die zich in de laatste tijd in
zijn werk hebben verdiept en het weer toegankelijk hebben gemaakt, spreekt
Coornhert zijn lezers nu meer aan dan ooit
sedert zijn dood het geval is geweest.
Coornhert heeft geleefd in de tijd van Reformatie en Contrareformatie, hij
heeft de vestiging van de ‘gereformeerde’ kerkstaat meegemaakt en het begin
van de Tachtigjarige Oorlog. Zijn tijd was ook de tijd van renaissance en
humanisme; toen Erasmus in 1536 stierf, was
Coornhert vijftien jaar oud. In zijn werk is de stem van Erasmus en van
andere humanisten, maar vooral ook die van ‘stiefkinderen van het
christendom’ als Castellio en Sebastian Franck, zonder moeite te herkennen.
Vreemd is het niet dat Coornhert veel over vragen op het gebied van de ethiek
en vooral over gewetensvrijheid en verdraagzaamheid heeft geschreven. De
boekdrukkunst had de samenleving in vele opzichten veranderd. Iedereen kon
de bijbel lezen in zijn eigen taal - de eerste vertaling in de Nederlanden
was in 1556 de Zwingli-bijbel ‘opt alder getrouwelijcste verduytst’, vijf
jaar later verscheen de bij de calvinisten zeer geliefde ‘Deux-aes bijbel’ -
en preken en stichtelijke boeken kon men tegen redelijke prijzen kopen. Wie
zijn levenstaak naar behoren wilde verrichten, behoefde niet meer
uitsluitend te rade te gaan bij de sacramenten en preken, bij de geleerde
commentaren op Aristoteles en de bevindingen van
de Inquisitie. Iedereen kon zich thuis, in zijn eigen tijd, zonder kennis
van Grieks, Latijn en Hebreeuws en zelfs zonder zich veel aan de officiële
kerk gelegen te laten liggen, in Gods wegen verdiepen.
In ieder geval sprak het voor hen die zich bewust waren van de grote vragen
van hun tijd, niet meer vanzelf dat de traditionele organisatie van de
roomse kerk van wezenlijk belang was voor de opbouw van een betrouwbare
moraal. Men moest toch onderscheid kunnen maken tussen de vraag naar het
eeuwig heil en die naar een goed leven. Vele landen aan de westelijke kusten
van Europa waren kort voor die tijd in aanraking gekomen met een grote
verscheidenheid van niet-christelijke culturen, waarvan men niet altijd kon
zeggen dat zij in moreel opzicht onderdeden voor wat men thuis gewoon was.
De christelijke wereld zelf was uiteengevallen, de kerkhervorming had Noord-
en Zuid-Europa uit elkaar gedreven en men was zich veel meer bewust geworden
van de culturele verschillen die er altijd waren geweest, maar waaraan in de
middeleeuwen slechts een geringe betekenis was toegekend. De lage landen bij
de zee hadden de strijd aangebon-