Lied-boeck(ca. 1575)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio E6r] [fol. E6r] xlij. Op de wyze: Psalm. 86. VAn liefd zingt myn herte veyligh, Zondigh, natuurlick, en heyligh. Zondigh mint de mensch het quaad, Dat Goods ghoedheyd zere haat. Zondigh mintmen ghoede dingen: Diemen boven God gheringen: Zo aankleeft, al zynze ons vreemd: Datmen truert als God die neemt. Hem zelf mint de mensch natuurlick Dit lockt ons tot liefd gheduurlick. Haar mildheyd elck mensch gherieft: Dan verdwynt ons eyghen liefd. Natuurlick oock oyt beminde Alle moeder haren kinde. Dat zy voedt met zorgh en vlyt Niet om haar maart kints profijt. Heyligh moetmen de Liefd pryzen: Die van d'aard om hoogh kan ryzen Daar zy lieft God boven// al Want God zelf dees loven// zal. Dees baart liefd in herte en zinnen, Die den naasten doet beminnen, Als hem zelf ter liefd van God. Dits alder gheboden slot. Vorige Volgende