Lied-boeck
(ca. 1575)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijOp de wyze: Psalm. 8.
xxij.
ZO wert Christus te recht in ons gheboren,
Als wy met ernst dat woord des levens horen:
En neement aan int hert ghelovigh vast:
Dan wert die waard in ons een waarde ghast.
O waarde waard hooghwaardigh woord verheven
Wy waren dood, u toekomst bracht ons tleven:
Wy waren quaad u ghoedheyd maackt ons ghoed:
Wy waren koud u liefd brant ons ghemoed.
Wy waren dood, om onse eyghen zonden:
God zendt zyn woord, ons tleven te verkonden.
Twoord hoorden haast veel doden met aandacht:
Die s'levens stem int leven heeft ghebracht.
Goods levend' woord dood eerst den ouden mensche,
Diet gherigh hoort, dan leeft de nieuw na wensche,
| |
[Folio H6r]
| |
In nieuwe dueghd, die doud' aanwenst verstoort.
Des quaadheyds dood is ghoedheyds waar gheboort.
Des waarheyds macht kan loghen heel verdryven
uyt zyn ghedacht diez' hoort en by wil blyven.
Dees kent waarheyd die krachtelick altyd,
Zulck jonger Goods warachtelick bevrydt.
In deze stryd en dood der quade lusten
Ruymt eyghen wil, des wy van zonden rusten.
Dan schept de heer door t'woord in ons verstand
Een ghoede wil die God int herte plant
Die ghoede boom brengt niet dan ghoede vruchten
Al tquaad verdwynt, daar moet de zonde vluchten.
Zulck mensch is ghoed en Godlick van natuur.
Zyn waan is wegh, waarheyd zit zelf aant stuur.
Die stuurt dan thert zo lustelick ten ghoeden
Als loghen eerst met lust na tquaad de spoeden.
D'herboren mensch is zulx vernieuwt van aard.
Zo wert Christus te recht in ons ghebaart.
|
|