Inleydinghe.
Vraghe.
Was’t niet gheseyt dat wy huyden souden handelen vander Menschen Onsaligheydt ende Saligheydt?
Antwoorde.
Het was.
Vraghe.
Oock mede vande Oorsaken, Ommestanden ende Middelen, waar door de mensche komt in, ende wederomme uyt d’Onsaligheydt ter Saligheydt.
Antwoorde.
Alsoo.
Vraghe.
Daar toe haddet ghy ghestelt vier hooftsaeken, te weten eerst d’Onsaligheyt, voorts die Verlichtinge, daar na die Zuyveringhe ende ten laatsten die Vereeniginghe, elck met haren oorsaken, Vruchten ende Ommestanden. Ist niet alsoo? Ende duncket u goet by die schickinge te blijven?
Antwoorde.
Ia.
Vraghe.
Was’t oock niet gheseydt dat ick Vraeghen, maar ghy antwoorden soudet.
Antwoorde.
Recht, maar daar by hadde ick bedonghen, dat ghy vragende dinghen die mijn verstant te boven gaan, liever soudt vernoeghen met gheene, dan met heele twijfelijcke Antwoorde.
Vraghe.
Tis sulckx, want so ongaarne als ghy onsekere antwoorde soudet geven: soo ongaarne soude ick die aannemen, veel nooder noch betrouwen moghen. Wat dunckt u nu? Soudet quaat sijn dat wy willende handelen van Goddelijcke saken, Gode selve daar inne kennen voor een milde gever alder goeder gaven, voorneemlijck van Wijsheyt, die wy nu meest in desen behoeven: ende dat wy sijne overvloeyende gaafrijckheyt, gheloovich met seker betrouwen van verkrijghen, inden Name sijns Soons volgens des selfs beloften daaromme begheerlijck bidden?
Antwoorde.
Soude dat quaat sijn? Wat mocht men beters in desen doen? Wat is ons, kennende onse Armoede des verstants, doch meerder van noode? Soo bidden wy dan, O Milde Vader, om kennisse van onse quaatheydt ende van uwe goetheyt, der Menschen hoochste wijsheyt, op dat dese niet dan noodighe ende nutte saeken en vrage, ende ick die niet dan warachtelijck ende bescheydelijck en beantwoorde? tot vernederinghe van ons beyden, ende tot verhevinghe uwes Naams door Iesum Christum onsen Heere mits verlichtinghe van uwen Heyligen Gheest der waarheyt.
Vraghe.
Amen, Amen.
Antwoorde.
So begint nu vragens in des Heeren Name.
Het Sommier inhouden deser vier gespraken vindt men achter, verstreckende een volkomen Tafele.