De dolinge van Ulysse
(1939)–D.V. Coornhert– Auteursrecht onbekendHomerus' Odysseia I-XVIII in Nederlandse verzen
[pagina 263]
| |
Beschreven in 't Grieks, door den poëet Homerum, vader ende fonteine alder poëten
| |
Voor-redenNog volge ik, Lezer, mijn eerste voornemen, in 't Latijn zijnGa naar voetnoot1 van deze gestukteGa naar voetnoot2 DuitseGa naar voetnoot3 Homero, dat ik hadde als ik 's overzette, te weten, dat ik die hemelse veerssen van den alderedelsten, ja enigen PoëetGa naar voetnoot4 niet en wilde verlammen door sterke rijmenGa naar voetnoot5 ende korte veerssen van tien ofte twaalf syllaben, zoGa naar voetnoot6 hij zelfs deurgaansGa naar voetnoot7 die gebruikt van zestien of achttien, meer arbeidende om die verstandigeGa naar voetnoot8 ende lustigeGa naar voetnoot9 energiën of kracht zijnder zoete ende sierlijke, ja zichtbare | |
[pagina 264]
| |
veerssen: - als schilderije denGa naar voetnoot10 dingen voor ogen te stellen zó dat men ze waant te zienGa naar voetnoot11, - niet te verkreupelen, dan om enigen konst in sterk gedichtGa naar voetnoot12 ende korte snede te vertonen: de woorden moeten den zinne, niet den zin de woorden dienen. Ik heb gedaan dat ik doenGa naar voetnoot13 ter tijd vermochte, vermag's iemand beide, ende lust hem den tijd te doen vanGa naar voetnoot14 Homeri edele zinne met sterk dicht sierlijk te bekleden, ik zal 't geerne zien ende den rijmer boven mijn dan prijzen. |
|