Op zoek naar het hoogste goed
(1987)–D.V. Coornhert– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Inleiding | |
[pagina 13]
| |
I. Het leven van CoornhertGa naar eind1In 1522 werd Dirck Volckertszoon Coornhert in Amsterdam als zoon van een aanzienlijke textielkoopman geboren. Veelzijdig begaafd - schermer, fluitist, klavecimbalist, dichter, tekenaar - maar wispelturig, naar eigen zeggen, bezoekt hij de Latijnse school niet. Op zijn zestiende jaar wordt hij verliefd op een onbemiddeld Haarlems meisje, dat hem ontrouw wordt als zij de maîtresse wordt van graaf Reinoud iii van Brederode. Tegen de zin van zijn moeder en van zijn inmiddels gestorven vader trouwt hij met een oudere zuster van zijn eerste beminde, Cornelia Symons, en wordt onterfd. Op voorspraak van Anna Symons wordt hij hofmeester op het slot Batestein in Vianen, de residentie van de Brederodes. Uit de bibliotheek, goed voorzien van ketterse boeken, leest de jonge Coornhert werken van Luther, Calvijn en Menno Simons en Die Guldin Arch, Das Verbütschiert mit sieben Sigeln Verschlossene Buch en het Weltbuch van Sebastian Franck. Afkerig van het luxueuze, tumultueuze hofleven op Batestein woont hij in 1546 in Haarlem en vijftien jaar verdient hij de kost voor zich en zijn vrouw - het echtpaar is kinderloos - met etsen en graveren voor de schilder Maarten van Heemskerck. Omstreeks zijn dertigste jaar leert hij Latijn om het probleem van de erfzonde bij de kerkvaders te bestuderen. Grieks en Hebreeuws heeft hij niet geleerd. Wat betreft zijn denkbeelden over bijbel, kerk en ceremoniën is hij een spiritualist en zijn lievelingsdenkbeeld, de volmaakbaarheid, is de status nascendi gepasseerd. Met Gods genade kán de mens aan alle geboden, in Oude en Nieuwe Testament vastgelegd, tijdens zijn leven voldoen. Deze volmaakbaarheidsgedachte is leidinggevend in Coornherts leven. In 1560 begint hij, met drie vrienden, een drukkerij in Haarlem. Door Coornhert gemaakte vertalingen van De Officiis van Cicero, De Beneficiis van Seneca, van vijftig verhalen uit de Decamerone van Boccaccio - uit het Frans - en van de eerste twaalf boeken van de Odyssee - uit het Latijn - komen van de pers. In 1561 wordt hij notaris, opgeleid door Talesius, oud-secretaris | |
[pagina 14]
| |
van Erasmus. Ook wordt hij klerk op het stadhuis en in 1564 secretaris van de burgemeesters. In die functie ontmoet hij prins Willem van Oranje en hij wordt de officiële tussenpersoon tussen het gemeentebestuur en Hendrick van Brederode. Deze was in 1556 zijn vader opgevolgd en hij liet op zijn Kennemer gebied hagepreken toe. De beeldenstorm van 1566 trekt langs Haarlem, mede door Coornherts optreden. Na Alva's komst wordt hij, als adviseur van de prins en onderhandelaar met Hendrick van Brederode, in 1567 in Den Haag gevangen gezet. Hij breekt zijn belofte om 's nachts in zijn cel te zijn en vlucht naar Duitsland. Zijn bezittingen worden verbeurd verklaard. In 1572, na de bevrijding van enkele steden van de Spaanse troepen, keert hij terug en wordt secretaris van de vrije Statenvergadering van de provincie Holland. Als de geuzenaanvoerder Lumey Coornhert wil laten doden, vlucht hij naar Xanten, waar hij tot de Pacificatie van Gent blijft. Zijn veel vroeger geschreven pamflet Verschooninghe van de Roomsche afgoderije , waarin hij over de ceremoniën in Francks geest schrijft, brengt Calvijn ertoe tegen hem uit te varen, zonder echter zijn naam te noemen. Coornhert heeft geen band meer met de rooms-katholieke kerk maar ontzegt elke protestantse kerk het recht om zich kerk te noemen. In 1578 valt het eerste debat, in Delft, over de kenmerken van de ware kerk, gevolgd door een openbaar dispuut in Leiden met dominee Arnold Cornelisz. Als Coornhert verboden wordt Calvijn en Beza te citeren, breekt hij het debat af. Volgens eigen zeggen wordt de verdediging van de godsdienstvrijheid, nu vooral gericht tegen de groeiende gereformeerde onverdraagzaamheid, zijn levenstaak. In 1579 schrijft hij, op verzoek van zijn vriend Jan van Hout, stadssecretaris van Leiden, de Justificatie des Magistraets tot Leyden , waarin het vrijzinnige gemeentebestuur zijn handelwijze inzake de conflicten om Casper Coolhaes rechtvaardigt. Een verzoekschrift, door Coornhert opgesteld voor een aantal Haarlemse katholieken, waarin geklaagd wordt over de inbreuk op de hun beloofde godsdienstvrijheid, moet de schrijver verscheuren. In 1579 hadden de Staten van Holland Coornhert verboden iets op godsdienstig terrein te publiceren en daarom verschijnt zijn principiële verdediging van de godsdienstvrijheid, de Synodus van der Conscientien Vryheidt , zonder auteurs- of drukkersnaam. Het hoogtepunt van zijn leven is het openbare debat met professor | |
[pagina 15]
| |
Saravia, in 1583 in Den Haag gehouden, over de Heidelbergse Catechismus . De prins had dit debat gepromoveerd. Na enkele dagen worden de zittingen onderbroken doordat Coornhert zijn doodzieke vrouw in Haarlem bezoekt en na de hervatting verloopt het debat door de eindeloze betogen. Aan de gedachtenwisseling over het perfectisme waren de debaters nauwelijks begonnen. In juli 1584 wordt zijn vriend en beschermer prins Willem vermoord en in de herfst sterft zijn vrouw. Nu zijn beschermer gestorven is, wil een aantal gereformeerden, geleid door zijn aartsvijand dominee Donteclock, hem gevangen laten zetten. Als de reacties op zijn boek Hemelwerck zeer dreigend worden, vlucht Coornhert nog eens naar Duitsland, nu naar Emden. Daar schrijft of voltooit hij zijn bekendste werk, de Zedekunst dat is wellevenskunste , de eerste in een landstaal geschreven ethica in Europa. In 1586 acht Coornhert, ondanks het feit dat Leicester landvoogd is, de toestand minder dreigend voor zich en hij keert terug. Hij wil zich in Delft, waar zijn vriend Boomgaert woont, vestigen om zijn magnum opus, de Loci communes , een concordantie waaraan hij, met vele onderbrekingen, meer dan vijfentwintig jaar gewerkt had, af te maken. Ondanks aanvankelijke toezeggingen moet hij Delft verlaten. Hij vestigt zich in het vrijzinnige Gouda, waar zijn drukker Jasper Tournay woont. Daar schrijft hij, ‘uyt noodtdrang mijns gheweten’, het uitvoerigste boek uit zijn oeuvre, Vande Predestinatie, Verkiezinge en Verwerpinghe Godes , een samenvatting van zijn denkbeelden over ethiek en godsdienst. Het boek bevat een der meest geharnaste bestrijdingen van de gereformeerde dogmatiek ooit in Nederland geschreven. In Gouda neemt hij kennis van het boek De Constantia van Justus Lipsius. Hij bewondert het boek, wil het vertalen, maar heeft veel kritiek op Lipsius' beschouwing over het fatum. Lipsius gunt de vertaling aan Moretus, Plantijns schoonzoon, en de verwijdering tussen Lipsius en Coornhert wordt zichtbaar en wordt onherstelbaar na de publikatie, in 1589, van Lipsius' Politicorum seu civilis doctrinae libri sex . Het boek bevat, volgens Coornhert, een bedreiging voor de godsdienstvrijheid. De vurig gevoerde polemiek brengt Coornhert ertoe nog eens de godsdienstvrijheid aan de orde te stellen. Het boek heet Proces van 't Ketterdooden ende Dwangh der Conscientien , één deel gericht tegen Lipsius, één deel gericht tegen Beza's De haereticis a civili magistratu | |
[pagina 16]
| |
puniendis . Lipsius is vertoornd dat een autodidact, die in het Nederlands schrijft, hem aanvalt en hij antwoordt in Justi Lipsi adversus Dialogistam liber unus de religione . Ernstig ziek werkt Coornhert aan een antwoord. Zijn geestelijke erfgenamen vertalen het antwoord in het Latijn onder de titel Defensio processus de non occidendis haereticis . Het is een der zeer weinige vertaalde geschriften van Coornhert. Mede door Coornherts aanvallen neemt Lipsius ontslag in Leiden en bekent zich weer openlijk tot het rooms-katholieke geloof. Eind oktober 1590 sterft Coornhert, 68 jaar oud. Hij wordt in de St.-Janskerk in Gouda begraven. |
|