Comedie van Israel
(1590)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijDe vierde handeling.
| |
[pagina 69]
| |
Maar want mijn eerbaarheydt voor nieuwe schaamte vreest.
Zaagh ick gaarne voorhoedt. dat alleen zou vermoghen
Gods ghenade. die maackt jonstigh voor Gods oghen.
O waar die te vinden.
Iohanna.
Den begheerlijcken voet.
Loop ick begheerlijck eerst van zelf int ghemoedt
Zegt op Precatio wat is u begheren?
Precatio.
O Hemelsche Princes waardigh alder eren,
Minlijcke troostersse der bedruckten menschen
V te moghen spreken was mijns herten wenschen.
Iohanna.
Wat begheerdy?
Precatio.
De mensch die zich tot bidden bereydt,
Zal my weder zenden voor die hoghe Maiesteyt.
Daar heb ick noch onlancx zulcke schande behaalt,
Dat ick vrees voor die reys.
Iohanna.
Neen vrundinne ghy dwaalt,
Zulcke verandering is nu in Israels zaken,
Dat ghy gheen zwarigheydt in die reys hoort te maken.
Godes hooghwaardigheydt was hem voormaals onkondigh
Ook zijn onwaardigheydt vol boosheyden zondigh:
Dat maackte hem vermetel stout ende onbedacht.
T'welck u onschuldelijck in die beschaamtheydt bracht.
Ga naar margenoot+Nu kent hy na waarden die goddelijcke grootheydt,
Hy kent oock ootmoedigh zijn zondelijck snootheydt.
Dus zit neder by my. ick wil u zo toerusten,
Dat ghy daar eerlijck komt en verwerft met lusten,
Alle dat hy verzoeckt.
Precatio.
Al schickt ghy my schoon opt best,
Dat en is niet ghenoegh. want een beter Request
Moster zijn dan laastmaal. dat bracht my die schennisse.
Iohanna.
Zorght niet. dat werdt ghestelt by mijn zuster Kennisse.
Die bereydt oock voor u twee luchtighe wiecken,
Het Vasten met Aalmis voor ghezonden en ziecken.
| |
[pagina 70]
| |
Ga naar margenoot+Het vaten niet alleen op zommighe daghen,
Maar oock doort heel leven tot ondueghts vertraghen.
Niet van noodtdurftighe en ghezonde spyzen,
Maar van zonden doodtlijck, en vasten waart om pryzen.
God wil niet datmen t'lijf kranckt door nootdurfts derven,
Maar datmen de ziel sterckt, door quaey lusten te sterven.
Daarom noemtmens vasten, dats in aanvechting vast, staat,
Dit gheschiedt in stryders die manlijck onbelast, gaan,
Of onghevelt blyven van beghering van hoogheydt,
Rijckdom, eer, lijfs wellust, die smekelijck int oogh leydt.
Zo datmen vrywilligh en standtvastigh kan vasten,
Van overvloedt in spys of dranck (doodtlycke lasten)
Oock van pracht in kleeding, in huysraadt, in woninghe,
Die elck duyr bekostight tot hovaarts verthoninghe.
Ga naar margenoot+D'ander vlueghel aalmis werdt byt vasten ghepaart,
Want zy deylt den armen, den overvloedt bespaart.
Wie zyn buyck ydel vast om te vullen zyn kist,
Is ghierigh en vast niet: maar die t'ghespaarde mist,
En door liefden wtdeelt aan den rechten armen,
Die vast. zulck ontfarmer zal Godt oock ontfarmen.
Ende in zyn ghebreck beschencken rijckelijck.
Deze twee wiecken, dan zullen ghelijckelijck,
V licht ende snellijck voor den Heere draghen.
Precatio.
T'zyn wiecken die my badt, dan die eerste, behaghen.
Iohanna.
Voorts moet ick deze zack om u lichaam gorden.
Ga naar margenoot+Want hy is als een zack nu snode gheworden,
In zyn eyghen ooghen en warachtigh oordeel.
Als een ledighe zack magh hy t'zynen voordeel,
Veel gaven ontfanghen vanden milden Gode,
Die met dierbaar goeden vult zulcke zacken snode.
Ga naar margenoot+Gordt den zack dicht om t'lyf met dees bandt in trouwen,
Van verleden zonden het ghestadigh aanschouwen.
Die zal hem zyn snootheydt zo vast doen ghedincken,
Dat hy zich niet verheft, maar stadigh neer moet zincken.
Precatio.
Die rusting behaaght my, God gheef oock wieze begeckt.
Iohanna.
Ga naar margenoot+Ghy zyt een vrou, die moet heden met een hooft bedeckt,
Met kleyn verworpen stof en onnutte asschen.
| |
[pagina 71]
| |
Zijn kleynheyt moet opt hooft tot verwaantheyts afwasschen.
T'vuyr van verzoeckinghe, heeft zyn stoppelen verbrant,
Dus dient d'asch opt voorhooft, tot ontdecking van zijn schandt.
Ga naar margenoot+Laat die nieuwe schoenen u voeten bekleeden.
Want zyn lusten dierlijck wilt hy stadigh vertreden.
Zyn quade ghewoonte en wert voorts meer niet verschoont.
De doode huyt is nut tot een nieu levens ghewoont.
Een dode hondt zeydtmen dat niemandt meer en bijt.
Ende des vyandts doodt heylight voor nieuwe strijdt.
|
|