Lied-boeck(ca. 1575)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio K1r] [fol. K1r] xxxvij. Vande Ziel-deling ij. Op de wyze: Tyrannigh werck vol arghs ghedrongen. IN ziel en lijf bestaat die hele mensche, D'onzichtbaar ziel blyft onbederffelick. Maar tzienlick vleesch, der zotten lusten wensche Verdort als hoy in tlyden sterffelick. De ziel is Godlick schoon en eel, Het beste deel. Die tlijf ghebiedt na lust of reden Dat magh haar Wet niet overtreden. Tot wel ghebien behoeftmen wil met machte, Oock wysheyd kloeck die tdienstbaar lyf wel voert. t'Lyf heeft dat niet, maar in de ziel is krachte, Vant stil ghemoed, en die de ziel beroert. tVerstand woont in dit stil ghemoed, Dat dueghde voedt. Maar inde ziel is kracht begheerlick, Verzelt met torens kracht af keerlick. tVerstand als vooght betemt dees wilde dieren, Vermits zyn kracht lytzaam of werckelick. De eerst' ontfangt int licht des beelds vercieren, De laatste weeght en oordeelt merckelick. [Folio K1v] [fol. K1v] tLydzaam verstand ontfangt den schyn Der beelden fyn. Die sluypen in door alle wachten, Der zinnen vyf, dan zynt ghedachten. Die wacht zy nauw, als voghels inder kouwen, Vant vast herdencken datmen in haar plant. Des lerings dueghd bestaat int wel onthouwen, Vant onderwys doort werckelick verstand. Dat onderscheydt de waarheyd fyn, Van valsche schyn. Maar reden spuert aan allen hoecken Om ghoed en quaad te onderzoecken. Beneden reen is de verbeelding krachtigh Die haar ghedaant neemt uyt den zinnen// zwaar. tVoorleden beeldt zy int ghemoed aandachtigh Van alle zulx dat zy kan vinnen// daar. Op tghene dat voorleden, is, Oock heden// is. Doet zy met lust of schrick ghedencken Zy helpt ter dueghd en kan oock krencken. Tonthouden vast denckt op voorleden zaken, Maar niet op dingen die aanstaande// zyn. Dit voordacht doet hier na begheerlick haken Of angstigh duchten voor ghewaande// pyn Zo quetst de vrees den mensche meest Daar hoop gheneest. Dees krachten zynt die thert ontrusten. Waar vrees bedroeft, troost hoop met lusten. Vorige Volgende