Comedie van Israel
(1590)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
Derde handeling.
| |
[pagina 52]
| |
Cogitatio.
Ga naar margenoot+Heeft ons de Heer zelve niet alder eerst verlaten?
Israel.
Neen wy verlieten Godt, door zonden, waart om haten.
Cogitatio.
Neen zo niet. hadde Godt met twyflijcker trouwen
Ons niet eerst verlaten, maar by der handt ghehouwen?
Nemmermeer waren wy door zonden afghevallen.
Ey hoe schendtlijck verliep dat spel met ons allen.
Ga naar margenoot+O of ons de tyden noch eens den meester stelden.
Hoe bitter zouden wyt den Philistijns verghelden?
Israel.
Wel ter kuer. dat is noch mijn hooghste verlanghen.
Wie weet wiens hondt noch eens den Haes zal vanghen?
Bidt voorts. ende wy hebben ghedient Baal afgryzelijck.
Cogitatio.
Hadden wy hem ghedient te recht ende wysselijck,
Wy waren nu niet arm, verdruckt en in rouwen,
Maar hadden noch rijckdom, macht en weelde behouwen.
Israel.
Ga naar margenoot+Wat nu? t'verzoecken leert dat hy was onghewis
En ons ter noodt verlaat.
Cogitatio.
Of ons Godt al zeker is?
Die (zo ghezeydt is) liet u, eer ghy hem verliet.
Wat gaf hy u oock oyt dan ellendigh verdriet?
Ga naar margenoot+Ghy weet dat Baal rijckdom, macht en weelde gaf.
Waar gheeft God zulcx? die gheeft voor goudt schuym, voor koren kaf.
Die gheeft pijnlijck ghebreck, het vervolghende kruys,
Met droeve benautheydt binnen en buytens huys.
Israel.
T'schijnt warachtigh alzo. maar men moets nu niet dencken
Onder t'bidden. helpt my, zonder dus te krencken,
Met u menighfuldigh en wijtlopigh zwerven.
Cogitatio.
Ick help u voorderen tot des Ghebedts verwerven.
Want ick doe u t'Ghebedt rechtgrondelijck verstaan.
Zonder mijn berichting waart verloren werck ghedaan.
Nu hebdy ghebeden met vernuftighe aandacht.
Zegt. meyndy dat het Godt al verhoort ofte acht?
| |
[pagina 53]
| |
Israel.
Dat weet ick trouwen niet. ick zie t'Ghebedt daar komen.
Die zal ons al zegghen wat zy heeft vernomen.
|
|