Koornhert aan zynen H: Spieghel
ICk weet dat uwe bescheydenheyd zo luttel zoeckt na t'ydele lof der menschen: als ghy altyd des zelfs baarmoeder ware dueghde, doorloflicke zeden, zeer wel hebt benaarstight: derhalven u het ware lof des te meer vanzelfs moet navolghen: als u stadighe afkeer vande verwaande eerzucht oyt heeft ghevloden. zulck u doen uwenthalven, ende u vrundschap mynenthalven moet my hertelick verhueghen. welcke vrundschappe ende vrueghde zullen gheduren zo langhe ick leve, ende ghy u zelve ghelyck blyft. Anders zoudy u zelf in een ellendigh leven, ende my op der quaadklappers tonge brengen. Ghemerckt alle onbehoorlicheyd haar hanteerders schandelick quelt: ende allemans opspraack elcken beruchtight na zyn ghezele: volghens de spreeckwoorden, dat zonde haar eyghen roede draaght opten rugge: ende dat voghelen van eender veren te zamen vlieghen. Ghy dan zult altyd groeyen ende bloeyen in dueghden ende vrueghden, in dien ghy op hare weghen stadelick voordert, u zelve in allen verbetert, ende elck na vermoghen, nut zyt. dit maackt den mensche Goddelick, dats God ghelyck zo veel des de menschelicke nature ontfanckelick is. Hier toe als tot des menschen uyterste eynde hoort al ons doen ende laten te strecken. Het voorbeelt van zulx hebbe ick in deze 24 dochteren myns vorighen Lieds, t'uwer begheerten ghezongen, de welcke in u komende vande woorden totten wercken ghy een levende Spieghel voor anderen ter navolghinghe van u zult verstrecken ende een lustighe weghghenoot opten moeyelicken doorghang dezes Levens voor my.
V vrindt D.V. Koornhert