Uande werckinghen Gods totten onwilligen ende ongeloovigen alleen.
xxx. Capittel.
VAn Godes werckingen of sijn doen in ’t algemeen tot allen menschen, ende oock in’t bysonder totten Geloovigen, is; soo veele noodich was; hier voor gheseyt: daar by mede gheroert was van Godes werckingen totten ongheloovigen menschen, daar af nu te zeggen staat, dat God den onwilligen ende ongeloovighen straftGa naar margenoot+ ten a aanschouw van hare boosheden, tot b beteringe, Ga naar margenoot+ ende (blyven sy hartneckich zich selfs verhardende) Ga naar margenoot+ met eeuwige c verderffenisse. Daar toe de Heere dan gemeenlijck zulcken rechtvaardighen middel ghebruyckt, dat hy zulcke moetwillige, verwaande, ende hartneckige misbruyckers ende verwerpers van syne zalich-makende ghenade ende gaven, haar vande zelve berooft ende d’een d zonde straft met d’andere,Ga naar margenoot+ makende alle hare zonden haar zelfs beudels