Lied-boeck
(ca. 1575)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij
[Folio H2v]
| |
De arghe list kan dan niet meer bedrieghen.
Want loghens mist, haar voetzel, moet vervlieghen:
door t'zeker licht van waarheyds klaar aanschyn.
Want niemand wil int quaad bedroghen zyn.
Tghoed schynend' quaad magh zotheyd licht behaghen.
Maar vroedheyds oogh schout wyslick valsche laghen.
Diet waarlick kent en maght betrouwen niet.
Hy stemt niet toe dan dat hy zelve ziet.
Verzocht verstand kent loghens list met smerten.
Diens valsch bedrogh hy vliet met droever herten.
Maar die ghelooft de loghen hem bekent,
Is trompen waart en ziende willigh blend.
Want waarheyd trouw stelt alle ding voor oghen,
Zoot zelve is, daar door de valsche loghen,
Zo haatigh blyckt int opmercks oghe bloot,
Dat elck hem vreest, als oorzaack vande dood.
Hier toe behoeft een stadelick opmercken.
Dat vint waarheyd, in al ons wil en wercken.
Dan weetmen vast, dat (oft schoon anders schynt)
Door waarheyds trouw des loghens list verdwynt
|
|