Het meisje opende de deur.
- Meisje, meisje, help mij over den drempel!
Zij hielp hem over den drempel.
- Meisje, meisje, geef mij wat eten!
Zij maakte eten gereed en gaf het hem.
- Meisje, meisje, maak een bed voor mij klaar!
Zij maakte een bed voor hem klaar.
- Meisje, meisje, vertel mij een sprookje.
En zij vertelde hem het mooiste sprookje, dat zij kende.
- Meisje, meisje, kruip in mijn linkeroor en kruip uit mijn rechteroor weer uit.
Zij kroop in het linkeroor, uit het rechteroor rees zij op, gekroond met een diadeem, in een witzijden gewaad met een gordel van rozen, zij steeg in haar gouden wagen met twaalf zilveren paarden bespannen en reed binnen in haar rijk. Maar eerst reed zij naar huis, nam afscheid van haar vader en haar stiefmoeder, schonk hun alle schatten der aarde, doch haar stiefzuster, de dochter der vrouw, gaf zij niets.
Een jaar ging voorbij. Toen zei de vrouw tot den man:
- Breng nu mijn dochter weg, je weet wel waarheen, breng haar daarheen, waar ge je eigen dochter naar toe hebt gebracht.
- Als gij dat wenscht, dacht de man, dan zal ik dat doen.
Hij spande in en reed met zijn stiefdochter naar het donkere bosch. In het bosch stond het hutje met de vriendelijke gordijnen voor het raam. De vader bracht de dochter van zijn vrouw hierbinnen, en zei:
- Wacht hier op mij, ik ga hout hakken.
Hij ging heen en deed de deur dicht. Buiten bond hij een plankje aan den berkeboom, die voor de hut stond, en reed weg, naar huis.
Het meisje wachtte en wachtte. Buiten speelde de wind met het plankje tegen den berkestam: klap, klap, klap - klop, klop, klop. Wat heeft die oude gek aan dien boom gebonden? dacht het meisje.
Maar de dag ging voorbij. Het werd avond en de zon ging onder, toen werd het donker, en het meisje wachtte nog steeds tevergeefs. Zij luisterde: tusschen de boomen bolderde het, holderdebolder, een hol geluid, daar kwam een paardekop aan. Hij liep naar het hutje, klopte op de deur en riep:
- Meisje, meisje, maak eens open!
- Doe het zelf, zei zij, zoo voornaam ben jij niet.
Hij opende de deur en vroeg:
- Meisje, meisje, draag mij over den drempel!
- Help jezelf maar, zei het meisje, zoo voornaam ben je niet.
De paardekop hielp zichzelf over den drempel, kwam binnen en vroeg: