Comedie van Israel
(1590)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijD.V. Coornhert, Comedie van Israel. Z.n. [Jasper Tournay], Gouda 1590
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Amsterdam, signatuur: OTM: OK 61-782 (2), scan van Google Books
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Comedie van Israel van D.V. Coornhert uit 1590.
redactionele ingrepen
Een deel van de tekst is moeilijk leesbaar. Dat is hier telkens tussen vierkante haken aangevuld uit exemplaar Universiteitsbibliotheek Amsterdam, signatuur: OTM: OK 63-2469.
p. 3: accolades verspreid over meerdere regels kunnen in deze digitale versie niet weergegeven worden. Daarom wordt de accolade hier op iedere regel herhaald.
p. 30: dyrven → dryven: ‘en den landtzorgh laat dryven’.
p. 31: znij → zijn: ‘maar het magh oock wel zijn’.
p. 42: Ootk → Oock: ‘Oock des volcx yver zot’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (2, 84) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
Comedie van Israel.
Vertonende Israels zonden, straffinghe, belydinghe, ghebedt, beteringhe ende verlossinghe, uyt het thiende capit. Iudicum: Als een klare spieghele der teghenwoordighen tyden
Ghemaackt Anno 1575. door D. V. Coornhert.
Iob 34. 30.
Om des volcx willen laat God een Hypocrijt regeren.
Esa. 3. 4.
Ick zal huer kinderen gheven tot Vorsten, ende die verwijfde zullen huer regeren.
Esa. 58. 3. 9.
Zy zoecken my daghelijcx, ende willen mynen weghen weten als een volck dat recht doet ende den rechten zijns Godes niet en heeft verlaten etc. Dan zuldy my roepen ende de Heere zal u antwoorden, als ghy schreyen zult zal hy spreken Hier ben ick. Als ghy uwe lasten van u legt ende uwen vingher nederlaat met het lasterlijck spreken.
Esa. 65. 24.
Ende het zal wezen, dat ick hen eer zy roepen, zal verhoren: ende dewyle zy noch spreken zal ickse verhoren, de wolf ende t'lam zullen te zamen ghelijck weyden, etc.
Ghedruckt ter Goude, int Iaar 1590.