ruyme zalen?
Int kleen huysken boertmen, lachtmen, zingtmen, doetmer wat,Ga naar voetnoot1367
Elck dient vrolijck den ander, men zorghter voor gheen schat,
maar int groot woont zuchten, grimmen en twistigh gedruys.
1370[regelnummer]
De heer dient zijn knechts, een schadelyke last vant huys,
Met voeden en bezorghen van al dat hun noodt is.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||
Zo valt hem dit grote huys een groot verdrietigh kruys,
Recht als een schoen die veel te ruym en te groot is
Des gangers voet wrijft, wringt, en vilt tot datse bloot is
1375[regelnummer]
Doort onghemackelijck, smertigh en pijnlijck sloppen.
Oock lockt dees pompe den Prins (die 't overhoot is)Ga naar voetnoot1376
Tot schatten om 't ghemeen landts behoefte te stoppen,
Den vrundt tot gifts ontfang met gierigher kroppen,
Den vyandt tot roof ende tot overdadigheydt.
1380[regelnummer]
Vrunden moetmen onderhouden met ghestadigheydt
Van schencken, wantmense noodtlijck van doen heeft
Teghens der vyanden grote onverzadigheydt.
Recht als d'eene loghen d'ander behoeft en aankleeft,
Zo eyscht d'een gulden datmen dander voor hem gheeft
1385[regelnummer]
Om beschermt te zijn, want elck is belaghende
Des ryke mans ghelt die rijck zijnde rykelijck leeft,
Maar alle dat ick hier noch ben ghewaghende,
Pynight den mensche en is hem plaghende,
Meest uytwendelijck, oock eensdeels van binnen.
1390[regelnummer]
Zeyd' ick dan noch van de conscientie knaghende,
Die altijdt wroeght, quelt, en straft doort zondigh bekinnen
Van de wacker houwende zorghvuldighe zinnen,Ga naar voetnoot1392
Van de plompe weelde die gheen abelheyt en leert,Ga naar voetnoot1393
Vant onghenoeghen dat altijdt behoeftigh begheert,
1395[regelnummer]
Meyndy dat ick huyden al eynden zou moghen?
Ick most oock zegghen dat armoedt veel zonden ontbeert
En 't ghemoet in onschuldt vrolijck kan verhoeghen,
Dat zy zorghloos doet slapen, na arbeydts ghedoghen,
Dat naarstigh behoeven konsten leert practijckelijck,
1400[regelnummer]
En dat kleyn begheert met kleyn vernoeght, is dit loghen?
Die na der naturen leeft, leeft altijdt rykelijck.Ga naar voetnoot1401
Maar die opinie volght, wordt arm, dits blykelijck,Ga naar voetnoot1402
Want de begheert van opinie heeft eyndt noch mate,
Maar broot en water payt natuur onbeswykelijck.Ga naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
Is dit niet licht om kryghen vroech en late?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||
De rijckdom maackt behoeftigh door groten state,
Die bedrieght en kan pluymstrykers voor vrunden wennen.
Looftuyters, ja heeren en panlickers, die schennen
Die zotte ryken met verwaantheydts bederven,
1410[regelnummer]
Maar armoedt leert luttel vrunden zekerlijck kennen,
En magh uyt elckerlijcx mondt de waarheydt erven.
Rijckdom vreest dieven, rovers en sdoots doorkerven,
Die met bitterheydt in haar ghedachte komt swerven,
Armoed' is veyligh by een deel ghebroken scherven,Ga naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
Dees hoopt beters en wacht troostelijck den dagh van sterven.
| |||||||||||||||||||||||||
Derde handeling. IIJ. Uytkomen
Dienaar komt voort, die twee staan byden anderen.
Wyckt, ruymt, en schict u, volcxken, men zal hier preken.
Die kettermeester heeft gheleerden ghezondenGa naar voetnoot1417
Om elck een te verkondighen zijn ghebreken;
Oock tot dueghden te wyzen klercken en leecken.
1420[regelnummer]
Hoort wel toe, zy spreken met ghetrouwe monden
Den wille des Heeren die zy recht verkonden.
D'een is 't oude testament oyt streng ghebleken,
D'ander het nieuwe vol ghenadighe beken,
De laatste lockt tot God, d'eerst' wil misdaat wreken,
1425[regelnummer]
D'een giet scherpe wijn, d'ander oly in de wonden,
Zy waarschouwen ernstelijck, 't zijn gheen stomme honden.
Wel hem dieze hoort en ghelooft t'allen stonden.
| |||||||||||||||||||||||||
Derde handeilng. IIIJ. Uytkomen
Oude Testament. Nieuwe Testament. Zeltsaam. ende Al de werelt
[Oude Testament]
Wy keerden op aardtrijck onzen ghezichte,
Ende ziet daar waren duysternissen benaut,
1430[regelnummer]
Zo dat in donckerheydt verduystert was 't lichte.Ga naar voetnoot1430
Nieuwe Testament
Ist licht dan verdonckert, met schaduwen omschaut,
Hoe groot is de duysterheydt zelfs? (merct die schennisse).Ga naar voetnoot1432
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||
Oude Testament
Waarheydt en barmhertigheydt zijn hier al verflaut,
Men vindts niet op aardtrijck, noch gheen Gods kennisse
1435[regelnummer]
Maar vervloecking, loghen, dieft, doodtslach vol wonden,
En hoerderye (der waarheydts af wennisse).
Nieuwe Testament
Daaromme zijn wy vander waarheydt ghezondenGa naar voetnoot1437
Als Lanteernen die 't leven tuyghen, maar niet en zijn,Ga naar voetnoot1438
Op dat die inde duysterheydt t'allen stondenGa naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
Door ons mocht lichten 't volck inden doodtlyken schijn
En huer ganghen den vreedzamen wegh doen ghemoeten.
Oude Testament
Want des Heeren woordt licht, klaar, helder en fijn,
Is de Lanteerne der gheloovigher voeten.Ga naar voetnoot1443
Nieuwe Testament
Oock is alle schrift van Gode ghegheven klaar
1445[regelnummer]
Om leeren, straffen, vermanen (ende verzoeten)
In gherechtigheydt, op dat elck daar zou leven naar,
Volkomen en bequaam ter dueght (als Gods verkoren).
Oude Testament
Hoort dan, ghy Princen van Sodoma (vol sneven swaar)Ga naar voetnoot1448
En ghy, volck van Gomorra, met uwen oren
1450[regelnummer]
Het woordt des Heeren.
Nieuwe Testament
Hoort armen en rijcken!
Hoort ghy alle die ooren hebt om te horen,
Wie dees woorden hoort en doet, zalmen ghelijcken
By een wijs man die op een steen bout huys (of slot),
Dat voor wint, reghen, noch vloeden en zal wyken.
1455[regelnummer]
Dieze hoort zonder doen, bout opt zandt als een zot,
'T huys valt van storm, reghen en water inde grachten.Ga naar voetnoot1452-1456
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||
Oude Testament
Vreest.
Nieuwe Testament
Eert.
Oude Testament
Ende bemint boven al eenen God
Wt al u hert, uyt al u ziel, uyt al u krachten.
Nieuwe Testament
Dat is 't grootste ghebodt, daar by wilt niet vergheten
1460[regelnummer]
Andren als u zelfs te minnen in u ghedachten.
Dit behelst de ghantse Wet en de Propheten.Ga naar voetnoot1457-1461
Ghelooft dit, de ghelovighe magh alle dinghen.
Oude Testament
Hoopt in God, die in hem hoopt, werdt zaligh gheheten.Ga naar voetnoot1463
Nieuwe Testament
Zoeckt des menschen zoon (nu den tijdt is) gheringhen,Ga naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
Hy komt zelfs zoecken om zaligh te maken.
Zoeckt, ghy vindt, 't zal uwer zielen ruste bringhen.Ga naar voetnoot1466
Oude Testament
Ghy zult byden Hertoogh der Heydenen gheraken.Ga naar voetnoot1467
Nieuwe Testament
Ghy vint het licht des werelts, de wijsheydt des Heeren.Ga naar voetnoot1468
Oude Testament
Die zelfs rontom gaat zoecken om te ghenaken,
1470[regelnummer]
Die zijns waardigh zijn, en huer zijn kennis te leeren,Ga naar voetnoot1470
Die hem zelfs vrolijck verschijnt in zyne weghen,
Wiens begin is oprechte onderwyzings begheeren,
Hy loopt de zulcke in voorzichtigheydt teghen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||
Nieuwe Testament
Betroudy in hem, vergheven zijn u misdaden.
Oude Testament
1475[regelnummer]
Die in hem betrout en zal inder eeuwigheydt niet bewegen.Ga naar voetnoot1475
Nieuwe Testament
Want hy heeft verwonnen de werelt vol quaden,Ga naar voetnoot1476
U om niet te rechtvaardighen quam hy hem haasten,Ga naar voetnoot1477
En heeft u uyt puurder Godlyker ghenaden
Van zond', doodt, duvel en helle verlost ten laasten.Ga naar voetnoot1479
Oude Testament
1480[regelnummer]
Goods ghenade streckt op al 't menschelijck gheslacht,
Maar des menschen ontfarmen op zynen naasten.Ga naar voetnoot1481
Nieuwe Testament
Die zynen naasten bemint, heeft alle de wet volbracht,
Want die den minsten hongherighen broeder spijst,
Den dorstighen laaft, den vreemden te gaste ontfangt,
1485[regelnummer]
Den naackten kleedt, den ziecken hulp en troost bewijst,
En den ghevanghens verzoeckt, dien zal hy verblyden,
Als de ghoede metten quaden ten oordeel verrijst,Ga naar voetnoot1487
En zegghen[:] komt ghy, mijns vaders ghebenedyden,
Int rijck dat u van aanbegin is bereyt,
1490[regelnummer]
Maar diet niet en doet zal 't eeuwigh vuyr moeten lyden.Ga naar voetnoot1482-1490
Oude Testament
Zaligh is hy die zijn verstandt aan den armen leydt
Maar wie is doch deze, en wy zullen hem loven?
D'arme is oock zynen naasten een hatelijckheydt,Ga naar voetnoot1493
Yghelijcx vleesch werdt van zynen naasten ghekloven,Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Ja den man spaart zijn broeder niet met ontfarmen.
Hy keert ter rechter handt, hem honghert (om roven),
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||
Hy keert ter slincker, ydel blyven zijn darmen,
Alzo verslindt elckerlijck (met schoffierigheydt)
Het vleesch en bloedt van zijn eyghen armen,
1500[regelnummer]
Want zy groot en kleyn al zien op ghierigheydt,
Hoe wel hy die ghelt bemint, niet en werdt verzaadt,
Noch streckt dat oogh daar op met groter vierigheydt.Ga naar voetnoot1502
Nieuwe Testament
Och ziet doch voor u, hoedt u voor gierigheyd (quaadt)
Want het een afgoden dienst is (vol onwaarden),Ga naar voetnoot1503-1504
1505[regelnummer]
Ghemerckt elcx hert by zijn schat is vroegh en laat,Ga naar voetnoot1505
Dus verghadert u gheen schatten opter aarden,
Daar zy vanden roest ende motten verteren,
Daar zy oock de dieven stelen met rascher vaarden,
Maar wilt u schatten inden Hemel vermeren.Ga naar voetnoot1506-1509
1510[regelnummer]
Zorght dus niet voor dat ghy morghen drinckt of eet.
Laat oock varen d'onnutte zorghe voor kleren.
Ist edel lichaam niet beter dant snode kleedt?
Of is de ziele niet beter dan de spyzen?
Ziet opt ghevoghelt dat van gheene voorraadt en weet,
1515[regelnummer]
Ten zaydt, mayt, noch verghadert in gheender wyzen,
Dit hemelsche ghediert zorght niet als d'aartsche mieren,
Noch voetse God, hoe veel zijt ghy waarder te pryzen?
Aanmerckt de lelie onder de fiolieren,Ga naar voetnoot1518
Die niet arbeyden, niet naayen, niet en spinnen,
1520[regelnummer]
Salomon en konst hem zo heerlijck niet vercieren.
Meynt ghyt dan met chierlijckheydt haar af te winnen?
Bezorght hy 't gras aldus, wat meyndy dat hy u zal?
Zorght dan niet voor spijs en kleet met wantrouwe zinnen,
Dit doen de Heydens, maar zoeckt ghy 't rijcke Goods voor al,
1525[regelnummer]
Al 't ander werpt God u toe, die zalt u borghen,
Zoect ghy maar Goods gherechtigheyd int aartsche dal,
Zorght dus ancxtigh niet voor d'onzekere morghen.
'T was oyt ghenoegh dat elcke dagh zijn zelfs last brocht.Ga naar voetnoot1510-1528
Laat d'onwyze morghen haar zelven bezorghen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||
Oude Testament
1530[regelnummer]
Ick ben oudt gheworden zeydt David, wijslijck bedocht,
En en zach noyt een rechtvaardighe verlaten,
Noch oock niet dat zijn zaadt na broodt heeft ghezocht.Ga naar voetnoot1530-1532
Boven der zondaren rijckdommen boven maten
Is pryzelijck een weynigh met rechtvaardigheden.Ga naar voetnoot1533-1534
1535[regelnummer]
Beter is een bete broodts vrolijck te aanvaten,
Dan een huys vol slachoffer met onvreden.
Nieuwe Testament
Laat daarom lieve vrunden en dueghdt beminders,
Onder u niet hooren van gierighe zeden,
Maar weest Gods navolghers als zijn lieve kinders,
1540[regelnummer]
Wandelt inder liefden, zo Christus ons heeft bemint,Ga naar voetnoot1537-1540
Want een gierigaart (door veelreley behinders)
Int ryke Goods gheen deel met allen en vindt.Ga naar voetnoot1541-1542
Den ouden mensch legt af, vernieut in sgeests klaarheyd,
Trect aan den nieuwen mensch na 't Goddelijck beelde ghezint,
1545[regelnummer]
In gherechtigheyd, heyligheyd en in waarheyd.
Elck verwerpe de loghen om waarheydt te spreken
Met zynen Naasten als ledekens in eenpaarheydt;Ga naar voetnoot1543-1547
Verrijst vander doodt, ontwaackt die slaapt (in gebreken).
Ziet voor u broeders, wilt voorzichtelijck wandelen,
1550[regelnummer]
Niet als dwazen maar als den wyzen magh betamen.
Let op den tijdt ('t zijn quade daghen) int handelen.
Weest niet onwijs, maar wilt op Goods wille ramen.
Leert die neerstigh verstaan met den verstandelen,Ga naar voetnoot1548-1553
De vader, den zoon, den gheest, een God te zamen,
1555[regelnummer]
Wil u dit overvloedelijck gonnen, Amen.
Zy gaan binnen.
| |||||||||||||||||||||||||
Derde handeling. V uytkomen
Zeltsaam. Al de werelt.
Zeltsaam
Dat was hy buurman.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||
Al de werelt
Dat gaat door lever door longhen!
'T heeft my 't hert doordronghen inde diepste secreten.
Dat was een sermoen voor ouden en jonghen,
'T zijn Enghelsche tonghen en Hemelsche Propheten,
1560[regelnummer]
My dunckt ick hier nau een ooghenblick heb ghezeten,
Doort wijslijck uytmeten van die schrifture.
Zeltsaam
Is dat niet treffelijck, noodtlijck en nut gheweten?
Al de werelt
Ick en zals vergheten tot eenigher ure,
'T was enckel schrift, de zuyvere waarheydt pure,
1565[regelnummer]
Een stalen mure scheent in mynen ooghen,
Hoe grondelijck konden zy, lieve gebure,
In zoet en in zure de liefde betooghen
Tot God en den naasten met hert, zin en vermoghen.
Zeltsaam
Dats ongheloghen, zy hebben een Godlijck verstant.
Al de werelt
1570[regelnummer]
Hoe zijn doch die ghierighe menschen bedroghenGa naar voetnoot1570
Die eeuwelijck poghen na 't ghelt. waarlijck tis schandt!
Men moet het al verlaten, als een vreemde pandt,
Al schynet playzant. zot zijnse diet betrouwen.
Niet beters dan aalmoes te gheven met milder handt
1575[regelnummer]
Aanden armen, want wy 't ghegheven behouwen.Ga naar voetnoot1575
Al 't ander verlaatmen ter werelt met rouwen.
Die op rijckdom bouwen, huer werck en duurt niet lanck.
Wat ken ick al menighe mannen en vrouwen
Die 't gheldt als huer God aanschouwen, en minnen den klanck
1580[regelnummer]
Boven al datter is. dezer troost is kranck.
Dies weet ick Gode danck, dat hy my bet doet verstaan.
Want het aartsche goet ruymt (als de Duvel) met een stanck,Ga naar voetnoot1582
Tis lustigh int ontfanck, 't scheyden stort menighen traan.
Wat ist anders dan droom, ydelheydt, schijn en waan?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||
1585[regelnummer]
Dats daar. ick ga tuyswaarts. Buurman blijfdy hier staan
Of wildy mede?
Zeltsaam
Ick heb hier al ghedaan.
Gaat voor, ghelievet u, ick wil een stuck met u gaan.
| |||||||||||||||||||||||||
Vierde handeling. J uytkomen
Al de werelt
Helaas, nu is mijn zorghe niet al vergheefs gheweest,
Nu ist ghevallen, daar ick oyt hebbe voor ghevreest,
1590[regelnummer]
Sedert men dees kettermeester heeft vernomen.
Ick ben, als een ketter, zwaarlijck voor hem beklaaght.
Ick heb de Loghen vergheefs om bystant ghevraaght,
Die blijft int doncker en derf int licht niet komen,
Hoe zal ick verschonen mijn dubbelheydt twistigh?Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Hoe zal icx helen? hy vraaght (hoor ick) zeer listigh.Ga naar voetnoot1595
Wat raadt? wat doe ick? waar ga ick? waar kan ick lopen?
'T gheldt lijf en leven, waar zoeck ick nu voordeele?
Mijn leven en mijn doodt hangt aan zijn oordeele.
Zoud' ick dus deerlijck een korte luste bekopen?
1600[regelnummer]
Vlucht ick? of blijf ick? vlucht ick, mijn goedt is verloren.
Blijf ick, 't kost mijn lijf, dus waar 't vlieden best verkoren.
Maar waar loop ick? hy wil door al de werelt trecken.
Wat baat dan mijn vluchten? al is de loghen snel
De waarheydt (zo ick nu zie) achterhaaltse wel.
1605[regelnummer]
Loghen magh hem voor de waarheydt gheensins bedecken.Ga naar voetnoot1605
Ga ick voor hem, hy vangt my, ick koom om den hals.
Ick wilt Ghelt aan hem zeynden, die is listigh en vals.
Die kan 't recht krommen, ick kenne zijn krachten al.
Die maackt gonstighe rechters tot allen tyen.
1610[regelnummer]
Die kan den schuldighen onstrafbaar bevryen,
Dees (hoop ick) dat des rechters strengheyd verzachten zal.
| |||||||||||||||||||||||||
Vierde handeling. IJ uytkomen
Zeltsaam. Al de werelt
Al de werelt wil ingaan. Zeltsaam komt uyt gaande hem tegen, zeggende:
[Zeltsaam]
Waar heen buurman? zydy oock niet (als ick) verdaaght
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||
Voor den man te komen, die den ketters belaaght?
Wildy hier niet blyven? men wacht hem al schier.Ga naar voetnoot1614
Al de werelt
1615[regelnummer]
Daarom quam ick hier, maar nu zijn komste vertraaght,
Heb ick thuys wat vergheten, daar 't herte na jaaght.
Grote hansen komen langzaam, dats huer manier.Ga naar voetnoot1617
Ick zal my haasten, en koom voor hem noch wel hier.
| |||||||||||||||||||||||||
Vierde handeling. IIJ uytkomen
Zeltsaam
De kettermeester komt stracx, ick hebt recht geraamt.
1620[regelnummer]
Hy zal, denck ick, mijn gheloove ondertasten.Ga naar voetnoot1620
Best zeg ick waarheydt, die magh my niet belasten.
Wel hem die met des waarheydts liefde is verzaamt.
Die warachtelijck spreect wert nemmermeer beschaamt.
Zendt my daaromme uwen warachtighen gheest,
1625[regelnummer]
O Heere Jesu Christe, eeuwighe waarheydt,
U gheest onderwijs my met eenvuldigher klaarheydt,
Om te antwoorden wel vry en onbedeest,
Tot mynen welvaart, maar t' uwer glorien meest.
Nota. T'ghelt komt met den Dienaren uyt, die vier stoelen stellen ende wacht op de waarheydt, dien hy een Bilgetken vol gouden penningen inde handt steeckt . de waarheydt steeckt dat zonder achterdencken inden boezem. zit midden op de hooghste stoele voor een tafelken, dat men daar stelt . aan elcke zyde zit een vande tuyghen ende die Fiscus Memorie ghenaamt opten hoecke.
| |||||||||||||||||||||||||
Vierde handeling. IIIJ uytkomen
Waarheydt, kettermeester Fiscus. 'Tghelt
[Waarheydt, kettermeester]
Als des menschen zone komt met snelder vaarden
1630[regelnummer]
Zal hy dan oock gheloove vinden op aarden?
Och of zy eens bedaarden, die zo schendtlijck dolen.
Fisce, roept op de verdaaghden tot deze scholen.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||
Fiscus, Memorie ghenaamt
Al de werelt bely zijn gheloof onverholen.
'Tghelt
Hy heeft my bevolen, eerwaardighe Heeren,
1635[regelnummer]
Als zijn Procureur voor hem te compareren,
Zijn absentie alhier te excuseren,
Om te impetreren tot morghen toe dagh.Ga naar voetnoot1637
Want hy door nootelyke affairen niet komen en magh,
Zo mijn Heer wel mercken zal, met een oogh opslagh,
1640[regelnummer]
Na zijn behagh, int Bilget als hy thuys zal wezen.
Waarheydt
Dats waar, ghy gaafter my een, dat moetmen nu lezen.
'Tghelt
Dat zuldy best thuys doen, Heer, tot zijn ghenezen,Ga naar voetnoot1642
Nu ist goedt by dezen, om redene, ghebleven.
Waarheydt
Neen 't zal hier zijn, leest met luyder stemmen verheven.
Hy gheeft Fisco het Bilgetken
Fiscus
1645[regelnummer]
Bey hou wats dit? hier zijn gulden letters gheschreven.
Waarheydt
Wel wats dit ghelt gheven?
'Tghelt
Niet Heer, maar d'intentie
Streckt tot verzoeting van mijns meesters absentie,
Mijn Heer verteert veel, dies door 't ghelts prezentie
Zijn benevolentie hier is ghebleken.
Waarheydt
1650[regelnummer]
Neen dat komt uyt schalcke, arghlistighe treken.
Meyndy met giften mijn ooghen uyt te steken,
En 't recht te breken door zulck bedrieghlijck opstelle?
Wech met u ghelt, 't vaar met u inde helle,
Inde verdoemenisse, int eeuwigh ghequelle!
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||
1655[regelnummer]
Ghy snode ghezelle, die met valscher talen
Veel rechters verleydt, en door schencken doet dwalen,
Zo dat zy in eer, eedt, en gherechtigheydt falen,
Maackt u uyt mijn ooghen, ruymt flucx uyter zalen!
Doet u meester zelf komen, of ick doe hem halen!
| |||||||||||||||||||||||||
Vierde handeling. V uytkomen
'T ghelt beschaamt zijnde gaat stillekens binnen.
Waarheydt. Fiscus. Zeltsaam.
[Waarheydt]
1660[regelnummer]
Roept dander, terwijl wordt Al de werelt hier gheleet.
Fiscus
Zeltsaam op aarden.
Zeltsaam
Hier sta ick mijn Heeren bereedt.
Waarheydt
Zegt op dan zone, zydy een gheloovigh Christ?
Zeltsaam
Dats een zaack (mijn Heer) diemen zo licht niet en weet.
Waarheydt
Zydy ws zins dan niet zeker?
Zeltsaam
Hoort doch na 't bescheet.
1665[regelnummer]
Mijn heeren, ick heb my eertijdts ghelovigh ghegist
Maar bevandt my namaals een onghelovigh Heyden.
Ick was een mensch, die dolen mocht, en heb oock gemist.
Doe ick alzo mijn doling te recht eens wist,
Dorst ick my niet licht roemen te zijn inder weyden
1670[regelnummer]
By Christo, onder dat kleyn hoopken schapen,Ga naar voetnoot1670
Maar hoopte het vast met ancxt voor roemens verleyden.
Waarheydt
Wats u ghelove?
Zeltsaam
Al wat de Schrift ghaat verbreyden.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||
Maar zonderling bruyck ick tot mijnder zielen wapen,
De twaalf articulen der Heyligher kercken.Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Ende alzo mijn ghelove troost kan rapen
Dat Adams zond', door Christus bloedt ons niet magh bedrapen,Ga naar voetnoot1676
Als wy door doop in Christo gheplant niet meer wercken
In Adam 't quaadt, maar in Christo de gherechtigheydt.
Ick hou me dat Christus zijn ghelovighe klercken,
1680[regelnummer]
Met zijn Goddelyke macht in hem zo gaat verstercken,
Dat zijt al vermoghen in die vrye knechtigheydt,
Na dat zy eerst willigh ontfinghen zijn ghenade.
Hy dooptse int lyden zijns bloets, met plechtigheydt
En reynight met 's werelts verzaking vroech en spade.
1685[regelnummer]
In zijn doodt dodet hy noch doodtlijck al huer zonden,
Zo dat zy de zond' niet meer en dienen noch 't quade,
Oock niet meer ghehoorzamen begheerlijckheydts rade,
Maar met Christ verryzen, een nieu leven beghinnen.
Zy leven niet meer, maar Christus leeft in huer gronden,
1690[regelnummer]
Als in zijn levendighe tempelen verkoren.
Hier toe doen zy niet meer tot eenighen stonden
Dan dat zy willigh en begheerlijck in huer wonden
De zalvinghe Christi ontfanghen, niet verloren,
Zijn werck lyden en zijn Sabbath willigh vieren,
1695[regelnummer]
Daar dan huer wil, huer lust, huer begeerte moet smoren.
Christus werckt, zy lydens willigh, dies zy met behoren
Roepen uyt rechter ootmoedigheydt ghoedertieren:
Niet ons Heer, niet ons, maar uwen naam zy lof en eere!
Waarheydt
Hoe weet ghy dat? hebdyt by eenighe scholieren
1700[regelnummer]
Alzo ghelezen?
Zeltsaam
Ja Heer, in Schriftuurs pappieren.
Maar ick en verstondt niet tot dat my de Heere
Alzulcx in zware aanvechtinghe wilde verklaren.
Waarheydt
Hoe ghing dat te wercke?
Zeltsaam
Ick beminde zeere
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||
Een mensche, boven den Schepper, teghen Goods leere.
1705[regelnummer]
Het quelde my, mijn boosheydt quam my beswaren,
Ick wenschte verlossing en verzocht dickmaal den strijdt.
Mijn krachten steld' ick te werck, die onmachtigh waren,
Zy bleven verwonnen en verstroydt int vergharen.
Want niet God, maar ick zelf street tegen my zelfs met vlijt.
1710[regelnummer]
Dit ondervinden bracht wanhoop van mijn vermoghen.
Zo vertwyfeld' ick, door my zelfs te worden bevrijdt.
Ende want de Godloos gheen vrede en heeft t'eeniger tijdt,Ga naar voetnoot1712
Zocht ick der creaturen hulp die my bedroghen.
Want my alle aardtsche raadt, troost en macht faalgeerde.Ga naar voetnoot1714
1715[regelnummer]
Ick stondt gelaten, 't ghebreck heeft my gheboghen
Onder 't juck Christi, wiens goetheyt my quam voor ogen.Ga naar voetnoot1716
Die zocht zijn schaapken, dat troosteloos hulp begheerde.
Hy werp al mijn vyanden onder zyne voeten,Ga naar voetnoot1718
Daar hy my in kennisse zijnder waarheydt leerde,
1720[regelnummer]
Dat het mijn doodt was, daar blinde lust toe keerde,
Zo dat my nu grouwelt zulcke lust te ghemoeten.
Zulcx is onmoghelijck in mijn oghen gheweest.
Dit maackt my nu ghelovigher door drucx verzoeten
Met rusts bevinden.
Waarheydt
Zo kan Christi lyden boeten.
1725[regelnummer]
Dats wel, wat houdy van God en den heylighen gheest?
Zeltsaam
Och waarde Heer, wilt my daar niet dieper af vraghen.
Ick ghelooft al datmen inde Schriftuer af leest,
Die hoogheyt is zo hoogh dat mijn neerheydt daar voor vreest.
Hoe zoud' ick arm uyl den glants dier zonnen verdraghen.
1730[regelnummer]
Ick hebs oyt vast gelooft, maar noyt gaan onderzoecken.
Het zekerste dat ick daar af kan ghewaghen
Is dat icx niet en weet, noch niet en magh bejaghen.
Dit weet ick gewis, ooc dat ick met blindtheyts doecken,
Zot ben, zondigh, en quaadt, van 't hooft totten zolen,
1735[regelnummer]
(Zonder Christi ghenade) waardigh om vervloecken.
Dit weet ick warachtelijck, nochtans niet uyt boecken.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||
Waarheydt
Dats al recht zoon, hout die voet, ghy en zult niet dolen,Ga naar voetnoot1737
Ghaat thuys in vreden, blijft den Heer bevolen.
Zeltsaam gaat binnen.
| |||||||||||||||||||||||||
Vierde handeling. VJ uytkomen
Fiscus. Al de werelt. Waarheydt.
[Fiscus]
Komt voort Al de werelt, laat u hier aanschouwen.
Al de werelt
komt uyt den gardynen traaghlijck versaacht.
1740[regelnummer]
Wat belieft mijn Heeren?
Al de werelt
Ick zal Heer, en bens verwachtigh.
Waarheydt
Zydy een gheloovich Christen mensch? zegt overluydt.
Al de werelt
Zoud' ick dat niet zijn Heer? wa ja ick in trouwen.Ga naar voetnoot1743
Waarheydt
Gheloofdy dat een God is?
Al de werelt
Ja, daar wyt al af houwen.
Waarheydt
1745[regelnummer]
Dat die God ghoedt is, rechtvaardigh en almachtigh?
Al de werelt
Ghewis.
Waarheydt
Dat hy bemint, bezorght en beschermt krachtigh
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||
Zijn dienaars als zijn ooghappel, die hy niet en sluyt?
Al de werelt
Vastelijck.
Waarheydt
Dat hy den goeden d'Hemel wil gheven,
En de quaden int eeuwigh vuyr verdoemt versmachtigh?
Al de werelt
1750[regelnummer]
Onghetwyfelt.
Waarheydt
Dat ghy draaght in die sterflyke huyt
Een onsterflyke ziele, daar Goods beeld in ontspruyt?
Al de werelt
Zekerlijck Heer, en weet oock waarlijck daar beneven
Dat mijn ziel weer inden jongsten dagh zal verryzen,
Dit lichaam zal aandoen, en gaan int eeuwigh leven.
Waarheydt
1755[regelnummer]
Waar by weet ghy al dit?
Al de werelt
Het staat klaarlijck beschreven,
En hebt ghelezen, oock op stoel horen bewyzen.Ga naar voetnoot1756
Waarheydt
Ghy schijnt dan maar uyt horen zegghen te spreken
Als de blinde vande verwe, dats niet te pryzen.
Al de werelt
Neen Heer, ick weet waarlijck (tot mijn verjolyzen)Ga naar voetnoot1759
1760[regelnummer]
Al dat ghy ghevraaght hebt, tis my klaarlijck ghebleken.
Waarheydt
Men zalt haast weten. zegt my, doedy gheen neringhe?
Al de werelt
Ick doe Heer.
Waarheydt
Pleeghdy gheen valsche listighe treken?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||
Met lieghen, bedrieghen, en beloften te breken?
Met voorkoop, woecker en meyneedighe zweringhe
1765[regelnummer]
Tot ws broeders verderven om zilver en goudt?
Al de werelt
God behoed' my daar voor, twaar tegens Gods leringe.
Waarheydt
Ey snode, valsche, vermetele loghenaar stout!
Dorst ghy, dat elck een weet, zo stoutelijck verzaken?
Meynt ghy my te huyven, zo ghy den slechten wel zoudt?Ga naar voetnoot1769
1770[regelnummer]
Meyndy datmen u woordt boven dees tuyghen betrout?
U boosheydt weet ick, maar uyt u dubbelde kakenGa naar voetnoot1771
Wil icx hier horen. zegt, wat doen valscheydt en bedrogh
In al u winckels? wat zwijghdy? zoeckt ghy om schakenGa naar voetnoot1773
Nieuwe loghens, om d'oude loofwaardigh te maken?
Al de werelt
1775[regelnummer]
Neen Heere. ken ben gheen Engel, maar een mensche doch.
Met vallen en opstaan koom icker oock door.
Waarheydt
Ghy zijt eens ghevallen, en zo vlack legdy noch.
Men kent zulck u opstaan wel, 't is niet dan droch en loch,Ga naar voetnoot1778
Beveynstheydt, schoontooch, waan en schijn achter en voor.Ga naar voetnoot1779
1780[regelnummer]
Zegt op dan, bedrieghdy wel yemandt?
Al de werelt
Altemet.Ga naar voetnoot1780
Waarheydt
Ghy drinckt wel droncken?
Al de werelt
Somtijdts, na de ghemeene floer.Ga naar voetnoot1781
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||
Waarheydt
Ghy praalt zeer met kleeren?Ga naar voetnoot1782
Al de werelt
By wylen.
Al de werelt
Alst past.
Waarheydt
Is dit recht?
Al de werelt
Neen, teghen Goods wet.
Tis mijn schuldt, ick zondigh hier in, dit moet ick lyden.Ga naar voetnoot1784
Waarheydt
1785[regelnummer]
Hoe leefdy niet ghetrou, matigh, simpel, kuysch en net,Ga naar voetnoot1785
Nu God u 't contrarie verbiedt?Ga naar voetnoot1786
Al de werelt
Neen Heer ick weet bet.
Een rechtvaardigh koopman en magh nu niet bedyen.
Deed' ick zo, ick zaat voor de kerck met ghoeden luyden.Ga naar voetnoot1788
Bedelen most ick, door zulcke philosophien,
1790[regelnummer]
Oock zou my de doodt door hongher en koud' bestryen.
Waarheydt
Schier gheloofde, ja wist ghy vast (na u beduyden)Ga naar voetnoot1791
Dat God zijn dienaars bezorght, voedt en wel bewaart.
Ziedy wel hoe fijn ghy u valsheydt kondt huyden?Ga naar voetnoot1793
Ghy betrout hem niet toe, dat hy noorden en zuydenGa naar voetnoot1794
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||
1795[regelnummer]
Voor zijn rechtvaardighe dienaars kost en kleet vergaart,
Maar die als een tyran van kommer laat sterven
In zijn dienst. hoe geloofdy dan zijn Godtheydt vermaart?
Zegt noch, belooft hy niet kleedt en spijs zijn dienaars waart
Door dees ghetuyghen?
Al de werelt
Ja.
Waarheydt
Zo moeten zijt verwerven.
1800[regelnummer]
Of hem gebrack wille of macht, waandy dat hy niet wil?
Hy zal (na u ongheloof) rechtvaardigheydt derven,
Als die voetsel belooft en honger doet erven.
Zo blijckt u belydinghe valsch door twistigh gheschil.
Maar zoudy, dat hys niet en vermagh, vermoeden,
1805[regelnummer]
Zo houdy hem niet almachtigh, hier drayt de spil,Ga naar voetnoot1805
Als ghy eerst veynsde, en dacht anders int herte stil,
Dan ghy spraackt. zegt noch: wats beter na u bevroeden,
Het lijf of de ziele?
Al de werelt
De ziel Heer.
Waarheydt
Dat is recht.
Nochtans zalt kontrary uyt u herte broeden.
1810[regelnummer]
Wiens van beyder ghoed is best?
Al de werelt
Der zielen ghoeden.
Waarheydt
Welck zijn die?
Al de werelt
Doeght.
Waarheydt
Welck des lichaams?
Al de werelt
'T geldt daarmen om vecht.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||
Waarheydt
Waar door krijgtment?
Al de werelt
Zaligheydt volght doeghtlyke weghen,
Maar rijckdom werdt meest door bedroch t' zamen gehecht.
Waarheydt
Ghy zijt dubbele slaghen waardigh, ey snode knecht,
1815[regelnummer]
Weet ghy dat door genay en doeght 't best werdt verkregen,
Dat zonde ghewisselijck ter hellen doet stromen,
Dat God doeght gebiedt, en verbiedt boosheyt daar tegen,
Hoe mooghdy u bedrieghen en lieghen noch pleghen?
Waarom laat ghy den Hemel en zoeckt u verdomen?
1820[regelnummer]
Verzuymdy 't best niet, om 't snootste verghankelijck?
Of zout uyt zotheydt, slechtheydt, en simpelheyd komen?
O neen, het archst' wordt dus voor best niet ghenomenGa naar voetnoot1822
In u koopmanschap, daar is 't best ontfanckelijck.
Daar verzuymtmen gaarn stuyvers om guldens te winnen.
1825[regelnummer]
En hier zoumen 't gheschoncken goedt laten ondanckelijck
Om 't bezuurde quaadt uyt onwetenheydt kranckelijck?
Zo gheck zydy niet; of acht ghy my zo ruydt van zinnen,Ga naar voetnoot1827
Dat ick u woord gheloven zou boven u daden?
Ghy zegt dat zaligheydt door doecht is te vinnen,
1830[regelnummer]
Dat zaligheydt 't beste ghoedt is, waardigh om minnen,
Dat ghy gharen int zuyden waart, op 's Hemels paden,
En ghy spoedt u willigh noordwaarts neder ter hellen.
Wie zal u mondt gheloven, en den voet versmaden?Ga naar voetnoot1833
Dus blijckt de belyding' uws gheloofs vol quaden,
1835[regelnummer]
Verziert, ghedicht, geveynst, loghen en valsch int vertellen.
Ghy en houdt van Hemel noch hel, van God noch van ghebodt,Ga naar voetnoot1836
Maar 't ghelt is u God, daar ghady u hert op stellen,
Dat dient en mint ghy, dat doet u den armen quellen.
Al spreect ghy schoon veel met u dubbelde tong van God,
1840[regelnummer]
Van conscienci en doecht, tis al niet dan letter
Die u doden zal, de mondt lieght, daar 't herte met spot,Ga naar voetnoot1841
Zo hier uyt u woordt blijckt, en u daad bewijst, o zot.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||
Schrijft dan memori: de werelt is een quaadt besmetterGa naar voetnoot1843
Godloos, vervloeckt, arghlistigh, vol dubbeltheyden,
1845[regelnummer]
Oock een valsch, verderflijck, en hertneckigh ketter.Ga naar voetnoot1843-1845
Al de werelt
O Heer ghenade, ick zal my beteren en metter
Tijdt, van mijn verdoolde kettery scheyden.
Ontfermt mïjnder Heer, ick zal my zo bekeren.
Waarheydt
Ja, den ghelovighen verargheren en verleyden!
1850[regelnummer]
Dit bekeren heeft men al te lang zien beyden.Ga naar voetnoot1850
U moetwil terght veel te lanck de goedtheydt des Heeren.
Den dagh moet een avondt hebben, zo zult ghy mede
Noch dezen avondt. hier grijpt hem by zijn kleren,
Bint hem wel vast, dat hy zich niet en magh weren.
1855[regelnummer]
Volght my, daar ick naden Godlyken rechter trede,
De rechtvaardigheydt Goods, al waar ick hem leede.
Zo magh hem die oordelen in gherechtighede,
Na 't plackaat van d' opperste Keyzer daar ter stede
Tot straf van 's werelts boosheydt en kettersche zede.
Bode
1860[regelnummer]
Wat strengher oordeel heb ick daar horen spreken?
Wat onverbiddelijck vonnis is daar ghebleken?
Wee mijns, wat vierschaar wast, dat zy daar spanden?
Rechtvaardigheydt was rechter om onrecht te wreken,
De werelt knielde met bidden, weenen en smeken,
1865[regelnummer]
Hy zuchte, kermde, en huylde, met ghevouwen handen,
Maar zijn deerlijck ghelaat mocht het recht niet breken,
Men zal hem (sprack de rechter) levendigh steken
In een groot vuyr, en tot pulver toe verbranden.
Hoe grayd' hy! hoe kreet hy! hoe doodlijck bezwekenGa naar voetnoot1869
1870[regelnummer]
Al zijn leden doort onvermydellijck teken
Des bitteren doodts! ach hoe klapten zijn tanden!
Het deerde my. ick liet hem wanhopigh in banden
Om tavont te sterven met leelyker schanden,
Int openbaar binnen des Hemels waranden.Ga naar voetnoot1874
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||
1875[regelnummer]
Treckt dit ter herten, O menschen in d' aardtsche landen!
Wordt de werelt onghelijck, wildy niet met hem stranden.
Den dagh des Heren ghenaact, die komt hem aanranden.
Leert doegde beminnen, wordt boosheydts vyanden.
Eynde. |
|