Oorsaken ende middelen vander menschen saligheyt ende verdoemenisse
(1631)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijDat inden Oorsaken ende ‘twerck, van den Val der Schepselen Godt vierde, maer d’Engelen ende mensche alleen doende waren.
| |
[Folio 90v]
| |
d. Vermetelheyt. Ga naar margenoot+ Dijne vermetelheyt heeft dy bedrogen, ende dijns herten hovaerdye. Ga naar margenoot+ Beter is datmen sie het ghene men begeert, dan te begheeren ‘tghene men niet en weet, Proverb.27.12, 22.3, 29.12. Isat.5.21. Prov.21.24. e Lustigh aenschouwen of schyngoedt. Ga naar margenoot+ Ende het Wijf sach dat de Boom goet was om eten, schoon voor ooghen, ende lustigh om t’aenschouwen. Ga naar margenoot+Maer yeghelijck wort bekoort, af getogen, ende ghelockt zijnde van zijn begheerlijckheyde. 2. Corint.11.14.2. Petr.2.18. Eccles.7.1. f Onachtsame onverstandigheyt. Ga naar margenoot+ Als onderdanige kinderen, u self niet gelyck makende die eerste begeerlyckheden uwer onwetenheyden, Ephes.4.22.2 Petr.3.17. Act.3.17, 17.30. Prover.1.22. Numer.5.6. Exod.9.21. Deut.8.11.2. Paral.26.16. Proverb.1.25. Ephes.4.18. Proverb.19.16. Matth.22.5. Hebr.2.3. g Gods waerheyt niet geloven. Ga naar margenoot+ Op dat wy by avontuyr niet en sterven. Ga naar margenoot+ Die niet en ghelooft sal sterven, Rom.11.20 1. Timoth.1.13. Roma.2.8. Ioan.5.39. etc. h De Loghen ghelooven. Ga naar margenoot+ Sy nam de vrucht ende af. Ga naar margenoot+ Het broot des logens is den Mensche soet,ende namaels sal sijnen mont met steen vervult worden, Roma.2.8. Ezech.13.19. Ioan.3.19 Iere.5.31. Psa.4.3. Isa.9.15.16.28.15. Ier.7.8.8, 5.13.25.26.30.31. Eze.13.19. etc. i Verkeert oordeel. Ga naar margenoot+ Wee u die daer segghen ‘tquade goedt, ende ‘tgoede quaet te wesen, stellende de duysternisse int licht, ende ’tlicht inde duysternissen, stellende het bitter int soete, ende ’tsoete int bittere. Ga naar margenoot+ Ist dat dijn ooghe een schalck is, soo dijn gantsche lichame duyster wesen, Genes.3.7. Prov.2, 12.13.14.15. Ioan.16.11. Prov.17.15.24.24. Ioan.3.29. Proverb.17.20.23.33.28.18.12.15, Tit.1.15. k Keer sich af van ‘tgoede. Ga naar margenoot+ Adam ende zijnWijf verberghden sich van ‘tAenghesichte des Heeren, Ierem.2.13.17.13 Proverb.1.32.2.13.8.36. Deut.32.15.18. Isai.1.4, Ierem.17.5. l Begheert het quade. Ga naar margenoot+ Sy deden quaedt voor mijnen ooghen, ende verkooren ‘tgunt ick niet en wilde. Ga naar margenoot+ Die ziele des Godloosen begeert het quade, Pro.1.22. Mich.3.2. Psa.10.51, 4, 9. Isa.66.3, 2. Ti.3, 4. Pro.27, 21. Siet meer xxxiv.9.b |
|